‘Exoten kunnen ook wat toevoegen aan natuur’
Planten of dieren die – per ongeluk of expres – vanuit verre streken in de natuur worden gebracht, kunnen voor grote problemen zorgen. Dergelijke exoten staan, zeker wanneer ze ook nog eens ‘invasief’ zijn, en inheemse soorten wegdrukken, dan ook in een negatief daglicht.
Maar onderzoek in de Waddenzee laat zien dat exoten vaak ook een positieve bijdrage kunnen leveren aan de biodiversiteit. Dat schrijft een internationale groep biologen in een recente editie van het wetenschappelijk tijdschrift Marine Biodiversity .
Als voorbeeld geldt de Japanse oester. Die grote ‘neef’ van de inheemse platte oester is ooit voor de consumptie naar onze streken gehaald, in de veronderstelling dat het dier zich hier in het koude water van Noordzee en Waddenzee toch niet zou kunnen voortplanten, maar dat bleek een misrekening. Inmiddels liggen er grote riffen van deze exotische oesters in zowel de Waddenzee als de Delta.
In eerste instantie waren biologen bang dat deze soort de inheemse schelpdieren zou wegdrukken, maar dat is niet gebeurd. De enorm grote Japanse oesters concurreren wel om voedsel met andere schelpdieren die algen uit het water willen filteren. Toch zijn er geen inheemse schelpdieren verdwenen door de komst van deze soort.
De riffen van Japanse oesters vormen inmiddels wel een basis waarvan heel veel andere organismen profiteren. De oesterriffen zijn een basis geworden voor de vestiging van nieuwe mosseltjes. Die vinden in zo’n rif bescherming tegen bijvoorbeeld krabben. Op eenzelfde manier zien we dat rond exotisch Japans bessenwier meer biodiversiteit voorkomt dan rond inheemse wieren.
In de week van de invasieve exoten, die dit jaar van 16 tot en met 25 juni wordt ‘gevierd’, vragen de organisatoren vooral aandacht voor de problemen die exoten kunnen veroorzaken. Zo is de overlast door een plant als de Japanse duizendknoop niet te overschatten. Op veel plaatsen in Europa zorgt deze van oorsprong Aziatische plant voor problemen met gebouwen, dijken of andere bouwwerken. Aan de andere kant van de wereld, in Australië, wordt de reuzenpad gezien als één van de meest schadelijke geïntroduceerde exoten ter wereld.
Maar onderzoek in de Waddenzee laat zien dat exoten vaak ook een positieve bijdrage kunnen leveren aan de biodiversiteit. Dat schrijft een internationale groep biologen in een recente editie van het wetenschappelijk tijdschrift Marine Biodiversity .
Als voorbeeld geldt de Japanse oester. Die grote ‘neef’ van de inheemse platte oester is ooit voor de consumptie naar onze streken gehaald, in de veronderstelling dat het dier zich hier in het koude water van Noordzee en Waddenzee toch niet zou kunnen voortplanten, maar dat bleek een misrekening. Inmiddels liggen er grote riffen van deze exotische oesters in zowel de Waddenzee als de Delta.
In eerste instantie waren biologen bang dat deze soort de inheemse schelpdieren zou wegdrukken, maar dat is niet gebeurd. De enorm grote Japanse oesters concurreren wel om voedsel met andere schelpdieren die algen uit het water willen filteren. Toch zijn er geen inheemse schelpdieren verdwenen door de komst van deze soort.
De riffen van Japanse oesters vormen inmiddels wel een basis waarvan heel veel andere organismen profiteren. De oesterriffen zijn een basis geworden voor de vestiging van nieuwe mosseltjes. Die vinden in zo’n rif bescherming tegen bijvoorbeeld krabben. Op eenzelfde manier zien we dat rond exotisch Japans bessenwier meer biodiversiteit voorkomt dan rond inheemse wieren.
In de week van de invasieve exoten, die dit jaar van 16 tot en met 25 juni wordt ‘gevierd’, vragen de organisatoren vooral aandacht voor de problemen die exoten kunnen veroorzaken. Zo is de overlast door een plant als de Japanse duizendknoop niet te overschatten. Op veel plaatsen in Europa zorgt deze van oorsprong Aziatische plant voor problemen met gebouwen, dijken of andere bouwwerken. Aan de andere kant van de wereld, in Australië, wordt de reuzenpad gezien als één van de meest schadelijke geïntroduceerde exoten ter wereld.
Geen opmerkingen: