Hoe de strijd tegen het water onze identiteit heeft gevormd
Velen beschouwen de strijd tegen het water als de kern van de Nederlandse identiteit. In haar oratie op 2 november aan de Radboud Universiteit bespreekt Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis, hoe dit beeld al eeuwenlang in stand wordt gehouden en hoe deze strijd onze identiteit gevormd heeft.
De strijd tegen het water is actueler dan ooit: door klimaatverandering stijgt de zeespiegel en ook Nederland zal zich voor moeten bereiden. De actuele zorgen over het stijgende waterpeil staan in een lange traditie: de geschiedenis van Nederland is onlosmakelijk verbonden met overstromingen en watersnoodrampen. Denk aan de Sint-Elisabethsvloed van 1421, de Kerstvloed van 1717 of de watersnoodramp van 1953.
Die strijd tegen het water heeft in de loop der eeuwen onze identiteit vormgegeven. Hoe komt dat dit in onze identiteit verankerd zit? In haar oratie bespreekt Jensen vier pijlers waarop het wij-gevoel steunt: het vaste beeldrepertoire, de rol van het koningshuis, de liefdadigheid en de nationale herinneringscultuur. Ze laat zien dat de als typisch Nederlands beschouwde strijd tegen het water een culturele constructie is, die bij vlagen heroïsche en mythische proporties aanneemt.
Jensen: ‘Zo zie je bijvoorbeeld altijd dezelfde beelden terugkomen in media. Een klassiek beeld is het kindje in een wieg dat gered wordt.’ Wie ook altijd een rol speelt bij een watersnoodramp is de vorst. ´Vorsten gaan er altijd als eerste op af: al vanaf Lodewijk Napoleon, die in 1809 bij een watersnoodramp in de Betuwe ter plaatse was, tot onze huidige koning.’
Ander aspect is onze herinneringscultuur rond het water, bijvoorbeeld in de vorm van bepaalde volkshelden. Neem Hansje Brinker die zijn vinger in de dijk stak bij Haarlem en een heel dorp redde. ‘Overigens een fictieve volksheld, want hij heeft niet bestaan.’ Ook zijn er in inmiddels vele memorabilia te koop in ons land. ‘Zo kun je in Groningen een watersnoodbiertje krijgen dat herinnert aan de kerstvloed van 1717.’
Nederland heeft ook een traditie in liefdadigheidsacties voor ondergelopen gebieden. Met soms grote uitschieters van barmhartigheid. ‘In 1809 liep het hele rivierengebied onder. Nederland gaf toen omgerekend naar nu 7,2 miljoen aan de slachtoffers. Echt een enorm bedrag voor die tijd.’
De strijd tegen het water is actueler dan ooit: door klimaatverandering stijgt de zeespiegel en ook Nederland zal zich voor moeten bereiden. De actuele zorgen over het stijgende waterpeil staan in een lange traditie: de geschiedenis van Nederland is onlosmakelijk verbonden met overstromingen en watersnoodrampen. Denk aan de Sint-Elisabethsvloed van 1421, de Kerstvloed van 1717 of de watersnoodramp van 1953.
Die strijd tegen het water heeft in de loop der eeuwen onze identiteit vormgegeven. Hoe komt dat dit in onze identiteit verankerd zit? In haar oratie bespreekt Jensen vier pijlers waarop het wij-gevoel steunt: het vaste beeldrepertoire, de rol van het koningshuis, de liefdadigheid en de nationale herinneringscultuur. Ze laat zien dat de als typisch Nederlands beschouwde strijd tegen het water een culturele constructie is, die bij vlagen heroïsche en mythische proporties aanneemt.
Jensen: ‘Zo zie je bijvoorbeeld altijd dezelfde beelden terugkomen in media. Een klassiek beeld is het kindje in een wieg dat gered wordt.’ Wie ook altijd een rol speelt bij een watersnoodramp is de vorst. ´Vorsten gaan er altijd als eerste op af: al vanaf Lodewijk Napoleon, die in 1809 bij een watersnoodramp in de Betuwe ter plaatse was, tot onze huidige koning.’
Ander aspect is onze herinneringscultuur rond het water, bijvoorbeeld in de vorm van bepaalde volkshelden. Neem Hansje Brinker die zijn vinger in de dijk stak bij Haarlem en een heel dorp redde. ‘Overigens een fictieve volksheld, want hij heeft niet bestaan.’ Ook zijn er in inmiddels vele memorabilia te koop in ons land. ‘Zo kun je in Groningen een watersnoodbiertje krijgen dat herinnert aan de kerstvloed van 1717.’
Nederland heeft ook een traditie in liefdadigheidsacties voor ondergelopen gebieden. Met soms grote uitschieters van barmhartigheid. ‘In 1809 liep het hele rivierengebied onder. Nederland gaf toen omgerekend naar nu 7,2 miljoen aan de slachtoffers. Echt een enorm bedrag voor die tijd.’
Geen opmerkingen: