Toename van extremen vraagt om intensieve monitoring van rivieren
Door klimaatverandering en verandering in landgebruik zegt het verleden weinig over toekomstige extreme afvoeren van rivieren. Een slimme gecombineerde aanpak van monitoring en beheer van deltagebieden verhoogt de veiligheid, houdt vaargeulen bevaarbaar, voorziet in zoetwatervoorziening en versterkt de biodiversiteit. Dat zegt prof.dr. Ton Hoitink in zijn intreerede als persoonlijk hoogleraar aan Wageningen University & Research op 25 januari.
Voor Nederland maar ook voor ander deltagebieden op de wereld is het beheer van de rivierstromen van levensbelang. In het ‘wild’ zijn rivieren geen vast ingebedde verdiepingen van het landschap, gevuld met water. ”Rivieren zijn beweeglijk”, zegt de nieuwe persoonlijk hoogleraar bij de leerstoelgroep Hydrologie en kwantitatief waterbeheer in Wageningen. “Door erosie en afzettingen verandert de bedding voortdurend. Dat betekent dat zandbanken ontstaan en opschuiven, duinen aangroeien en de hele rivier zelfs zijwaarts kan opschuiven.”
De hoeveelheden water en sediment die meestromen bepalen of er erosie, dan wel sedimentatie optreedt. Komt er meer sediment in het water dan de rivier kan dragen, dan zakken de zwaardere deeltjes naar de bodem of hechten zich op de oevers; komt er minder sediment de rivier in, dan treedt er erosie op. De bodem en oevers slijten dan uit en nemen de bodemdeeltjes mee stroomafwaarts.
Met name in de Nederlandse rivieren, die gezamenlijk één delta vormen, staat de veiligheid voorop. De rivieren zijn via kribben en oeverbescherming gefixeerd in het landschap. In dat gebied moet het rivierwater, ook bij hoge extremen, worden opgevangen, is er scheepvaart, zijn er opties om zand voor de bouw te exploiteren en is er ruimte voor biodiversiteit. In deltagebieden dichter bij de kust, speelt bovendien het binnendringen van zout zeewater via de rivierarmen. Het zilte water kan via de rivieren diep het land indringen, vooral over de bodem, omdat zout water zwaarder is dan zoet water. Vooral bij een hoge vloed en een lage rivierafvoer, zoals in hete zomers, kan dan de drinkwatervoorziening in gevaar komen vanwege verzilting. Denk daarbij ook aan water voor irrigatie en industrieel gebruik.
“Om veiligheid, bevaarbaarheid, drinkwatervoorziening, zandwinning, biodiversiteit in een ingedijkt deltagebied, zoals in Nederland, intact te houden of zelfs te versterken, zijn slimme oplossingen en intensieve monitoring nodig,” zegt prof. Hoitink. Een even eenvoudig als effectief project is een serie van langsdammen in de Waal – lange, lage dammen tussen de oever en het midden van de rivier, over een lengte van 10 kilometer. Deze parallel aan de rivier lopende dammen kunnen mogelijk een alternatief vormen voor de kribben, die dwars op de rivier liggen. Met een longitudinale dam stijgt het waterniveau bij lage standen en daalt het niveau bij hoog water. Bovendien ontstaat er tussen de dam en de oever een natuurlijke omgeving voor waterflora en fauna. “Hoe dat proces zich ontwikkelt is bijzonder moeilijk te voorspellen. Dat hangt sterk af van de uitwisseling van water en sediment van de hoofdstroom richting het zijkanaal. Daar doen we nu metingen aan,” zegt prof. Hoitink.
Soms hebben rivieren onverwachte geheimen. Een voorbeeld is de rivier Mahakam op Borneo. Daar zagen we dat er sedimentafzettingen plaatshadden in de buitenbocht – volstrekt tegen de ’regels‘ in. En erosie vond plaats in de binnenbocht. Al net zo’n overtreding. “Onze nadere studie van die scherpe bocht in de rivier leerde dat er ontzettend diep uitgeschuurde holtes in de bodem aanwezig waren, tot wel vijftig meter diep. Spectaculair,” aldus prof. Hoitink.
Voor Nederland maar ook voor ander deltagebieden op de wereld is het beheer van de rivierstromen van levensbelang. In het ‘wild’ zijn rivieren geen vast ingebedde verdiepingen van het landschap, gevuld met water. ”Rivieren zijn beweeglijk”, zegt de nieuwe persoonlijk hoogleraar bij de leerstoelgroep Hydrologie en kwantitatief waterbeheer in Wageningen. “Door erosie en afzettingen verandert de bedding voortdurend. Dat betekent dat zandbanken ontstaan en opschuiven, duinen aangroeien en de hele rivier zelfs zijwaarts kan opschuiven.”
De hoeveelheden water en sediment die meestromen bepalen of er erosie, dan wel sedimentatie optreedt. Komt er meer sediment in het water dan de rivier kan dragen, dan zakken de zwaardere deeltjes naar de bodem of hechten zich op de oevers; komt er minder sediment de rivier in, dan treedt er erosie op. De bodem en oevers slijten dan uit en nemen de bodemdeeltjes mee stroomafwaarts.
Met name in de Nederlandse rivieren, die gezamenlijk één delta vormen, staat de veiligheid voorop. De rivieren zijn via kribben en oeverbescherming gefixeerd in het landschap. In dat gebied moet het rivierwater, ook bij hoge extremen, worden opgevangen, is er scheepvaart, zijn er opties om zand voor de bouw te exploiteren en is er ruimte voor biodiversiteit. In deltagebieden dichter bij de kust, speelt bovendien het binnendringen van zout zeewater via de rivierarmen. Het zilte water kan via de rivieren diep het land indringen, vooral over de bodem, omdat zout water zwaarder is dan zoet water. Vooral bij een hoge vloed en een lage rivierafvoer, zoals in hete zomers, kan dan de drinkwatervoorziening in gevaar komen vanwege verzilting. Denk daarbij ook aan water voor irrigatie en industrieel gebruik.
“Om veiligheid, bevaarbaarheid, drinkwatervoorziening, zandwinning, biodiversiteit in een ingedijkt deltagebied, zoals in Nederland, intact te houden of zelfs te versterken, zijn slimme oplossingen en intensieve monitoring nodig,” zegt prof. Hoitink. Een even eenvoudig als effectief project is een serie van langsdammen in de Waal – lange, lage dammen tussen de oever en het midden van de rivier, over een lengte van 10 kilometer. Deze parallel aan de rivier lopende dammen kunnen mogelijk een alternatief vormen voor de kribben, die dwars op de rivier liggen. Met een longitudinale dam stijgt het waterniveau bij lage standen en daalt het niveau bij hoog water. Bovendien ontstaat er tussen de dam en de oever een natuurlijke omgeving voor waterflora en fauna. “Hoe dat proces zich ontwikkelt is bijzonder moeilijk te voorspellen. Dat hangt sterk af van de uitwisseling van water en sediment van de hoofdstroom richting het zijkanaal. Daar doen we nu metingen aan,” zegt prof. Hoitink.
Soms hebben rivieren onverwachte geheimen. Een voorbeeld is de rivier Mahakam op Borneo. Daar zagen we dat er sedimentafzettingen plaatshadden in de buitenbocht – volstrekt tegen de ’regels‘ in. En erosie vond plaats in de binnenbocht. Al net zo’n overtreding. “Onze nadere studie van die scherpe bocht in de rivier leerde dat er ontzettend diep uitgeschuurde holtes in de bodem aanwezig waren, tot wel vijftig meter diep. Spectaculair,” aldus prof. Hoitink.
Geen opmerkingen: