Schadelijke lozingen van afvalwater op het riool blijven vaak buiten beeld
De kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland staat steeds verder onder druk. Onlangs trokken zowel RIWA-Maas als RIWA-Rijn – verenigingen van drinkwaterbedrijven die de rivieren gebruiken voor de productie van drinkwater – aan de bel over de toenemende hoeveelheid schadelijke stoffen die in de rivieren wordt aangetroffen. Een belangrijke oorzaak hiervan zijn lozingen van afvalwater. Met name het lozen van persistente, mobiele en toxische stoffen zoals PFAS vormt een bedreiging voor mens en milieu.
De meeste lozingen van afvalwater vinden plaats op de riolering. Deze indirecte lozingen moeten voldoen aan strenge eisen. Een van de vereisten is dat de stoffen in het afvalwater de werking van een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) niet mogen verstoren. Toch vinden de voor de rioolwaterzuiveringen verantwoordelijke waterschappen steeds vaker stoffen in het water die bij de zuivering moeilijk te verwijderen zijn, zegt Erwin. "Onze rwzi’s hebben het steeds zwaarder te verduren. Dit komt onder meer door stoffen die worden geloosd door bedrijven.
Hoe groot het aandeel van ongewenste stoffen uit bedrijfslozingen precies is, is lastig te zeggen. Het probleem is namelijk dat er weinig grip is op indirecte lozingen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor indirecte lozingen. De vergunningverlening, het toezicht en de handhaving hebben ze uitbesteed aan omgevingsdiensten. In de praktijk blijkt dat deze taken niet bij elke omgevingsdienst even hoog op het lijstje staan. Dat is niet per se de schuld van de diensten zelf, maar heeft vooral te maken met bestuurlijke prioriteiten. Als gemeenten weinig geld vrijmaken voor de aanpak van lozingen, hebben omgevingsdiensten ook minder middelen voor het inzetten van mensen voor controles en om te investeren in kennis over stoffen."
Een ander probleem is dat omgevingsdiensten allemaal op een andere manier werken. Elke dienst heeft een eigen systeem waarop ze hun data verwerken. Dat maakt het heel lastig om een goed overzicht te krijgen van alle indirecte lozingen, voor zover deze informatie al beschikbaar is.
De Omgevingswet maakt het aanpakken van het probleem er niet eenvoudiger op. De wet geeft bevoegde gezagen meer ruimte om landelijke regels aan te scherpen of uit te breiden. Gemeenten kunnen dat doen in de omgevingsvergunning. Dat klinkt positief, want je kunt beter sturen op stoffen die relevant zijn. Maar dat werkt alleen als waterkwaliteit hoog op de agenda staat.
De meeste lozingen van afvalwater vinden plaats op de riolering. Deze indirecte lozingen moeten voldoen aan strenge eisen. Een van de vereisten is dat de stoffen in het afvalwater de werking van een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) niet mogen verstoren. Toch vinden de voor de rioolwaterzuiveringen verantwoordelijke waterschappen steeds vaker stoffen in het water die bij de zuivering moeilijk te verwijderen zijn, zegt Erwin. "Onze rwzi’s hebben het steeds zwaarder te verduren. Dit komt onder meer door stoffen die worden geloosd door bedrijven.
Hoe groot het aandeel van ongewenste stoffen uit bedrijfslozingen precies is, is lastig te zeggen. Het probleem is namelijk dat er weinig grip is op indirecte lozingen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor indirecte lozingen. De vergunningverlening, het toezicht en de handhaving hebben ze uitbesteed aan omgevingsdiensten. In de praktijk blijkt dat deze taken niet bij elke omgevingsdienst even hoog op het lijstje staan. Dat is niet per se de schuld van de diensten zelf, maar heeft vooral te maken met bestuurlijke prioriteiten. Als gemeenten weinig geld vrijmaken voor de aanpak van lozingen, hebben omgevingsdiensten ook minder middelen voor het inzetten van mensen voor controles en om te investeren in kennis over stoffen."
Een ander probleem is dat omgevingsdiensten allemaal op een andere manier werken. Elke dienst heeft een eigen systeem waarop ze hun data verwerken. Dat maakt het heel lastig om een goed overzicht te krijgen van alle indirecte lozingen, voor zover deze informatie al beschikbaar is.
De Omgevingswet maakt het aanpakken van het probleem er niet eenvoudiger op. De wet geeft bevoegde gezagen meer ruimte om landelijke regels aan te scherpen of uit te breiden. Gemeenten kunnen dat doen in de omgevingsvergunning. Dat klinkt positief, want je kunt beter sturen op stoffen die relevant zijn. Maar dat werkt alleen als waterkwaliteit hoog op de agenda staat.
Geen opmerkingen: