Gezamenlijke kennis helpt conflicten in Waddengebied beheersen
De Nederlandse Waddenkust is een uniek natuurgebied, dat sinds de zestiger jaren steeds sterker beschermd wordt. Het beheer van natuur botst soms met benutting van het gebied voor bijvoorbeeld visserij, recreatie en kustverdediging. Promovendus Franke van der Molen onderzocht hoe betrokken partijen, ondanks botsende belangen, toch succesvol conflicten oplossen. Intensief overleg, heldere spelregels en gezamenlijke kennis zijn essentiële ingrediënten, aldus Van der Molen. Hij promoveert op 13 januari 2017 op zijn onderzoek naar de rol van kennis in het beheer van de kust.
Franke van der Molen bestudeerde voorbeelden waarin belangen van natuurbeheer botsten met de belangen van gebruikers van het Waddengebied: zandsuppletie, vaarrecreatie en de mosselvisserij. Wetenschappelijke kennis speelt een grote rol in dergelijke controverses. Het gezamenlijk opbouwen en uitwisselen van kennis helpt om conflicten te beheersen, en kan bijdragen aan het omgaan met de onvoorspelbaarheid van de natuur.
De mosselvisserij was de afgelopen twee decennia onderwerp van hevige discussie tussen vissers en natuurbeschermers. Hun verschillende perspectieven op de waddennatuur leidden tot conflicten over de invloed en toelaatbaarheid van de visserij. Van der Molen onderzocht hoe het mogelijk is dat deze partijen sinds 2008 toch samenwerken aan duurzamere vormen van mosselvisserij.
Van der Molen: ‘Er speelden veel factoren een rol die deze transitie in gang zetten, maar een mijlpaal is het gezamenlijke convenant in dat jaar. De partijen kwamen samen tot een doelstelling, een omschakeling naar duurzame mosselvisserij in 2020, en spraken spelregels af voor een werkbaar samenwerkingsproces. Zo werden overleg en kennisuitwisseling verkozen boven geschilbeslechting via de rechter. Daarnaast kozen de partijen om het gezamenlijke doel van een duurzame mosselvisserij te bereiken via een leren-door-doen-benadering. Hoewel de partijen het nooit helemaal met elkaar eens zullen zijn, leverde deze aanpak wel een werkbare situatie op met minder conflict.’
In het geval van de mosselvisserij werden wederzijds wantrouwen en onbegrip mede veroorzaakt door gescheiden kennissystemen. Van der Molen legt uit: ‘De betrokken partijen hadden elk hun eigen kennisinfrastructuur met een eigen netwerk van deskundigen en onderzoeksinstituten. Daarbij zijn mosselkwekers geïnteresseerd in kennis over hoe ze hun werk kunnen optimaliseren, terwijl natuurbeschermers willen weten hoe het ecosysteem hersteld kan worden. Hierdoor kan het zijn dat een onderzoeksrapport van de ene partij door de andere partij heel anders wordt geïnterpreteerd of überhaupt niet wordt geaccepteerd.’
De oplossing ligt volgens Van der Molen in gezamenlijke kennisontwikkeling en waarheidsvinding: ‘Het is allereerst van belang vast te stellen welke kennis nodig is, om vervolgens samen met deskundigen waarin alle betrokken partijen vertrouwen hebben, die kennis op te bouwen en te benutten. Betrokkenheid van de partijen in alle fasen van kennisontwikkeling is daarbij cruciaal. Zo ontstaat een gedragen kennisbasis.
De samenwerking tussen Rijkswaterstaat en natuurorganisaties op het gebied van zandsuppleties – om de erosie van de kust tegen te gaan – is een mooi voorbeeld. Rijkswaterstaat en natuurorganisaties hadden uiteenlopende ideeën en vragen over het effect van zandsuppleties op de natuur. Door in een samenwerkingsverband onderzoek te doen ontwikkelen ze kennis die bruikbaar is voor het kustbeheer en die tegelijkertijd tegemoetkomt aan de vragen en zorgen van de natuurorganisaties.
Juist het samen verwerven en uitwisselen van kennis biedt ook mogelijkheden om met de dynamiek en onvoorspelbaarheid van natuurlijke systemen om te gaan. Van der Molen: ‘Welke delen van de Waddenzee door vogels en zeehonden worden gebruikt om te rusten en foerageren verandert constant. Door vrijwilligers van natuur- en recreantenorganisaties te betrekken in monitoring en door onderlinge kennisuitwisseling komt er meer kennis over veranderingen in de natuur beschikbaar. Daarmee kunnen gebieden flexibeler worden opengesteld voor recreanten of gesloten om verstoringen tegen te gaan. Zo wordt het beter mogelijk om gebruik en bescherming te combineren op een manier die meebeweegt met natuurlijke dynamiek.’
Franke van der Molen bestudeerde voorbeelden waarin belangen van natuurbeheer botsten met de belangen van gebruikers van het Waddengebied: zandsuppletie, vaarrecreatie en de mosselvisserij. Wetenschappelijke kennis speelt een grote rol in dergelijke controverses. Het gezamenlijk opbouwen en uitwisselen van kennis helpt om conflicten te beheersen, en kan bijdragen aan het omgaan met de onvoorspelbaarheid van de natuur.
De mosselvisserij was de afgelopen twee decennia onderwerp van hevige discussie tussen vissers en natuurbeschermers. Hun verschillende perspectieven op de waddennatuur leidden tot conflicten over de invloed en toelaatbaarheid van de visserij. Van der Molen onderzocht hoe het mogelijk is dat deze partijen sinds 2008 toch samenwerken aan duurzamere vormen van mosselvisserij.
Van der Molen: ‘Er speelden veel factoren een rol die deze transitie in gang zetten, maar een mijlpaal is het gezamenlijke convenant in dat jaar. De partijen kwamen samen tot een doelstelling, een omschakeling naar duurzame mosselvisserij in 2020, en spraken spelregels af voor een werkbaar samenwerkingsproces. Zo werden overleg en kennisuitwisseling verkozen boven geschilbeslechting via de rechter. Daarnaast kozen de partijen om het gezamenlijke doel van een duurzame mosselvisserij te bereiken via een leren-door-doen-benadering. Hoewel de partijen het nooit helemaal met elkaar eens zullen zijn, leverde deze aanpak wel een werkbare situatie op met minder conflict.’
In het geval van de mosselvisserij werden wederzijds wantrouwen en onbegrip mede veroorzaakt door gescheiden kennissystemen. Van der Molen legt uit: ‘De betrokken partijen hadden elk hun eigen kennisinfrastructuur met een eigen netwerk van deskundigen en onderzoeksinstituten. Daarbij zijn mosselkwekers geïnteresseerd in kennis over hoe ze hun werk kunnen optimaliseren, terwijl natuurbeschermers willen weten hoe het ecosysteem hersteld kan worden. Hierdoor kan het zijn dat een onderzoeksrapport van de ene partij door de andere partij heel anders wordt geïnterpreteerd of überhaupt niet wordt geaccepteerd.’
De oplossing ligt volgens Van der Molen in gezamenlijke kennisontwikkeling en waarheidsvinding: ‘Het is allereerst van belang vast te stellen welke kennis nodig is, om vervolgens samen met deskundigen waarin alle betrokken partijen vertrouwen hebben, die kennis op te bouwen en te benutten. Betrokkenheid van de partijen in alle fasen van kennisontwikkeling is daarbij cruciaal. Zo ontstaat een gedragen kennisbasis.
De samenwerking tussen Rijkswaterstaat en natuurorganisaties op het gebied van zandsuppleties – om de erosie van de kust tegen te gaan – is een mooi voorbeeld. Rijkswaterstaat en natuurorganisaties hadden uiteenlopende ideeën en vragen over het effect van zandsuppleties op de natuur. Door in een samenwerkingsverband onderzoek te doen ontwikkelen ze kennis die bruikbaar is voor het kustbeheer en die tegelijkertijd tegemoetkomt aan de vragen en zorgen van de natuurorganisaties.
Juist het samen verwerven en uitwisselen van kennis biedt ook mogelijkheden om met de dynamiek en onvoorspelbaarheid van natuurlijke systemen om te gaan. Van der Molen: ‘Welke delen van de Waddenzee door vogels en zeehonden worden gebruikt om te rusten en foerageren verandert constant. Door vrijwilligers van natuur- en recreantenorganisaties te betrekken in monitoring en door onderlinge kennisuitwisseling komt er meer kennis over veranderingen in de natuur beschikbaar. Daarmee kunnen gebieden flexibeler worden opengesteld voor recreanten of gesloten om verstoringen tegen te gaan. Zo wordt het beter mogelijk om gebruik en bescherming te combineren op een manier die meebeweegt met natuurlijke dynamiek.’
Geen opmerkingen: