Zalmstand daalde dramatisch door watermolens
De zalm is grotendeels uit onze wateren verdwenen door de komst van watermolens. Dat blijkt onderzoek van ecologen van de Radboud Universiteit (Scientific reports, 20 juli). Door watermolens verdwenen de grindbedden in de beken, waardoor ze ongeschikt zijn voor de zalmen om in te paaien. Eerder werd altijd gedacht dat watervervuiling de belangrijkste verklaring was, maar archiefonderzoek laat zien dat de zalmstand al flink achteruit ging vóór de komst van de stoommachine.
Zalm is altijd geliefd geweest als vissoort; tegenwoordig is het een doelsoort voor natuurherstel. Rob Lenders van de Radboud Universiteit deed met zijn team archiefonderzoek en bekeek alle bronnen vanaf 1260 over aantallen en prijzen die ze konden vinden in Noordwest-Europa: pachtovereenkomsten, vergunningen, visveilingverslagen, het Domesday Book. Ook verbonden ze allerlei bestaande, kleine datasets.
‘Van ecoloog ben ik een halve historicus geworden. Voor deze studie heb ik meer in archieven gezeten dan in het veld. We bekeken overal alleen maar achteruitgang en nooit, in geen enkele periode een stijging.Ik schat dat begin 1900 99 procent van de aantallen uit het midden van de dertiende eeuw verdwenen was.
'Ook is er een verhaal dat sinds de zeventiende eeuw steeds weer opduikt. Dienstboden zouden in hun contracten lieten opnemen dat ze niet te vaak zalm voorgezet wensten te krijgen. Een verhaal om illustreren dat er vroeger zoveel meer zalm was. Bewijs daarvoor heb ik overigens niet gevonden Ik zet een goede fles wijn klaar voor wie mij als eerste een dergelijk contract kan laten zien.’
Roel Lauwerier van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed bevestigde Lenders archiefvondsten met data over archeologische vindplaatsen van visbotjes. ‘In de middeleeuwen zie je die verhouding ineens veranderen, dan neemt het aantal vindplaatsen van snoekrestanten toe ten opzichte van het aantal vindplaatsen van zalm.’
Maar wat heeft ervoor gezorgd dat de zalm verdween? Overbevissing door bevolkingsgroei kan het niet zijn, zegt Lenders. ‘In Schotland, waar net zo veel gevist werd als elders bleef de zalmstand op peil – vanaf het jaar 1311 zijn daar data van. We zijn toen gaan kijken naar wat er veranderde in de watersystemen. Vanaf het jaar 1000 zie je dat er overal watermolens gebouwd worden. Het moeten er uiteindelijk tienduizenden zijn geweest. In Schotland werden ook wel watermolens gebouwd maar veel minder en van een ander type dat veel minder impact had op die watersystemen.’
Lenders vond een keurige correlatie tussen de bouw van watermolens en de teruggang van de zalm. Voor watermolens worden dammen aangelegd, een hindernis voor zalm die stroomopwaarts zwemt om eitjes te gaan leggen. Zalm kan goed springen, waardoor een aantal dieren de zware tocht naar de paaigronden wel succesvol kan afleggen. Om dan te ontdekken dat hun paaiplaats ongeschikt is geworden…
‘Omdat de watermolens, met hun dammen en vijvers, de vaart uit de stroom halen, bezinkt er bovenstrooms veel meer sediment. De grindbedden die de zalm nodig heeft om de eieren in te leggen zijn verdwenen onder een dikke laag zand en slik.’
Zalm is altijd geliefd geweest als vissoort; tegenwoordig is het een doelsoort voor natuurherstel. Rob Lenders van de Radboud Universiteit deed met zijn team archiefonderzoek en bekeek alle bronnen vanaf 1260 over aantallen en prijzen die ze konden vinden in Noordwest-Europa: pachtovereenkomsten, vergunningen, visveilingverslagen, het Domesday Book. Ook verbonden ze allerlei bestaande, kleine datasets.
‘Van ecoloog ben ik een halve historicus geworden. Voor deze studie heb ik meer in archieven gezeten dan in het veld. We bekeken overal alleen maar achteruitgang en nooit, in geen enkele periode een stijging.Ik schat dat begin 1900 99 procent van de aantallen uit het midden van de dertiende eeuw verdwenen was.
'Ook is er een verhaal dat sinds de zeventiende eeuw steeds weer opduikt. Dienstboden zouden in hun contracten lieten opnemen dat ze niet te vaak zalm voorgezet wensten te krijgen. Een verhaal om illustreren dat er vroeger zoveel meer zalm was. Bewijs daarvoor heb ik overigens niet gevonden Ik zet een goede fles wijn klaar voor wie mij als eerste een dergelijk contract kan laten zien.’
Roel Lauwerier van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed bevestigde Lenders archiefvondsten met data over archeologische vindplaatsen van visbotjes. ‘In de middeleeuwen zie je die verhouding ineens veranderen, dan neemt het aantal vindplaatsen van snoekrestanten toe ten opzichte van het aantal vindplaatsen van zalm.’
Maar wat heeft ervoor gezorgd dat de zalm verdween? Overbevissing door bevolkingsgroei kan het niet zijn, zegt Lenders. ‘In Schotland, waar net zo veel gevist werd als elders bleef de zalmstand op peil – vanaf het jaar 1311 zijn daar data van. We zijn toen gaan kijken naar wat er veranderde in de watersystemen. Vanaf het jaar 1000 zie je dat er overal watermolens gebouwd worden. Het moeten er uiteindelijk tienduizenden zijn geweest. In Schotland werden ook wel watermolens gebouwd maar veel minder en van een ander type dat veel minder impact had op die watersystemen.’
Lenders vond een keurige correlatie tussen de bouw van watermolens en de teruggang van de zalm. Voor watermolens worden dammen aangelegd, een hindernis voor zalm die stroomopwaarts zwemt om eitjes te gaan leggen. Zalm kan goed springen, waardoor een aantal dieren de zware tocht naar de paaigronden wel succesvol kan afleggen. Om dan te ontdekken dat hun paaiplaats ongeschikt is geworden…
‘Omdat de watermolens, met hun dammen en vijvers, de vaart uit de stroom halen, bezinkt er bovenstrooms veel meer sediment. De grindbedden die de zalm nodig heeft om de eieren in te leggen zijn verdwenen onder een dikke laag zand en slik.’
Geen opmerkingen: