Ook boeren hebben belang bij een beter waterbeheer
Als gebruiker van veel grond en veel watergangen, spelen boeren een grote rol bij het waterbeheer in Nederland. Een echt ‘waterbewustzijn’ is bij veel boeren echter nog lang geen vanzelfsprekendheid. Daarom moet worden gezocht naar maatregelen die zowel voor de waterkwaliteit als de bedrijfsvoering van de boeren gunstig zijn. “Het is een kwestie van zoeken naar de gemene deler,” zegt Alterra-onderzoeker Bas Breman.
Nederland staat voor urgente opgaven in het waterbeheer in het landelijk gebied, mede vanwege Europese richtlijnen, klimaatverandering en nationale natuurdoelstellingen. De agrarische sector speelt daarbij een cruciale rol, omdat veel gronden met aanliggende watergangen door boeren beheerd worden. Het ministerie van Economische Zaken gaf daarom opdracht om de kritieke succes- en faalfactoren van een meer grootschalig agrarisch waterbeheer in kaart te brengen. Het onderzoek is uitgevoerd door Bas Breman en Gert-Jan Noij van Alterra en Vincent Linderhof van het LEI.
Het idee van agrarisch waterbeheer is dat boeren actief worden betrokken bij het waterbeheer in het landelijk gebied. Niet alleen om de geldende regelgeving na te komen, maar ook om bovenwettelijke maatregelen uit te voeren om de waterkwaliteit, waterkwantiteit en biodiversiteit te verbeteren. Maar waarom zouden boeren dat willen doen? Met de Kaderrichtlijn Water als stok achter de deur, gaan projecten vaak om het verbeteren van de waterkwaliteit. “En dat was een van de eerste problemen waar we tegenaan liepen,” zegt Bas Breman. “Boeren zijn helemaal niet zo geïnteresseerd in de waterkwaliteit. Daar is weinig mis mee, voor het boerenbedrijf. Boeren hebben veel meer belang bij de waterkwantiteit, dus voldoende aanvoer van water. Dat is voor de bedrijfsvoering namelijk veel belangrijker. De directe voordelen van een betere kwaliteit zijn veel minder evident.”
Agrarisch waterbeheer kan dan ook alleen een succes worden als het wordt benaderd als een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel boeren en boerenorganisaties als van waterbeheerders en andere overheden. Beide partijen moeten daadwerkelijk bereid zijn om hun belangen, kennis, informatie en verantwoordelijkheid te delen en samen te werken. Bas Breman: “Agrarische ondernemers moeten de maatregelen weliswaar implementeren, maar ze zijn daarbij zeker niet alleen aan zet. In feite gaat het om een proces van co-creatie, waarbij partijen met uiteenlopende belangen gezamenlijk leren, experimenteren en kennis delen om uiteindelijk beide te profiteren van de bereikte resultaten.”
Het is volgens de onderzoekers belangrijk dat overheden en waterbeheerders zich realiseren dat een maatregel in technische zin nog zo effectief kan zijn voor het verbeteren van de waterkwaliteit, maar dat medewerking van boeren alleen verkregen kan worden als zo’n maatregel ook positieve effecten heeft op de bedrijfsvoering van het boerenbedrijf. Bas Breman: “Gezien de grote opgaven ligt het voor de hand om het breder in te steken, dus meer in te zetten op een benadering waarin de bodem centraal staat. Want een goede bodemgesteldheid dient meerdere doelen tegelijk. Dat is de gemene deler waar we naar zoeken. Het vergroot niet alleen de waterbergingscapaciteit en de waterkwaliteit, maar ook de gewasopbrengst. Het is dus ook voor de boeren zelf belangrijk om daarin te investeren.”
Geen opmerkingen: