Inrichting waterschappen in Limburg onderzocht
Het huidige waterschapsbestel in Limburg is geƫvalueerd. Een van de conclusies is dat de huidige inrichting, met twee waterschappen en een waterschapsbedrijf in Limburg, voldoet voor de korte termijn. Als de waterschappen de ambitie richting 2020 willen realiseren, lopen ze tegen hun grenzen aan.
De afgelopen maanden heeft het onderzoeksbureau Policy Research de toekomstvastheid van de huidige inrichting, met twee waterschappen en ƩƩn waterschapsbedrijf in Limburg, geƫvalueerd.
Een van de conclusies die het bureau trekt, is dat de huidige inrichting de waterschappen in staat stelt – voor de korte termijn – om de kerntaken ten aanzien van waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit naar behoren te verrichten. De beide waterschappen zijn in termen van budget en formatie beperkt van omvang. En dat houdt risico in voor kwaliteit en continuĆÆteit van specialistische functies. Ook schrijft het bureau dat de huidige inrichting niet bevorderlijk is voor eenduidig, slagvaardig optreden, gegeven ook de ontwikkeling naar schaalvergroting in de bestuurlijke context. De huidige bestuurlijke omvang is groot in relatie tot de bestuurlijke taakstelling, schrijven de onderzoekers. Binnen het huidige bestel lopen de waterschappen – mede in relatie tot de vastgelegde ambitie richting 2015/2020 – dan ook aan tegen hun grenzen, in bijzonder ten aanzien van robuustheid en bestuurlijke effectiviteit (slagvaardigheid).
Het bureau concludeert dat de waterschappen verdergaande samenwerking kunnen opzoeken om zo de kwetsbaarheden van het huidige bestel af te bouwen en invulling te geven aan de nieuwe ambities. Van de verschillende onderzochte vormen van verdergaande samenwerking biedt fusie volgens het rapport de meeste meerwaarde op basis van vergelijking van de toekomstvastheid volgens de criteria: legitimiteit, robuustheid, professionaliteit, doelmatigheid, slagvaardigheid en representativiteit. De meerwaarde van fusie lijkt niet zozeer te liggen in het behalen van financiƫle voordelen want die zijn relatief gering. De meerwaarde lijkt vooral te liggen in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid; de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen.
Op 21 maart aanstaande komen de twee algemene besturen van de waterschappen bij elkaar voor een informatieve gezamenlijke bijeenkomst over het rapport. In april nemen de algemene besturen van de waterschappen en de Statencommissie van de Provincie een standpunt in over de conclusies in het rapport. Vervolgens vindt een schriftelijke consultatie plaats bij de partners, waarna het definitieve eindrapport opgesteld wordt. Deze komt in juni ter bespreking terug in de Algemene besturen van de waterschappen. Het College van Gedeputeerde Staten bespreekt het eindrapport dan ter besluitvorming, omdat zij Provinciale Staten niet alleen moeten informeren over het rapport maar ook een voorstel moeten doen over wel of niet besluiten tot fusie van de Limburgse waterschappen.
Een van de conclusies die het bureau trekt, is dat de huidige inrichting de waterschappen in staat stelt – voor de korte termijn – om de kerntaken ten aanzien van waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit naar behoren te verrichten. De beide waterschappen zijn in termen van budget en formatie beperkt van omvang. En dat houdt risico in voor kwaliteit en continuĆÆteit van specialistische functies. Ook schrijft het bureau dat de huidige inrichting niet bevorderlijk is voor eenduidig, slagvaardig optreden, gegeven ook de ontwikkeling naar schaalvergroting in de bestuurlijke context. De huidige bestuurlijke omvang is groot in relatie tot de bestuurlijke taakstelling, schrijven de onderzoekers. Binnen het huidige bestel lopen de waterschappen – mede in relatie tot de vastgelegde ambitie richting 2015/2020 – dan ook aan tegen hun grenzen, in bijzonder ten aanzien van robuustheid en bestuurlijke effectiviteit (slagvaardigheid).
Het bureau concludeert dat de waterschappen verdergaande samenwerking kunnen opzoeken om zo de kwetsbaarheden van het huidige bestel af te bouwen en invulling te geven aan de nieuwe ambities. Van de verschillende onderzochte vormen van verdergaande samenwerking biedt fusie volgens het rapport de meeste meerwaarde op basis van vergelijking van de toekomstvastheid volgens de criteria: legitimiteit, robuustheid, professionaliteit, doelmatigheid, slagvaardigheid en representativiteit. De meerwaarde van fusie lijkt niet zozeer te liggen in het behalen van financiƫle voordelen want die zijn relatief gering. De meerwaarde lijkt vooral te liggen in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid; de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen.
Op 21 maart aanstaande komen de twee algemene besturen van de waterschappen bij elkaar voor een informatieve gezamenlijke bijeenkomst over het rapport. In april nemen de algemene besturen van de waterschappen en de Statencommissie van de Provincie een standpunt in over de conclusies in het rapport. Vervolgens vindt een schriftelijke consultatie plaats bij de partners, waarna het definitieve eindrapport opgesteld wordt. Deze komt in juni ter bespreking terug in de Algemene besturen van de waterschappen. Het College van Gedeputeerde Staten bespreekt het eindrapport dan ter besluitvorming, omdat zij Provinciale Staten niet alleen moeten informeren over het rapport maar ook een voorstel moeten doen over wel of niet besluiten tot fusie van de Limburgse waterschappen.
Geen opmerkingen: