Eerste hoogleraar Ethics of Water Engineering
Prof. Neelke Doorn houdt op vrijdag 16 november haar intreerede als hoogleraar Ethics of Water Engineering. De TU Delft heeft daarmee wereldwijd de eerste leerstoel die zich specifiek richt op de ethische aspecten in waterbeheer en watertechnologie. De rede is vrijdag live online te volgen via Collegerama.
Hoe verenigen we maatregelen bij droogte met maatregelen tegen overstromingen? Hoe weegt het individuele belang bij ingrepen die een groot beslag doen op schaarse ruimte? Hoe verdelen we de risico’s en verantwoordelijkheden tussen de overheid en burger?
‘Door klimaatverandering, demografische ontwikkelingen en een veranderende rol tussen burger en overheid, roepen veel van de huidige wateruitdagingen dringende vragen op’, zegt prof.dr.mr.ir. Neelke Doorn in haar intreerede. ‘Deze vragen rondom water zijn niet louter technisch van aard, maar ook ethisch. De TU Delft heeft de urgentie van deze problematiek erkend en biedt mij de mogelijkheid om invulling te geven aan de leerstoel Ethics of Water Engineering. Dit is wereldwijd de eerste leerstoel die specifiek kijkt naar de ethische aspecten in waterbeheer en watertechnologie.’
Doorn gaat in haar intreerede met name in op het ideaal van veerkracht. ‘Dit speelt een steeds grotere rol in het waterbeleid. Onder de noemer veerkracht, verwacht de overheid steeds meer dat de burger zelf een actieve bijdrage levert aan de klimaatbestendigheid van zijn of haar leefomgeving, waarbij iedereen, zij het op verschillende wijze, zijn of haar steentje bijdraagt. Maar dit roept meteen ook vragen op over de verdeling van verantwoordelijkheden. Zonder oog voor de verschillen in mogelijkheden van de burgers, dreigt het ideaal van veerkracht grote ongelijkheden te creëren, met gevolgen voor de leefbaarheid van de stad en wijk. Dit is een belangrijk thema, vooral voor beleidsmakers bij de gemeente en waterschappen, maar ook voor stedenbouwkundigen en planologen.’
Doorn geeft het voorbeeld van de aanleg van het Truus Mastpark in de wijk Altrade in Nijmegen-Oost. ‘Voorheen stond hier een zwembad. Toen het zwembad werd afgebroken, hebben de - veelal hoogopgeleide - bewoners de bestemming weten te wijzigen naar ‘groen’, zodat er geen nieuwbouw kwam. Daarvoor in de plaats kwam hier een park, op initiatief van de bewoners. Zij wisten daarbij hun weg in het subsidielandschap van de gemeente goed te vinden. Dit park draagt zeker bij aan de klimaatbestendigheid van de wijk en het past heel goed in de zogenaamde veerkracht-benadering.’
‘Maar is iedereen hiertoe in staat?’, vraagt Doorn zich af. ‘Als een veerkrachtige stad betekent dat de burger meer zelf moet doen en de overheid zich tegelijkertijd terugtrekt, zou dat ook kunnen betekenen dat er ongewenste verschillen ontstaan. Als we niet goed oog hebben voor de mogelijkheden en vermogens die verschillende groepen mensen hebben, dan dreigt dit veerkracht-ideaal tot grote ongelijkheden te leiden.’
Hoe verenigen we maatregelen bij droogte met maatregelen tegen overstromingen? Hoe weegt het individuele belang bij ingrepen die een groot beslag doen op schaarse ruimte? Hoe verdelen we de risico’s en verantwoordelijkheden tussen de overheid en burger?
‘Door klimaatverandering, demografische ontwikkelingen en een veranderende rol tussen burger en overheid, roepen veel van de huidige wateruitdagingen dringende vragen op’, zegt prof.dr.mr.ir. Neelke Doorn in haar intreerede. ‘Deze vragen rondom water zijn niet louter technisch van aard, maar ook ethisch. De TU Delft heeft de urgentie van deze problematiek erkend en biedt mij de mogelijkheid om invulling te geven aan de leerstoel Ethics of Water Engineering. Dit is wereldwijd de eerste leerstoel die specifiek kijkt naar de ethische aspecten in waterbeheer en watertechnologie.’
Doorn gaat in haar intreerede met name in op het ideaal van veerkracht. ‘Dit speelt een steeds grotere rol in het waterbeleid. Onder de noemer veerkracht, verwacht de overheid steeds meer dat de burger zelf een actieve bijdrage levert aan de klimaatbestendigheid van zijn of haar leefomgeving, waarbij iedereen, zij het op verschillende wijze, zijn of haar steentje bijdraagt. Maar dit roept meteen ook vragen op over de verdeling van verantwoordelijkheden. Zonder oog voor de verschillen in mogelijkheden van de burgers, dreigt het ideaal van veerkracht grote ongelijkheden te creëren, met gevolgen voor de leefbaarheid van de stad en wijk. Dit is een belangrijk thema, vooral voor beleidsmakers bij de gemeente en waterschappen, maar ook voor stedenbouwkundigen en planologen.’
Doorn geeft het voorbeeld van de aanleg van het Truus Mastpark in de wijk Altrade in Nijmegen-Oost. ‘Voorheen stond hier een zwembad. Toen het zwembad werd afgebroken, hebben de - veelal hoogopgeleide - bewoners de bestemming weten te wijzigen naar ‘groen’, zodat er geen nieuwbouw kwam. Daarvoor in de plaats kwam hier een park, op initiatief van de bewoners. Zij wisten daarbij hun weg in het subsidielandschap van de gemeente goed te vinden. Dit park draagt zeker bij aan de klimaatbestendigheid van de wijk en het past heel goed in de zogenaamde veerkracht-benadering.’
‘Maar is iedereen hiertoe in staat?’, vraagt Doorn zich af. ‘Als een veerkrachtige stad betekent dat de burger meer zelf moet doen en de overheid zich tegelijkertijd terugtrekt, zou dat ook kunnen betekenen dat er ongewenste verschillen ontstaan. Als we niet goed oog hebben voor de mogelijkheden en vermogens die verschillende groepen mensen hebben, dan dreigt dit veerkracht-ideaal tot grote ongelijkheden te leiden.’
Geen opmerkingen: