Plantensamenstelling hoogvenen verandert wel, maar functie niet
Als alle hoogvenen op de wereld verdwijnen, komt er nog eens tweederde van de huidige hoeveelheid CO2 in de atmosfeer bij. Een Europese groep biologen onder leiding van prof. Jos Verhoeven van de Universiteit Utrecht onderzocht hoe hoogvenen reageren op klimaatverandering en de toename van zwavel en stikstof in de lucht. Zij ontdekten tot hun verrassing dat hierdoor soorten verdwijnen, maar dat die worden vervangen door soorten die hun functie overnemen. De resultaten van het onderzoek worden vrijdag 27 oktober gepubliceerd door Nature Communications.
Hoogvenen vormen ongeveer 3 procent van het aardoppervlak. Toch ligt hierin wereldwijd naar schatting 500 miljard ton koolstof opgeslagen. Dat komt overeen met 67 procent van de hoeveelheid koolstof die zich in de atmosfeer bevindt. “Bekend is dat door de veranderingen in het klimaat en de toename van stikstof en zwavel, bepaalde plantensoorten uit gebieden verdwijnen. Dat kan ook het einde betekenen van bepaalde biologische functies die zo’n gebied heeft, zoals de koolstofopslag door hoogvenen”, licht eerste auteur Bjorn Robroek toe.
Recent onderzoek liet al zien dat hoogveen plantengemeenschappen minder in soortenrijkdom achteruitgaan door klimaatverandering dan bijvoorbeeld graslanden en duinecosystemen. “Ons onderzoek bevestigt dat en geeft hiervoor een waarschijnlijke verklaring”, aldus Robroek die vier jaar aan het onderzoek werkte.
Hoogvenen zijn drassige gebieden met een zure grond die weinig mineralen – voedingsstoffen voor de planten – bevat. Veranderingen in het klimaat raken hoogvenen rechtstreeks, omdat ze hoger liggen dan rivieren en beken in de omgeving. Ze zijn voor hun voeding dus volledig afhankelijk van regenwater en in de lucht aanwezig mineralen.
De planten en dieren die op hoogvenen leven, zijn aangepast aan deze bijzondere omstandigheden. Sterker nog, ze zijn een voorwaarde voor het bestaan van de hoogvenen. Dat geldt in het bijzonder voor de veenmossen, die als een spons het water vasthouden. Als die door de klimaatverandering verdwijnen, is dat het einde van het hoogveen.
De biologen onderzochten de effecten van de klimaatverandering en de toename van stikstof en zwavel in de lucht door een vergelijking van 56 hoogveengebieden verspreid over heel Europa. Per hoogveen inventariseerden ze welke soorten er groeien. Vervolgens analyseerden ze de relaties tussen de soorten en het lokale klimaat en de samenstelling van de atmosfeer. Hieruit bleek dat er duidelijke verschillen in vegetatie bestaan tussen hoogvenen, maar opvallend genoeg was de biodiversiteit, het aantal verschillende soorten, vergelijkbaar.
Nadere analyse wees uit dat twee groepen van planten te onderscheiden zijn die meestal samen voorkomen. Het verschil tussen de groepen is dat zij een tegengestelde voorkeur hebben voor de omstandigheden. Zo gedijt de ene groep goed bij een hogere temperatuur en meer neerslag en de ander juist bij een lagere temperatuur en minder neerslag. Omdat de planten binnen die twee groepen vergelijkbare biologische functies hebben, blijft het hoogveen ondanks verschuivingen in de plantengemeenschappen toch goed functioneren.
Dat is dus goed nieuws, gezien de naar schatting 500 miljard ton koolstof die wereldwijd in hoogvenen ligt opgeslagen. Het voortbestaan van hoogvenen blijft echter kwetsbaar. De meeste Europese hoogveengebieden zijn door menselijke activiteiten al verdwenen of ernstig aangetast. “Het is daarom erg belangrijk dat de huidige hoogvenen niet worden beschadigd door drainage of andere grote ingrepen”, aldus onderzoeksleider prof. Jos Verhoeven van de Universiteit Utrecht.
Hoogvenen vormen ongeveer 3 procent van het aardoppervlak. Toch ligt hierin wereldwijd naar schatting 500 miljard ton koolstof opgeslagen. Dat komt overeen met 67 procent van de hoeveelheid koolstof die zich in de atmosfeer bevindt. “Bekend is dat door de veranderingen in het klimaat en de toename van stikstof en zwavel, bepaalde plantensoorten uit gebieden verdwijnen. Dat kan ook het einde betekenen van bepaalde biologische functies die zo’n gebied heeft, zoals de koolstofopslag door hoogvenen”, licht eerste auteur Bjorn Robroek toe.
Recent onderzoek liet al zien dat hoogveen plantengemeenschappen minder in soortenrijkdom achteruitgaan door klimaatverandering dan bijvoorbeeld graslanden en duinecosystemen. “Ons onderzoek bevestigt dat en geeft hiervoor een waarschijnlijke verklaring”, aldus Robroek die vier jaar aan het onderzoek werkte.
Hoogvenen zijn drassige gebieden met een zure grond die weinig mineralen – voedingsstoffen voor de planten – bevat. Veranderingen in het klimaat raken hoogvenen rechtstreeks, omdat ze hoger liggen dan rivieren en beken in de omgeving. Ze zijn voor hun voeding dus volledig afhankelijk van regenwater en in de lucht aanwezig mineralen.
De planten en dieren die op hoogvenen leven, zijn aangepast aan deze bijzondere omstandigheden. Sterker nog, ze zijn een voorwaarde voor het bestaan van de hoogvenen. Dat geldt in het bijzonder voor de veenmossen, die als een spons het water vasthouden. Als die door de klimaatverandering verdwijnen, is dat het einde van het hoogveen.
De biologen onderzochten de effecten van de klimaatverandering en de toename van stikstof en zwavel in de lucht door een vergelijking van 56 hoogveengebieden verspreid over heel Europa. Per hoogveen inventariseerden ze welke soorten er groeien. Vervolgens analyseerden ze de relaties tussen de soorten en het lokale klimaat en de samenstelling van de atmosfeer. Hieruit bleek dat er duidelijke verschillen in vegetatie bestaan tussen hoogvenen, maar opvallend genoeg was de biodiversiteit, het aantal verschillende soorten, vergelijkbaar.
Nadere analyse wees uit dat twee groepen van planten te onderscheiden zijn die meestal samen voorkomen. Het verschil tussen de groepen is dat zij een tegengestelde voorkeur hebben voor de omstandigheden. Zo gedijt de ene groep goed bij een hogere temperatuur en meer neerslag en de ander juist bij een lagere temperatuur en minder neerslag. Omdat de planten binnen die twee groepen vergelijkbare biologische functies hebben, blijft het hoogveen ondanks verschuivingen in de plantengemeenschappen toch goed functioneren.
Dat is dus goed nieuws, gezien de naar schatting 500 miljard ton koolstof die wereldwijd in hoogvenen ligt opgeslagen. Het voortbestaan van hoogvenen blijft echter kwetsbaar. De meeste Europese hoogveengebieden zijn door menselijke activiteiten al verdwenen of ernstig aangetast. “Het is daarom erg belangrijk dat de huidige hoogvenen niet worden beschadigd door drainage of andere grote ingrepen”, aldus onderzoeksleider prof. Jos Verhoeven van de Universiteit Utrecht.
Geen opmerkingen: