Zwemmen in grote rivieren bijzonder gevaarlijk
Bij hoge zomerse temperaturen trekken altijd veel mensen naar de vele strandjes langs de grote rivieren als de Waal, Rijn, Lek, Geldersche IJssel en Maas. Het zwemmen in de grote rivieren, maar ook in kanalen, kan echter levensgevaarlijk zijn. Rijkswaterstaat waarschuwt dan ook voor de grote risico’s die het zwemmen in de grote rivieren met zich meebrengt. Met deze waarschuwing hoopt Rijkswaterstaat mogelijke ongevallen met dodelijke afloop te voorkomen.
Zwemmen in de grote rivieren en langs de oever tussen de kribben kent een aantal niet te onderschatten risico’s:- Door een plaatselijk sterke stroming kunnen zwemmers worden meegezogen of in een draaikolk terechtkomen. De sterke stroming zit niet alleen in het stromende deel van de rivier (waar de schepen varen), maar is ook verraderlijk aanwezig tussen de kribben. Zwemmen tussen de kribben wordt, hoe onschuldig het ook lijkt, ten stelligste afgeraden. In het verleden zijn op meerdere plaatsen hierdoor mensen verdronken.
- De scheepvaart maakt het zwemmen extra gevaarlijk. Vanaf een schip zijn zwemmers niet of nauwelijks te zien. Schepen gaan vaak sneller dan de meeste mensen denken en door de zuiging van de veelal grote vrachtschepen kan een zwemmer naar een schip worden toegetrokken. Deze waterverplaatsingen houden nog minutenlang aan, vaak lang nadat een schip al is gepasseerd. Als twee schepen elkaar passeren, wordt deze zuigende kracht alleen nog maar groter. Het waterpeil kan bij passerende schepen soms wel meer dan 50 cm zakken en vervolgens snel weer stijgen. Dit gebeurt ook tussen de kribben.
- De waterbodem bij de oever is soms verraderlijk steil. Ook wanneer het strand bij de rivier geleidelijk lijkt af te lopen, kunnen er onverwacht diepe kuilen voorkomen. Het water van de grote rivieren is vaak troebel door werveling van water en zand. Hierdoor kunnen zwemmers niet zien of er kuilen in de bodem aanwezig zijn en of er onder water obstakels liggen waaraan ze zich kunnen bezeren of verwonden.
- Bij laag water, wat in de zomer vaker voorkomt, bestaat het relatief weinige water in de bedding van de rivier dan nog uitsluitend uit de vaargeul. Met het terugtrekken van het water is de scheidingslijn tussen de vaak diepe vaargeul en de oever niet waarneembaar. Bovendien kan zand vanaf de stranden afbrokkelen en in de vaargeul verdwijnen. Vooral daar waar de waterlijn op gelijke hoogte met de kop van de kribben is, is het gevaar het grootst.
- Het water in de rivieren is vaak erg koud en de temperatuur van het water kan sterk wisselen. Hierdoor is de kans op kramp en onderkoelingsverschijnselen erg groot.
Geen opmerkingen: