Zoetwaterstrategie niet langer toereikend
Om Nederland in 2050 beter weerbaar te maken tegen droogte en zoetwatertekort, moeten we anders met ons zoete water omgaan. Op dit moment gebruiken we het beschikbare water zo efficiënt mogelijk, maar in de toekomst zijn meer ingrijpende maatregelen nodig. Dat meldt minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat in een brief aan de Tweede Kamer.
Verschillende onderzoeken hebben het afgelopen jaar aangetoond dat zoetwatertekort op korte termijn het meest urgente probleem voor Nederland is als het gaat om ons aanpassen aan klimaatverandering. Zo stond in de KNMI-scenario’s dat er vóór 2050 al niet genoeg zoet water is om verzilting tegen te gaan. In november 2023 toonde onderzoek aan dat zoetwaterbeschikbaarheid het meest urgent is als we het hebben over zeespiegelstijging. En in alle Deltascenario’s raken de zoetwatervraag en het zoetwateraanbod verder uit balans.
Het meeste zoete water wordt op dit moment gebruikt om verzilting tegen te gaan. Ook gebruiken we het om bodemdaling tegen te gaan, en is voldoende zoet water essentieel voor dijken, drinkwater, scheepvaart, landbouw, industrie, goede waterkwaliteit en natuur. Bij een zoetwatertekort kunnen niet al deze functies worden vervuld. Overigens heeft de drinkwatervoorziening hier een prioriteit: zoetwatertekort leidt dus niet automatisch tot een drinkwatertekort.
In het Deltaprogramma Zoetwater werken Rijk en regio samen om het zoetwatertekort te beperken en Nederland beter weerbaar te maken tegen droogte. Tot nu toe draaide de aanpak vooral om het optimaliseren van het watersysteem. Bijvoorbeeld maatregelen nemen bij stuwen en sluizen, zodat het zoete water niet meteen wegstroomt als deze opengaan.
Maar deze zoetwateraanpak is niet langer toereikend. Het is dan ook noodzakelijk dat alle overheden in beeld brengen hoe ze de toekomstige zoetwatervraag in evenwicht brengen met het wateraanbod. Daarnaast moeten overheden belangrijke afwegingen gaan maken in hun ruimtelijke plannen, zoals:
Soms moet worden gekozen voor minder watergebruik;
Soms moet een hoger zoutgehalte in bepaalde gebieden worden geaccepteerd;
Soms zijn schutbeperkingen noodzakelijk, waardoor de scheepvaart minder vaak door sluizen heen kan;
Het extra regenwater uit de nattere winters moeten we beter vasthouden in de bodem of in waterbergingen. Dit kan leiden tot een groter risico op wateroverlast en het kan effect hebben op andere watervragers zoals agrariërs en industrie.
Ook start het ministerie met de andere partijen binnen het Nationaal Deltaprogramma een verkenning naar haalbaarheid en wenselijkheid van meer ingrijpende maatregelen, zoals het herzien van de verdeling van het hoofdwatersysteem of een mogelijke tweede aanvoerroute naar het IJsselmeer. In deze verkenning worden ook de uitdagingen per regio en per zoetwatergebruiker beter in beeld gebracht.
Verschillende onderzoeken hebben het afgelopen jaar aangetoond dat zoetwatertekort op korte termijn het meest urgente probleem voor Nederland is als het gaat om ons aanpassen aan klimaatverandering. Zo stond in de KNMI-scenario’s dat er vóór 2050 al niet genoeg zoet water is om verzilting tegen te gaan. In november 2023 toonde onderzoek aan dat zoetwaterbeschikbaarheid het meest urgent is als we het hebben over zeespiegelstijging. En in alle Deltascenario’s raken de zoetwatervraag en het zoetwateraanbod verder uit balans.
Het meeste zoete water wordt op dit moment gebruikt om verzilting tegen te gaan. Ook gebruiken we het om bodemdaling tegen te gaan, en is voldoende zoet water essentieel voor dijken, drinkwater, scheepvaart, landbouw, industrie, goede waterkwaliteit en natuur. Bij een zoetwatertekort kunnen niet al deze functies worden vervuld. Overigens heeft de drinkwatervoorziening hier een prioriteit: zoetwatertekort leidt dus niet automatisch tot een drinkwatertekort.
In het Deltaprogramma Zoetwater werken Rijk en regio samen om het zoetwatertekort te beperken en Nederland beter weerbaar te maken tegen droogte. Tot nu toe draaide de aanpak vooral om het optimaliseren van het watersysteem. Bijvoorbeeld maatregelen nemen bij stuwen en sluizen, zodat het zoete water niet meteen wegstroomt als deze opengaan.
Maar deze zoetwateraanpak is niet langer toereikend. Het is dan ook noodzakelijk dat alle overheden in beeld brengen hoe ze de toekomstige zoetwatervraag in evenwicht brengen met het wateraanbod. Daarnaast moeten overheden belangrijke afwegingen gaan maken in hun ruimtelijke plannen, zoals:
Soms moet worden gekozen voor minder watergebruik;
Soms moet een hoger zoutgehalte in bepaalde gebieden worden geaccepteerd;
Soms zijn schutbeperkingen noodzakelijk, waardoor de scheepvaart minder vaak door sluizen heen kan;
Het extra regenwater uit de nattere winters moeten we beter vasthouden in de bodem of in waterbergingen. Dit kan leiden tot een groter risico op wateroverlast en het kan effect hebben op andere watervragers zoals agrariërs en industrie.
Ook start het ministerie met de andere partijen binnen het Nationaal Deltaprogramma een verkenning naar haalbaarheid en wenselijkheid van meer ingrijpende maatregelen, zoals het herzien van de verdeling van het hoofdwatersysteem of een mogelijke tweede aanvoerroute naar het IJsselmeer. In deze verkenning worden ook de uitdagingen per regio en per zoetwatergebruiker beter in beeld gebracht.
Geen opmerkingen: