Troebel water houdt kust gezond
Om de belangrijke droogvallende zandplaten en daarmee ook de schorren en kwelders voor onze kusten voor de toekomst te behouden, hebben we meer troebel water nodig. Dat is één van de opvallende conclusies uit een nieuw onderzoek uitgevoerd door een Nederlands-Chinees team van onderzoekers en vandaag gepubliceerd in Nature Geoscience. “Die droogvallende, buitendijkse kustgebieden zijn essentieel voor de natuur én voor de kustverdediging. Maar door de manier waarop we nu bouwen in de Delta en het achterland, komt de kustverdediging daar op de lange termijn in gevaar”, waarschuwt NIOZ onderzoeker Tim Grandjean.
Voor zijn onderzoek koppelde Grandjean tientallen jaren van satellietmetingen van droogvallende platen over de hele wereld aan de gegevens over de troebelheid van het water, die ook met satellieten wordt gemeten. Belangrijk is dat Grandjean voor het eerst een ondergrens heeft vastgesteld voor de benodigde troebelheid van het water in delta’s wereldwijd. Op de lange termijn kwam daar een heel duidelijke relatie uit: zandplaten langs de kust groeien alleen als het water voldoende troebel is. “Troebel water betekent immers: meer zand en slibdeeltjes in het water, die de kust kunnen laten groeien”, zo licht de onderzoeker toe.
Wereldwijd is de troebelheid van veel kustwateren al decennia aan het dalen, waardoor de zandplaten dreigen te verdwijnen. Daarnaast zorgt zeespiegelstijging ervoor dat het water een hogere troebelheid nodig heeft om zandplaten te laten blijven bestaan. Door de relatief lage troebelheid wereldwijd dreigen essentiële gebieden voor biodiversiteit en kustveiligheid verloren te gaan. Zandplaten dragen immers bij aan het dempen van golven en zijn belangrijke foerageergebieden voor vogels.
Wereldwijd biedt de vaststelling van de benodigde troebelheid voor het behoud van zandplaten door Grandjean een essentiële basis voor het heroverwegen van menselijke ingrepen in delta's. We moeten zorgvuldiger nadenken over de manieren waarop de mens ingrijpt rond de kust. Zo heeft de aanleg van dammen en het indijken van gebieden inmiddels geleid tot een aanzienlijke vermindering en verstoring van de aanvoer van sediment, met als belangrijkste gevolgen een verminderde natuurlijke kustbescherming en verlies van biodiversiteit. Deze problemen komen ook voor in ons eigen land. Bijvoorbeeld mede door de aanleg van de Oosterscheldekering in de jaren tachtig, heeft dit gebied een enorme ‘zandhonger’ gekregen. Er komt minder zand vanuit de Noordzee, of in de woorden van Grandjean: het water is te helder geworden, waardoor de zandplaten afkalven. Ook in de Westerschelde veranderen veel waardevolle kustgebieden door het vele baggeren, waarmee de haven van Antwerpen bereikbaar moet blijven. Beide systemen liggen op of nabij de kritische waarde die het voortbestaan in gevaar brengt.
Voor zijn onderzoek koppelde Grandjean tientallen jaren van satellietmetingen van droogvallende platen over de hele wereld aan de gegevens over de troebelheid van het water, die ook met satellieten wordt gemeten. Belangrijk is dat Grandjean voor het eerst een ondergrens heeft vastgesteld voor de benodigde troebelheid van het water in delta’s wereldwijd. Op de lange termijn kwam daar een heel duidelijke relatie uit: zandplaten langs de kust groeien alleen als het water voldoende troebel is. “Troebel water betekent immers: meer zand en slibdeeltjes in het water, die de kust kunnen laten groeien”, zo licht de onderzoeker toe.
Wereldwijd is de troebelheid van veel kustwateren al decennia aan het dalen, waardoor de zandplaten dreigen te verdwijnen. Daarnaast zorgt zeespiegelstijging ervoor dat het water een hogere troebelheid nodig heeft om zandplaten te laten blijven bestaan. Door de relatief lage troebelheid wereldwijd dreigen essentiële gebieden voor biodiversiteit en kustveiligheid verloren te gaan. Zandplaten dragen immers bij aan het dempen van golven en zijn belangrijke foerageergebieden voor vogels.
Wereldwijd biedt de vaststelling van de benodigde troebelheid voor het behoud van zandplaten door Grandjean een essentiële basis voor het heroverwegen van menselijke ingrepen in delta's. We moeten zorgvuldiger nadenken over de manieren waarop de mens ingrijpt rond de kust. Zo heeft de aanleg van dammen en het indijken van gebieden inmiddels geleid tot een aanzienlijke vermindering en verstoring van de aanvoer van sediment, met als belangrijkste gevolgen een verminderde natuurlijke kustbescherming en verlies van biodiversiteit. Deze problemen komen ook voor in ons eigen land. Bijvoorbeeld mede door de aanleg van de Oosterscheldekering in de jaren tachtig, heeft dit gebied een enorme ‘zandhonger’ gekregen. Er komt minder zand vanuit de Noordzee, of in de woorden van Grandjean: het water is te helder geworden, waardoor de zandplaten afkalven. Ook in de Westerschelde veranderen veel waardevolle kustgebieden door het vele baggeren, waarmee de haven van Antwerpen bereikbaar moet blijven. Beide systemen liggen op of nabij de kritische waarde die het voortbestaan in gevaar brengt.
Geen opmerkingen: