Onderzoek WUR: Zeehonden zijn migranten
In de Waddenzee komen twee soorten zeehonden voor: de gewone zeehond en de grijze zeehond. Voor beide soorten wordt de populatie-ontwikkeling sterk bepaald door migratie. “Dat is op zich verwonderlijk,” zegt Sophie Brasseur van Wageningen UR op basis van haar onderzoek naar de populatie-ontwikkeling van zeehonden. Die migratie vindt volgens haar waarschijnlijk vooral plaats bij jonge dieren, die rond 20 dagen bij hun moeder zijn en daarom weinig van hun ouders kunnen leren.
Zowel gewone als grijze zeehonden kwamen 7000 jaar geleden al voor in de Waddenzee, zo blijkt uit opgravingen. De grijze zeehond verdween in de zestiende eeuw uit het gebied, vermoedelijk door de jacht. Dat de gewone zeehond hierdoor niet verdween kan volgens Brasseur worden veroorzaakt door het feit dat gewone zeehonden al enkele uren na hun geboorte (in de zomer) het water in gaan, en dat jonge grijze zeehonden meer dan een maand lang op het droge blijven liggen (in de winter), waardoor ze een makkelijke prooi voor jagers zijn.
Sinds eind jaren tachtig is er weer een kolonie grijze zeehonden in de Waddenzee. In minder dan 30 jaar groeide de populatie tot meer dan 4000 in 2017.
In het Duitse deel van de Waddenzee worden overigens meer jongen geboren dan in het Nederlandse en Deense deel. Uit de data die Brasseur met behulp van gezenderde zeehonden heeft verzameld blijkt dat er jaarlijks zwangere vrouwtjes vanuit Nederland naar het oosten trekken om daar te jongen, en dat in het najaar weer een trek terug plaatsvindt. De verklaring die Brasseur hiervoor geeft is het feit dat Duitsland zo’n 60 jaar geleden de jacht tijdens het voortplantingsseizoen heeft beperkt, waardoor de dieren daar veilig jongen konden krijgen.
Zowel in 1989 als in 2002 vond er een uitbraak plaats van het zeehondenvirus, waardoor de populatie gewone zeehonden tot minder dan de helft werd uitgedund. En juist in de periode tussen die twee uitbraken groeide de populatie het snelst. Dat duidt erop dat populaties zichzelf zeer goed kunnen herstellen.
Zowel gewone als grijze zeehonden kwamen 7000 jaar geleden al voor in de Waddenzee, zo blijkt uit opgravingen. De grijze zeehond verdween in de zestiende eeuw uit het gebied, vermoedelijk door de jacht. Dat de gewone zeehond hierdoor niet verdween kan volgens Brasseur worden veroorzaakt door het feit dat gewone zeehonden al enkele uren na hun geboorte (in de zomer) het water in gaan, en dat jonge grijze zeehonden meer dan een maand lang op het droge blijven liggen (in de winter), waardoor ze een makkelijke prooi voor jagers zijn.
Sinds eind jaren tachtig is er weer een kolonie grijze zeehonden in de Waddenzee. In minder dan 30 jaar groeide de populatie tot meer dan 4000 in 2017.
In het Duitse deel van de Waddenzee worden overigens meer jongen geboren dan in het Nederlandse en Deense deel. Uit de data die Brasseur met behulp van gezenderde zeehonden heeft verzameld blijkt dat er jaarlijks zwangere vrouwtjes vanuit Nederland naar het oosten trekken om daar te jongen, en dat in het najaar weer een trek terug plaatsvindt. De verklaring die Brasseur hiervoor geeft is het feit dat Duitsland zo’n 60 jaar geleden de jacht tijdens het voortplantingsseizoen heeft beperkt, waardoor de dieren daar veilig jongen konden krijgen.
Zowel in 1989 als in 2002 vond er een uitbraak plaats van het zeehondenvirus, waardoor de populatie gewone zeehonden tot minder dan de helft werd uitgedund. En juist in de periode tussen die twee uitbraken groeide de populatie het snelst. Dat duidt erop dat populaties zichzelf zeer goed kunnen herstellen.
Geen opmerkingen: