Extreem laagwater maakt scheepvaart via de Rijn duurder voor de bouw
Dit jaar kampt de Rijn met de langst aaneengesloten laagwaterperiode sinds 40 jaar. NVLB adviseert daarom opdrachtgevers in de bouw en bouwaannemers om rekening te houden met prijsverhogingen op grondstoffen door duurdere scheepvaart.
De waterstand van de Rijn is al een lange periode behoorlijk laag en zakt steeds verder. De afgelopen weken is de waterstand op de Rijn echter extreem laag en dat heeft grote gevolgen voor de kosten van het transport van bouwgrondstoffen per binnenvaart. Hoewel ieder jaar één of meerdere laagwaterperiodes van een paar dagen of enkele weken voorkomen, is dit jaar sprake van de langst aaneengesloten laagwaterperiode sinds 40 jaar. De binnenvaartschepen kunnen door de lage waterstand de bestemmingen veelal maar half afgeladen bereiken. Voor het vervoer van dezelfde hoeveelheid bouwgrondstoffen zijn daarom meer schepen nodig. De belangrijkste taak van de leveranciers om voldoende schepen te vinden en er voor te zorgen dat hun klanten niet zonder materiaal komen te zitten, de leverzekerheid, staat daarmee sterk onder druk. Dit vraag en aanbod element heeft ook tot gevolg dat de vrachttarieven stijgen. De vooruitzichten voor de komende dagen geven geen verbetering van de situatie.
Dat er momenteel echt sprake is van laag water op de Rijn, blijkt wel uit de gegevens van de peilschaal (Pegel) bij Kaub, want die stond maandagochtend 26 oktober 2015 op 82 cm met een vallende tendens. Dit is 98 cm lager dan de gemiddelde waterstand van 180 cm. Dit houdt in dat schepen van 2.000 ton nog maar 900 tot 1.100 ton mee kunnen nemen. Bij een dergelijke waterstand zijn er dus bijna twee maal zoveel schepen nodig om hetzelfde volume aan bouwgrondstoffen te vervoeren.
Om de kosten van de verhoogde transportkosten te kunnen afdekken, kennen de leveranciers van bouwgrondstoffen in hun algemene voorwaarden een laagwatertoeslag op de koopprijs van de per schip geleverde producten. De laagwatertoeslag wordt bepaald aan de hand van de laadplaats, in relatie tot de peilschalen langs de Rijn.
Deze laagwatertoeslag, die voor elke leverancier verschillend is, komt op de koopprijs van de per schip geleverde bouwgrondstoffen. Stel dat een leverancier met een afnemer een laagwatertoeslag van 10 % van de koopprijs per 10 cm beneden Kaub overeenkomt, beloopt de laagwatertoeslag, in het voorbeeld van de peilschaal bij Kaub, 98 % van de koopprijs. De extreem lage waterstand maakt de aanvoer van bouwgrondstoffen via de Rijn dus duur.
Hoewel de laagwatertoeslag een contractueel vastgelegde en voor het transport van de bouwgrondstoffen noodzakelijke toeslag is, ondervinden veel leveranciers van bouwgrondstoffen door onbekendheid met het doel van de laagwatertoeslag, in toenemende mate grote weerstand tegen deze toeslag.
De waterstand van de Rijn is al een lange periode behoorlijk laag en zakt steeds verder. De afgelopen weken is de waterstand op de Rijn echter extreem laag en dat heeft grote gevolgen voor de kosten van het transport van bouwgrondstoffen per binnenvaart. Hoewel ieder jaar één of meerdere laagwaterperiodes van een paar dagen of enkele weken voorkomen, is dit jaar sprake van de langst aaneengesloten laagwaterperiode sinds 40 jaar. De binnenvaartschepen kunnen door de lage waterstand de bestemmingen veelal maar half afgeladen bereiken. Voor het vervoer van dezelfde hoeveelheid bouwgrondstoffen zijn daarom meer schepen nodig. De belangrijkste taak van de leveranciers om voldoende schepen te vinden en er voor te zorgen dat hun klanten niet zonder materiaal komen te zitten, de leverzekerheid, staat daarmee sterk onder druk. Dit vraag en aanbod element heeft ook tot gevolg dat de vrachttarieven stijgen. De vooruitzichten voor de komende dagen geven geen verbetering van de situatie.
Dat er momenteel echt sprake is van laag water op de Rijn, blijkt wel uit de gegevens van de peilschaal (Pegel) bij Kaub, want die stond maandagochtend 26 oktober 2015 op 82 cm met een vallende tendens. Dit is 98 cm lager dan de gemiddelde waterstand van 180 cm. Dit houdt in dat schepen van 2.000 ton nog maar 900 tot 1.100 ton mee kunnen nemen. Bij een dergelijke waterstand zijn er dus bijna twee maal zoveel schepen nodig om hetzelfde volume aan bouwgrondstoffen te vervoeren.
Om de kosten van de verhoogde transportkosten te kunnen afdekken, kennen de leveranciers van bouwgrondstoffen in hun algemene voorwaarden een laagwatertoeslag op de koopprijs van de per schip geleverde producten. De laagwatertoeslag wordt bepaald aan de hand van de laadplaats, in relatie tot de peilschalen langs de Rijn.
Deze laagwatertoeslag, die voor elke leverancier verschillend is, komt op de koopprijs van de per schip geleverde bouwgrondstoffen. Stel dat een leverancier met een afnemer een laagwatertoeslag van 10 % van de koopprijs per 10 cm beneden Kaub overeenkomt, beloopt de laagwatertoeslag, in het voorbeeld van de peilschaal bij Kaub, 98 % van de koopprijs. De extreem lage waterstand maakt de aanvoer van bouwgrondstoffen via de Rijn dus duur.
Hoewel de laagwatertoeslag een contractueel vastgelegde en voor het transport van de bouwgrondstoffen noodzakelijke toeslag is, ondervinden veel leveranciers van bouwgrondstoffen door onbekendheid met het doel van de laagwatertoeslag, in toenemende mate grote weerstand tegen deze toeslag.
Geen opmerkingen: