Vervuiling door zware metalen leidde 415 miljoen jaar geleden tot misvormingen en massaal uitsterven in de oceanen
Tijdens een reeks oeroude biologische crisissen stierf tot 85 procent van de ongewervelde zeedieren uit. Uit onderzoek van misvormd fossiel plankton blijkt dat de oorzaak daarvan, ten minste gedeeltelijk, te vinden is in vervuiling door zware metalen.
Het Ordovicium en het Siluur (ca. 485 tot 420 miljoen jaar geleden) waren cruciale momenten in de evolutie van het leven op Aarde. In opeenvolgende korte periodes stierf uiteindelijk tot 85% van de mariene ongewervelde dieren uit, maar de oorzaak voor die sterfte bleef lange tijd ongekend.
Een internationaal team, geleid door Thijs Vandenbroucke (gastprofessor aan de UGent en onderzoeker bij het Franse CNRS) en Poul Emsbo (US Geological Survey), zocht naar de oorzaak van de misvormingen die systematisch voorkomen bij fossiel plankton dat dateert uit de aanvangsfases van die herhaalde periodes van massale sterfte.
In een artikel in het tijdschrift Nature Communications wijzen de wetenschappers op een sterk verhoogde concentratie aan zware metalen, zoals ijzer, lood en arsenicum, in fossiel materiaal van misvormd marien plankton uit het laat Siluur (415 miljoen jaar geleden). Van dit soort metalen staat vandaag vast dat ze heel toxisch kunnen zijn, en misvormingen in mariene organismes kunnen veroorzaken. De onderzoekers leidden daaruit af dat vervuiling door zware metalen de oorzaak was van de misvormingen in het oeroude plankton, en dus waarschijnlijk ook aan de basis lag van de uitstervingsfase die op ongeveer het zelfde moment aanving.
Dat dergelijke misvormde planktonfossielen uit de aanvangsfases van de periodes waarin ongewervelden uitstierven, herhaaldelijk en quasi systematisch gevonden worden, leidt tot de intrigerende mogelijkheid dat vervuiling door metalen en hun verspreiding doorheen zuurstofarme watermassa’s kan hebben bijgedragen tot vele, indien niet tot elk van deze catastrofale sterfteperiodes in de Paleozoïsche oceanen.
Het Ordovicium en het Siluur (ca. 485 tot 420 miljoen jaar geleden) waren cruciale momenten in de evolutie van het leven op Aarde. In opeenvolgende korte periodes stierf uiteindelijk tot 85% van de mariene ongewervelde dieren uit, maar de oorzaak voor die sterfte bleef lange tijd ongekend.
Een internationaal team, geleid door Thijs Vandenbroucke (gastprofessor aan de UGent en onderzoeker bij het Franse CNRS) en Poul Emsbo (US Geological Survey), zocht naar de oorzaak van de misvormingen die systematisch voorkomen bij fossiel plankton dat dateert uit de aanvangsfases van die herhaalde periodes van massale sterfte.
In een artikel in het tijdschrift Nature Communications wijzen de wetenschappers op een sterk verhoogde concentratie aan zware metalen, zoals ijzer, lood en arsenicum, in fossiel materiaal van misvormd marien plankton uit het laat Siluur (415 miljoen jaar geleden). Van dit soort metalen staat vandaag vast dat ze heel toxisch kunnen zijn, en misvormingen in mariene organismes kunnen veroorzaken. De onderzoekers leidden daaruit af dat vervuiling door zware metalen de oorzaak was van de misvormingen in het oeroude plankton, en dus waarschijnlijk ook aan de basis lag van de uitstervingsfase die op ongeveer het zelfde moment aanving.
Dat dergelijke misvormde planktonfossielen uit de aanvangsfases van de periodes waarin ongewervelden uitstierven, herhaaldelijk en quasi systematisch gevonden worden, leidt tot de intrigerende mogelijkheid dat vervuiling door metalen en hun verspreiding doorheen zuurstofarme watermassa’s kan hebben bijgedragen tot vele, indien niet tot elk van deze catastrofale sterfteperiodes in de Paleozoïsche oceanen.
Geen opmerkingen: