Ads Top

'Creëer meer ruimte voor onze nationale drinkwatervoorziening’

De tien Nederlandse drinkwaterbedrijven, verenigd in Vewin, voorzien ruim 8 miljoen huishoudens en bedrijven 24/7 van gezond, lekker en betaalbaar kraanwater. Zij vervullen daarmee een vitale functie in de samenleving voor volksgezondheid, welzijn én welvaart. 

De grootste uitdagingen waar de drinkwaterbedrijven mee kampen, zijn: de kwaliteit van de bronnen, waterbeschikbaarheid en de financiering van essentiële investeringen. Drie waterprofessionals pleiten voor snelle actie van de politiek.

In de Drinkwaterwet staat dat de openbare drinkwatervoorziening volksgezondheid, welzijn én welvaart dient. Dat betekent in de praktijk dat de drinkwaterbedrijven ervoor moeten zorgen dat op 8 miljoen adressen in Nederland 24/7 schoon en betaalbaar drinkwater uit de kraan komt. 

Joyce Nelissen, directeurbestuurder WML: ‘Dat gaat niet vanzelf: in het hele land werken duizenden waterprofessionals dag en nacht om de drinkwatervoorziening in goede banen te leiden. Het bestaande productie- en distributienetwerk moet onderhouden en vervangen worden. Tegelijkertijd is er intensievere zuivering nodig door de toenemende verontreiniging van onze bronnen én is een forse uitbreiding van het netwerk nodig in verband met de groei van het aantal woningen en de toenemende vraag door o.a. klimaatontwikkelingen. Om dit alles te kunnen realiseren is veel geld nodig. 

De investeringsruimte van de drinkwaterbedrijven wordt grotendeels bepaald door de WACC, die aangeeft hoeveel vermogenskosten (rentekosten en resultaat) mogen worden doorberekend in het tarief aan de klant. ’Met een te lage WACC kunnen drinkwaterbedrijven onvoldoende cashflow (inkomsten of geleend geld) realiseren om de investeringen te financieren.’ 

‘De WACC is al lange tijd te laag voor de benodigde investeringen. De minister van IenW heeft deze rekenfactor na jarenlange dringende verzoeken van de sector voor de periode tot en met 2027 iets verhoogd. Dit is echter veel te weinig om de benodigde essentiële structurele en extra investeringen te financieren. Daarom pleiten de drinkwaterbedrijven voor oplossingen voor de lange termijn en dus voor een WACC-systematiek die beter aansluit op de context van de drinkwaterbedrijven om aan alle drinkwaterbehoeften van consumenten en bedrijven te voldoen.’

De drinkwaterbedrijven hebben vanuit de Drinkwaterwet een wettelijke leveringsplicht. Maar inmiddels is de situatie rondom waterbeschikbaarheid in sommige regio’s zó nijpend dat de drinkwatervoorziening aan bedrijven soms in de knel komt. Nieuwe bedrijven kunnen niet worden aangesloten en bestaande zakelijke klanten kunnen geen uitbreiding van hun aansluiting krijgen. Nelissen: ‘We zien het risico dat zakelijke klanten in zulke gevallen waar mogelijk eigen voorzieningen gaan treffen. Dit schaadt het doelmatig zoetwaterbeheer, leidt tot onderbenutting van de publieke infrastructuur (met kostenafwenteling naar huishoudens) en levert risico’s op voor de waterkwaliteit. De drinkwatersector pleit ervoor om in de wet te verduidelijken dat drinkwaterbedrijven een brede leveringsplicht hebben, dus ook voor bedrijven die water van drinkwaterkwaliteit nodig hebben, en dat overheden een zorgplicht hebben die daarmee in verhouding is.’ 

Tegelijkertijd zetten de drinkwaterbedrijven in op het verantwoord gebruik van drinkwater door bewustzijn te stimuleren en door het toepassen van het adagium: ‘Het juiste water, op de juiste plek, voor het juiste gebruik’. Nelissen: ‘Primair willen we waarborgen dat er voldoende drinkwater is voor alle functies in de samenleving. Daarom steunen wij een watertransitie die leidt tot een klimaatrobuust watersysteem. Maar het is goed om ook te kijken naar mogelijke besparingen bij consumenten en bedrijven. Daarom doen verschillende drinkwaterbedrijven bij hun zakelijke klanten waterscans, waarbij wordt gekeken naar potentiële besparingen. Bijvoorbeeld door voor bepaalde toepassingen alternatieve waterkwaliteit te gebruiken in plaats van drinkwater, of door de processen te optimaliseren waardoor minder water nodig is.’

De kwaliteit van drinkwaterbronnen staat in toenemende mate onder druk en is de afgelopen jaren niet significant verbeterd. Verontreinigingen afkomstig uit de landbouw, industrie en huishoudens zorgen ervoor dat de kwaliteit van drinkwaterbronnen juist slechter wordt. 

Wat moet er volgens Arjan Driesprong, algemeen directeur van Oasen, gebeuren om dit tij te keren? Driesprong: ‘Begin bij de bron! De kwaliteit van ons grond- en vooral ons oppervlaktewater is zorgelijk, dat is algemeen bekend. Deze beide bronnen voor de productie van drinkwater zijn te veel verontreinigd door verschillende stoffen. We praten hier al decennia over, maar er moet nu echt doorgepakt worden. De oorsprong van de verontreiniging wisselt: de industrie, de landbouw, het buitenland en de inwoners van Nederland zelf. Er is dus niet één oplossing voor alle problemen: per bron moet er op maat gehandeld worden. Dat betekent soms het actualiseren van een lozingsvergunning, beter handhaven, afspraken maken in de landbouw, de toelating van bestrijdingsmiddelen toetsen aan het drinkwaterbelang, overleggen met overheden in buurlanden en ga zo maar door. Er is nog heel wat nodig om in 2027 de kwaliteitsdoelen van de Kaderrichtlijn Water te behalen.’ ‘Helaas is waterkwaliteit een breed probleem, waarvoor een integrale aanpak en de inspanning van heel veel partijen nodig is. De minister van IenW is stelselverantwoordelijk: hier komt de regelgeving vandaan, hier worden partijen aangespoord en gecontroleerd, en wordt het internationale overleg gevoerd. Maar uiteindelijk moeten alle partijen – decentrale overheden, bedrijfsleven, landbouw en consumenten – hun verantwoordelijkheid pakken. De drinkwaterbedrijven kunnen dit niet alleen oplossen. Wij zitten eigenlijk aan het einde van allerlei ketens die verontreiniging van gronden oppervlaktewater veroorzaken. Drinkwaterbedrijven zorgen niet voor toelating van chemische stoffen, verlenen geen vergunningen voor lozingen en bepalen niet het landbouwbeleid, maar moeten wel ‘end of pipe’ alle troep uit het water zuiveren.’ 

Wat moet er specifiek op het gebied van chemische stoffen en nutriënten en bestrijdingsmiddelen uit de landbouw worden gedaan? Driesprong: ‘Het is belangrijk dat we eindelijk allemaal gaan doen wat we zeggen. Nederland steunt een Europees PFAS-verbod, maar tegelijkertijd zijn er in onze landbouw 128 bestrijdingsmiddelen met PFAS erin toegestaan. Dat komt via de gewassen dus zó ons voedsel in. Het moet dus anders: integraler en strenger. Concreet moet de toelating van chemische stoffen en bestrijdingsmiddelen beter getoetst worden aan de effecten voor het grond- en oppervlaktewater. Ook moet er nu eindelijk een sluitende aanpak voor nitraat uit de landbouw komen. De drinkwaterbedrijven zien dit soort ongewenste stoffen toenemen in hun bronnen en moeten steeds meer inspanning leveren om dit uit het water te zuiveren. Dit staat haaks op de KRW, die spreekt van een ‘zo eenvoudig mogelijke zuivering’.’

Drinkwater lijkt vanzelfsprekend, maar de beschikbaarheid voor nu en morgen staat fors onder druk. Daarom hebben de provincies, het ministerie van IenW en Vewin begin 2025 het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen gelanceerd. Naast landelijke afspraken om procedures te versnellen kent dit programma veertien regionale actieplannen die de knelpunten in de beschikbaarheid van drinkwaterbronnen concreet in beeld brengen, inclusief oplossingsrichtingen. 

Pieter Litjens, voorzitter Vewin: ‘Dit moet ervoor zorgen dat iedereen ook in de toekomst schoon en betrouwbaar drinkwater heeft: huishoudens én bedrijven. Zo kunnen we samen zorgen voor voldoende schoon drinkwater in 2030. Dat wil zeggen, áls we allemaal doen wat is afgesproken! Inmiddels zijn de eerste resultaten zichtbaar, zoals een tijdelijke verruiming van de WACC door de minister. Dit is een mooie eerste stap, maar nu moet er een structurele oplossing komen voor de investeringsruimte van de drinkwaterbedrijven. Een ander resultaat is de Regietafel Drinkwater, waar driemaandelijks bestuurlijk overleg plaatsvindt tussen de provincies en de drinkwaterbedrijven. De Regietafel houdt de vinger aan de pols bij de uitvoering van de regionale plannen en helpt waar mogelijk. Door de verbeterde dialoog is er meer aandacht voor de vergunningverlening en worden knelpunten sneller onderkend en aangepakt. Indien nodig stappen IPO en Vewin samen naar de minister. Op deze wijze houden we de noodzaak van voldoende ruimte voor de drinkwatervoorziening onder de aandacht bij de relevante partijen. De situatie is zo nijpend dat bij ons de vlag uitgaat bij elke vergunning die een drinkwaterbedrijf verkrijgt om meer water te winnen of een productielocatie uit te breiden.’ 

Geen opmerkingen:

Mogelijk gemaakt door Blogger.