Varen op de vaarwegen vraagt om precisiewerk
Schippers hebben door opleiding en ervaring geleerd hoe ze zich door complexe situaties kunnen loodsen. Toch zijn er nog locaties en situaties op de Maas die extra aandacht nodig hebben. Vooral bij verhoogde afvoeren, zoals de omgeving van keersluis Limmel en het invaren van havens.
Stuwen in de rivier zijn bekende risicolocaties. Bij stuwen staat vaak een sterke en gevaarlijke stroming als gevolg van het hoogteverschil over de stuw. De omgeving van stuw Borgharen, samen met keersluis Limmel, kent een aantal bijzonderheden. Zo ligt de stuw dicht op de vaarweg in de Maas naar het Julianakanaal: hierdoor ontstaat op de vaarweg een sterke zijstroom.
Deze wordt flink sterker bij afvoeren vanaf 800 m3/s. Schippers moeten dan van een snelstromende Maas met zijstroom, naar het Julianakanaal met nagenoeg stilstaand water. Er is voor schippers weinig ruimte en tijd om te corrigeren als dit nodig is.
Bij hoge afvoeren worden de stuwen op de Maas gestreken, waardoor de rivier ongestuwd raakt en de stroomsnelheid toeneemt. Dit maakt ook het invaren van havens die direct aan de Maas liggen lastiger. Daarnaast kan het invaren van de toeleidingskanalen richting de sluizen hierdoor complexer worden.
De kennis over en ervaring met deze moeilijkere omstandigheden is mogelijk niet bij alle schippers en verladers voldoende aanwezig. Naast partijen die heel goed weten wat de effecten zijn, hebben we ook te maken met schippers die niet vaak op de Maas varen.
Bij stuw Borgharen staan borden die in vier talen aangeven dat hier een gevaarlijke dwarsstroom aanwezig is. Boven de 500 m3/s knipperen ze oranje om de attentiewaarde te vergroten.
Naast het probleem met de stroming bij de invaart van het Julianakanaal is op het traject extra ruimte nodig waar tegemoetkomende schepen elkaar veilig kunnen passeren. In het BO-MIRT eind 2024 is besloten om de spoorbrug in Maastricht hiervoor te slopen.
Het nader uitwerken van maatregelen voor het veilig toelaten van grotere en diepere schepen wordt ook meegenomen in het project Zuidelijk Maasdal .
Stuwen in de rivier zijn bekende risicolocaties. Bij stuwen staat vaak een sterke en gevaarlijke stroming als gevolg van het hoogteverschil over de stuw. De omgeving van stuw Borgharen, samen met keersluis Limmel, kent een aantal bijzonderheden. Zo ligt de stuw dicht op de vaarweg in de Maas naar het Julianakanaal: hierdoor ontstaat op de vaarweg een sterke zijstroom.
Deze wordt flink sterker bij afvoeren vanaf 800 m3/s. Schippers moeten dan van een snelstromende Maas met zijstroom, naar het Julianakanaal met nagenoeg stilstaand water. Er is voor schippers weinig ruimte en tijd om te corrigeren als dit nodig is.
Bij hoge afvoeren worden de stuwen op de Maas gestreken, waardoor de rivier ongestuwd raakt en de stroomsnelheid toeneemt. Dit maakt ook het invaren van havens die direct aan de Maas liggen lastiger. Daarnaast kan het invaren van de toeleidingskanalen richting de sluizen hierdoor complexer worden.
De kennis over en ervaring met deze moeilijkere omstandigheden is mogelijk niet bij alle schippers en verladers voldoende aanwezig. Naast partijen die heel goed weten wat de effecten zijn, hebben we ook te maken met schippers die niet vaak op de Maas varen.
Bij stuw Borgharen staan borden die in vier talen aangeven dat hier een gevaarlijke dwarsstroom aanwezig is. Boven de 500 m3/s knipperen ze oranje om de attentiewaarde te vergroten.
Naast het probleem met de stroming bij de invaart van het Julianakanaal is op het traject extra ruimte nodig waar tegemoetkomende schepen elkaar veilig kunnen passeren. In het BO-MIRT eind 2024 is besloten om de spoorbrug in Maastricht hiervoor te slopen.
Het nader uitwerken van maatregelen voor het veilig toelaten van grotere en diepere schepen wordt ook meegenomen in het project Zuidelijk Maasdal .
Geen opmerkingen: