TU Delft onderzoekers naar Great Barrier Reef voor koraalherstel
Een team met onderzoekers van de TU Delft, Van Oord en het Australische onderzoeksinstituut CSIRO vertrekt deze week naar het Great Barrier Reef bij Australië om een nieuwe methode voor grootschalig herstel van koraal te testen. Bij deze rehabilitatie-methode worden koraaleitjes opgevangen op gezonde delen van het rif en later als koraallarven weer uitgezet op plekken waar het koraal moet aangroeien. Het werken met koraaleitjes is een beproefd concept dat al op kleine schaal en in tanks wordt toegepast. De onderzoekers gaan nu op locatie onderzoeken of dit proces is op te schalen door koraaleitjes op veel grotere schaal dan tot nu toe te verzamelen met behulp van aangepaste pompinstallaties zoals ook baggerschepen gebruiken.
Ergens in de vijf dagen na de volle maan in november is er één moment waarop het koraal van het Great Barrier Reef massaal haar eitjes loslaat in de oceaan; de zogenaamde ‘coral spawning’. De eitjes dwarrelen kort na de spawning naar het wateroppervlak waar ze afhankelijk van de stroming als een deken op het wateroppervlak bij elkaar kunnen drijven. De onderzoekers gebruiken een vliegtuigje om vanuit de lucht deze ronddrijvende eitjeswolken te lokaliseren. ‘Een spannend proces,’ zegt prof. Mark van Koningsveld van de TU Delft, ‘omdat we vervolgens met de boot met pomp- en onderzoeksapparatuur snel bij de eitjes moeten zijn voor de testen; een nieuwe kans om dit proces in de natuur te testen is er pas weer over een jaar bij de volgende spawning van het koraal.’
De kwetsbare eitjes moeten levend de opslagtank bereiken. Om deze tocht zo soepel en veilig mogelijk te laten verlopen hebben de onderzoekers van TU Delft en Van Oord de afgelopen maanden hard gewerkt aan het optimaliseren van de pompsystemen. Zo moet de aanzuigmond goed aan de oppervlakte blijven drijven en mag bij het aanzuigen geen draaikolk ontstaan waardoor de kwetsbare eitjes mogelijk beschadigd zouden kunnen worden. Ook bleek dat pomptype een belangrijke ontwerpfactor was. De komende weken zal duidelijk worden hoe de systemen zich houden bij echte stroming en golven. De onderzoekers zullen in Australië twee soorten pompen en twee soorten opslagtanks gaan testen. Bij de testen in het laboratorium in Nederland gebruikten ze onder andere viseitjes, aalbessen, doperwten en gelballetjes om de structuur van koraaleitjes zo goed mogelijk na te bootsen. Het werken met echte koraaleitjes op het Great Barrier Reef, is een heel belangrijke volgende stap in het onderzoek.
Blijken de pompen en tanks een succesvolle manier om koraaleitjes op grote schaal te verzamelen en op te slaan zodat ze later kunnen worden losgelaten om te settelen op het rif, dan is dat een heel belangrijke stap voorwaarts voor grootschalige rehabilitatie van koraalriffen. ‘Op een schip zouden we wel twee miljard eitjes kunnen opslaan en vervoeren. Dat lijkt veel, maar is op de gezonde delen van het Great Barrier Reef maar een verwaarloosbaar deel van de totale beschikbare hoeveelheid. Als we die eitjes kunnen laten ontwikkelen tot larven en vervolgens kunnen loslaten op plekken waar het rif beschadigd is, en waar van nature dus bijna geen larven meer zijn, dan lossen we één van de belangrijkste bottlenecks voor herstel van dat soort riffen op. Voor een zo groot mogelijk positief effect is schaalgrootte essentieel, naast andere beheers- en beschermingsmaatregelen die uiteraard nodig blijven om zo gunstig mogelijke condities voor rifherstel te bewerkstelligen.’ aldus Van Koningsveld.
Ergens in de vijf dagen na de volle maan in november is er één moment waarop het koraal van het Great Barrier Reef massaal haar eitjes loslaat in de oceaan; de zogenaamde ‘coral spawning’. De eitjes dwarrelen kort na de spawning naar het wateroppervlak waar ze afhankelijk van de stroming als een deken op het wateroppervlak bij elkaar kunnen drijven. De onderzoekers gebruiken een vliegtuigje om vanuit de lucht deze ronddrijvende eitjeswolken te lokaliseren. ‘Een spannend proces,’ zegt prof. Mark van Koningsveld van de TU Delft, ‘omdat we vervolgens met de boot met pomp- en onderzoeksapparatuur snel bij de eitjes moeten zijn voor de testen; een nieuwe kans om dit proces in de natuur te testen is er pas weer over een jaar bij de volgende spawning van het koraal.’
De kwetsbare eitjes moeten levend de opslagtank bereiken. Om deze tocht zo soepel en veilig mogelijk te laten verlopen hebben de onderzoekers van TU Delft en Van Oord de afgelopen maanden hard gewerkt aan het optimaliseren van de pompsystemen. Zo moet de aanzuigmond goed aan de oppervlakte blijven drijven en mag bij het aanzuigen geen draaikolk ontstaan waardoor de kwetsbare eitjes mogelijk beschadigd zouden kunnen worden. Ook bleek dat pomptype een belangrijke ontwerpfactor was. De komende weken zal duidelijk worden hoe de systemen zich houden bij echte stroming en golven. De onderzoekers zullen in Australië twee soorten pompen en twee soorten opslagtanks gaan testen. Bij de testen in het laboratorium in Nederland gebruikten ze onder andere viseitjes, aalbessen, doperwten en gelballetjes om de structuur van koraaleitjes zo goed mogelijk na te bootsen. Het werken met echte koraaleitjes op het Great Barrier Reef, is een heel belangrijke volgende stap in het onderzoek.
Blijken de pompen en tanks een succesvolle manier om koraaleitjes op grote schaal te verzamelen en op te slaan zodat ze later kunnen worden losgelaten om te settelen op het rif, dan is dat een heel belangrijke stap voorwaarts voor grootschalige rehabilitatie van koraalriffen. ‘Op een schip zouden we wel twee miljard eitjes kunnen opslaan en vervoeren. Dat lijkt veel, maar is op de gezonde delen van het Great Barrier Reef maar een verwaarloosbaar deel van de totale beschikbare hoeveelheid. Als we die eitjes kunnen laten ontwikkelen tot larven en vervolgens kunnen loslaten op plekken waar het rif beschadigd is, en waar van nature dus bijna geen larven meer zijn, dan lossen we één van de belangrijkste bottlenecks voor herstel van dat soort riffen op. Voor een zo groot mogelijk positief effect is schaalgrootte essentieel, naast andere beheers- en beschermingsmaatregelen die uiteraard nodig blijven om zo gunstig mogelijke condities voor rifherstel te bewerkstelligen.’ aldus Van Koningsveld.
Geen opmerkingen: