Rioolwater steeds beter gezuiverd
Het water dat door rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt geloosd, is steeds minder vervuild. Vergeleken met 1990 zitten er nu beduidend minder fosfor, stikstof of zware metalen in het restwater. Dat meldt CBS.
In 2014 bevatte het restwater van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) een stuk minder vervuilende stoffen dan in 1990, toen voor het eerst de totale vervuiling van het oppervlaktewater via de Emissieregistratie werd berekend. Tot de vervuilende stoffen behoren onder meer fosfor- en stikstofverbindingen en zware metalen. Van deze stoffen is de daling het grootst bij koper, daarvan bevat het restwater van rioolwaterzuiveringsinstallaties nu bijna 80 procent minder dan in 1990. Verder bevat het 65 procent minder stikstof- en fosforverbindingen, en de helft minder zink.
Ook vanuit andere bronnen dan het gezuiverde rioolwater is de verontreiniging van het oppervlaktewater aanzienlijk afgenomen.
Tot ongeveer 1970 kwam het meeste rioolwater van huishoudens nog ongezuiverd in het oppervlaktewater terecht, met een slechte waterkwaliteit als gevolg. Rioolwaterzuiveringsinstallaties hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de vermindering van watervervuiling. Daar hebben ook diverse maatregelen bij andere vervuilingsbronnen, zoals sanering van industriële lozingen, aan bijgedragen.
De rioolwaterzuiveringsinstallaties halen met geavanceerde biologische en chemische technieken bijna 85 procent van de stikstof- en fosforverbindingen en 50 tot 90 procent van de zware metalen uit het rioolwater. Organische (biologisch afbreekbare) vervuiling wordt zelfs bijna volledig (98 procent) verwijderd.
De mate waarin het gezuiverde rioolwater bijdraagt aan de totale vervuiling van het oppervlaktewater verschilt per verontreinigende stof. Bij fosfor hadden de rioolwaterzuiveringsinstallaties in 2014 met 33 procent nog een relatief groot aandeel in de totale vervuiling; voor koper was dat slechts 9 procent. Andere belangrijke vervuilingsbronnen van oppervlaktewater zijn uit- en afspoeling van landbouw- en natuurbodems, afzetting vanuit de lucht (atmosferische depositie), directe lozingen door industriële- en landbouwbedrijven en lozingen vanuit nooduitlaten of overstorten van het rioolstelsel in geval van hevige neerslag.
Eind 2014 telde Nederland 337 rioolwaterzuiveringsinstallaties, die samen ruim 1,8 miljard m3 rioolwater zuiverden; per dag is dat de inhoud van bijna 2 duizend olympische zwembaden.
De waterschappen zijn ervoor verantwoordelijk dat de rwzi’s voldoende capaciteit hebben om al het aangevoerde rioolwater te zuiveren. In 2014 was deze capaciteit geschikt voor zuivering van het rioolwater van ruim 30 miljoen personen ofwel vervuilingseenheden (VE). Dit rioolwater is afkomstig van huishoudens, bedrijven en afspoelend hemelwater. Over het algemeen hebben de waterschappen voldoende restcapaciteit om pieken in de rioolwateraanvoer, bijvoorbeeld als gevolg van overmatige neerslag of extra afvalwater door toerisme, op te vangen. In 2014 varieerde de restcapaciteit per waterschap tussen de 5 en 30 procent van de maximale capaciteit, met een gemiddelde van 16 procent. Het Waterschapsbedrijf Limburg en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben de grootste zuiveringscapaciteit in hun gebied, namelijk elk 2,1 miljoen VE.
In 2014 bevatte het restwater van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) een stuk minder vervuilende stoffen dan in 1990, toen voor het eerst de totale vervuiling van het oppervlaktewater via de Emissieregistratie werd berekend. Tot de vervuilende stoffen behoren onder meer fosfor- en stikstofverbindingen en zware metalen. Van deze stoffen is de daling het grootst bij koper, daarvan bevat het restwater van rioolwaterzuiveringsinstallaties nu bijna 80 procent minder dan in 1990. Verder bevat het 65 procent minder stikstof- en fosforverbindingen, en de helft minder zink.
Ook vanuit andere bronnen dan het gezuiverde rioolwater is de verontreiniging van het oppervlaktewater aanzienlijk afgenomen.
Tot ongeveer 1970 kwam het meeste rioolwater van huishoudens nog ongezuiverd in het oppervlaktewater terecht, met een slechte waterkwaliteit als gevolg. Rioolwaterzuiveringsinstallaties hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de vermindering van watervervuiling. Daar hebben ook diverse maatregelen bij andere vervuilingsbronnen, zoals sanering van industriële lozingen, aan bijgedragen.
De rioolwaterzuiveringsinstallaties halen met geavanceerde biologische en chemische technieken bijna 85 procent van de stikstof- en fosforverbindingen en 50 tot 90 procent van de zware metalen uit het rioolwater. Organische (biologisch afbreekbare) vervuiling wordt zelfs bijna volledig (98 procent) verwijderd.
De mate waarin het gezuiverde rioolwater bijdraagt aan de totale vervuiling van het oppervlaktewater verschilt per verontreinigende stof. Bij fosfor hadden de rioolwaterzuiveringsinstallaties in 2014 met 33 procent nog een relatief groot aandeel in de totale vervuiling; voor koper was dat slechts 9 procent. Andere belangrijke vervuilingsbronnen van oppervlaktewater zijn uit- en afspoeling van landbouw- en natuurbodems, afzetting vanuit de lucht (atmosferische depositie), directe lozingen door industriële- en landbouwbedrijven en lozingen vanuit nooduitlaten of overstorten van het rioolstelsel in geval van hevige neerslag.
Eind 2014 telde Nederland 337 rioolwaterzuiveringsinstallaties, die samen ruim 1,8 miljard m3 rioolwater zuiverden; per dag is dat de inhoud van bijna 2 duizend olympische zwembaden.
De waterschappen zijn ervoor verantwoordelijk dat de rwzi’s voldoende capaciteit hebben om al het aangevoerde rioolwater te zuiveren. In 2014 was deze capaciteit geschikt voor zuivering van het rioolwater van ruim 30 miljoen personen ofwel vervuilingseenheden (VE). Dit rioolwater is afkomstig van huishoudens, bedrijven en afspoelend hemelwater. Over het algemeen hebben de waterschappen voldoende restcapaciteit om pieken in de rioolwateraanvoer, bijvoorbeeld als gevolg van overmatige neerslag of extra afvalwater door toerisme, op te vangen. In 2014 varieerde de restcapaciteit per waterschap tussen de 5 en 30 procent van de maximale capaciteit, met een gemiddelde van 16 procent. Het Waterschapsbedrijf Limburg en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben de grootste zuiveringscapaciteit in hun gebied, namelijk elk 2,1 miljoen VE.
Geen opmerkingen: