Projecten voor duurzame visvangst onvoldoende effectief
Projecten die duurzame visvangst stimuleren, blijven in ontwikkelingslanden vaak steken in goede bedoelingen. Van de geïmporteerde vis in Europese en Noord-Amerikaanse winkels is daardoor een deel minder duurzaam gevangen dan wordt beweerd. Om ondermijning van het MSC-keurmerk voor duurzame vangsten te voorkomen, moeten de eisen voor markttoegang omhoog. Dat stellen Simon Bush van Wageningen University en internationale collega’s in een artikel in Science van 1 mei.
De vraag naar wilde en gekweekte vis en schaaldieren is de afgelopen veertig jaar wereldwijd verdubbeld. Om de visbestanden op peil te houden, hebben grote supermarktketens in Europa en Noord-Amerika als Walmart in de VS en Carrefour in Frankrijk enkele jaren geleden beloofd om vanaf 2015 alleen nog verse en bevroren vis van gecertificeerde duurzame vangsten en duurzame kweek te verkopen. Ook al was toen al duidelijk dat er wereldwijd nog onvoldoende aanbod van gevangen en gekweekte vis met duurzaamheidscertificaat is.
Om het aanbod te vergroten, hebben inkopers, ngo’s en overheden projecten opgezet die moeten resulteren in meer vangsten met een duurzaamheidskeurmerk zoals van het Marine Stewardship Council (MSC). Dat heeft effectieve standaarden ontwikkeld die de visbestanden en oceanen helpen beschermen. In ontwikkelingslanden is duurzame visvangst en -kweek nog een kleine sector. Van de vis die internationaal wordt verhandeld, is ongeveer de helft afkomstig uit ontwikkelingslanden. Maar van alle visproducenten met MSC-keurmerk komt slechts zeven procent uit ontwikkelingslanden. Wel vindt de helft van de meer dan 130 visserijprojecten in ontwikkelingslanden plaats. De verwachting is dat er de komende twee jaar nog honderd projecten bij komen. Een internationaal team van onderzoekers, waaronder Simon Bush van Wageningen University, heeft nu het effect van die projecten onderzocht.
In de visserijprojecten maken de inkopers en andere betrokkenen uit de keten afspraken met vissers en organisaties van vissers, en dragen financieel bij aan het proces naar MSC-certificering. Om de deelnemers te stimuleren, worden de vangsten al in de beginfase van het project ingekocht. De studie laat echter zien dat veel projecten in de fase van planontwikkeling blijven steken. Met vervolgstappen, zoals noodzakelijke aanpassingen van visserijbeleid of vispraktijken, is vaak na twee jaar nog geen begin gemaakt. Zo belandt tweederde van de in projecten gevangen vis al als duurzaam gevangen in de schappen, terwijl het management nog niet op orde is.
Ook ontbreken eenduidige richtlijnen die de voortgang in de visserijprojecten beoordelen, vertelt Bush. “Eigenlijk controleert geen enkele onafhankelijke organisatie of de projecten hun beloften waarmaken en de stappen zetten die nodig zijn om het MSC-keurmerk aan te vragen. Maar zelfs als de voortgang wordt beoordeeld, dan hebben de uitkomsten nog geen consequenties. De markttoegang blijft overeind, ook als er geen vooruitgang wordt geboekt richting certificering. Daardoor dreigen overbevissing, uitholling van het begrip duurzame visserij en een ondermijning van het MSC-keurmerk.”
Bush en zijn medeauteurs doen daarom de aanbeveling om vangsten van verduurzamingsprojecten slechts onder voorwaarden markttoegang te geven. Worden gestelde doelen op het pad naar certificering dan niet binnen een bepaalde termijn bereikt, dan moeten de verkoopmogelijkheden weer worden beperkt. Ook stellen ze dat er meer met vangstvergunningen voor bepaald visbestanden of visgebieden gewerkt moeten gaan worden. Hoe moeilijk dat ook te regelen zou kunnen zijn, zonder die gecontroleerde toegang gaat de wens voor duurzame vangsten leiden tot overbevissing.
Een derde belangrijke aanbeveling betreft de opzet van projecten. De visserijprojecten moeten meer oog gaan hebben voor het sociaaleconomische systeem waarin ze plaatsvinden, zegt Bush. “We weten nog niet in welke gemeenschappen verduurzamingsprojecten goed werken, we weten niet of de markt wel een echte pullfactor is, wie de voordelen plukt van het project en hoe de hogere kosten voor de duurzame visserij worden opgebracht. Maar dat is wel onmisbare informatie voor effectief beleid voor de langere termijn.”
De vraag naar wilde en gekweekte vis en schaaldieren is de afgelopen veertig jaar wereldwijd verdubbeld. Om de visbestanden op peil te houden, hebben grote supermarktketens in Europa en Noord-Amerika als Walmart in de VS en Carrefour in Frankrijk enkele jaren geleden beloofd om vanaf 2015 alleen nog verse en bevroren vis van gecertificeerde duurzame vangsten en duurzame kweek te verkopen. Ook al was toen al duidelijk dat er wereldwijd nog onvoldoende aanbod van gevangen en gekweekte vis met duurzaamheidscertificaat is.
Om het aanbod te vergroten, hebben inkopers, ngo’s en overheden projecten opgezet die moeten resulteren in meer vangsten met een duurzaamheidskeurmerk zoals van het Marine Stewardship Council (MSC). Dat heeft effectieve standaarden ontwikkeld die de visbestanden en oceanen helpen beschermen. In ontwikkelingslanden is duurzame visvangst en -kweek nog een kleine sector. Van de vis die internationaal wordt verhandeld, is ongeveer de helft afkomstig uit ontwikkelingslanden. Maar van alle visproducenten met MSC-keurmerk komt slechts zeven procent uit ontwikkelingslanden. Wel vindt de helft van de meer dan 130 visserijprojecten in ontwikkelingslanden plaats. De verwachting is dat er de komende twee jaar nog honderd projecten bij komen. Een internationaal team van onderzoekers, waaronder Simon Bush van Wageningen University, heeft nu het effect van die projecten onderzocht.
In de visserijprojecten maken de inkopers en andere betrokkenen uit de keten afspraken met vissers en organisaties van vissers, en dragen financieel bij aan het proces naar MSC-certificering. Om de deelnemers te stimuleren, worden de vangsten al in de beginfase van het project ingekocht. De studie laat echter zien dat veel projecten in de fase van planontwikkeling blijven steken. Met vervolgstappen, zoals noodzakelijke aanpassingen van visserijbeleid of vispraktijken, is vaak na twee jaar nog geen begin gemaakt. Zo belandt tweederde van de in projecten gevangen vis al als duurzaam gevangen in de schappen, terwijl het management nog niet op orde is.
Ook ontbreken eenduidige richtlijnen die de voortgang in de visserijprojecten beoordelen, vertelt Bush. “Eigenlijk controleert geen enkele onafhankelijke organisatie of de projecten hun beloften waarmaken en de stappen zetten die nodig zijn om het MSC-keurmerk aan te vragen. Maar zelfs als de voortgang wordt beoordeeld, dan hebben de uitkomsten nog geen consequenties. De markttoegang blijft overeind, ook als er geen vooruitgang wordt geboekt richting certificering. Daardoor dreigen overbevissing, uitholling van het begrip duurzame visserij en een ondermijning van het MSC-keurmerk.”
Bush en zijn medeauteurs doen daarom de aanbeveling om vangsten van verduurzamingsprojecten slechts onder voorwaarden markttoegang te geven. Worden gestelde doelen op het pad naar certificering dan niet binnen een bepaalde termijn bereikt, dan moeten de verkoopmogelijkheden weer worden beperkt. Ook stellen ze dat er meer met vangstvergunningen voor bepaald visbestanden of visgebieden gewerkt moeten gaan worden. Hoe moeilijk dat ook te regelen zou kunnen zijn, zonder die gecontroleerde toegang gaat de wens voor duurzame vangsten leiden tot overbevissing.
Een derde belangrijke aanbeveling betreft de opzet van projecten. De visserijprojecten moeten meer oog gaan hebben voor het sociaaleconomische systeem waarin ze plaatsvinden, zegt Bush. “We weten nog niet in welke gemeenschappen verduurzamingsprojecten goed werken, we weten niet of de markt wel een echte pullfactor is, wie de voordelen plukt van het project en hoe de hogere kosten voor de duurzame visserij worden opgebracht. Maar dat is wel onmisbare informatie voor effectief beleid voor de langere termijn.”
Geen opmerkingen: