Beekmeandering afhankelijk van lokale condities
Het was maar een klein kanaaltje dat rond 1800 tussen de Niers in Duitsland en de Maas in Limburg is gegraven. Nadat het Gelderns-Nierskanaal de vrije loop kreeg is het gaan meanderen. Een historische reconstructie van dit proces door Wageningen University en Alterra Wageningen UR draagt bij aan een beter begrip van de wijze waarop meanderprocessen plaatsvinden.
“Er is nog maar weinig bekend van de morfologie van laaglandbeken,” zegt promovendus Joris Eekhout. “Veel van die beken zijn in het kader van ruilverkavelingen gekanaliseerd, vaak op een overgedimensioneerde manier om ook piekafvoeren aan te kunnen. Waterschappen zijn zo’n 25 jaar geleden begonnen met beekherstel, waarbij een van de doelen was de kronkelende loop terug te brengen. Eén van de vragen waar waterschappen graag antwoord op willen is hoeveel ruimte een meanderende beek nodig heeft. Deze vraag is relevant voor de hoeveelheid grond die aangekocht moet worden om een project uit te kunnen voeren. Ik heb in het kader van mijn promotie daarom onderzoek gedaan naar een actief meanderende waterloop, met het formaat van een laaglandbeek. Het doel van deze case studie was het onderzoeken van de invloed van verschillen in samenstelling van de ondergrond op het ontstaan van meanders.”
Het Duitse deel van het kanaal tussen de Niers en de Maas is altijd gekanaliseerd gebleven door oeverbeschoeiing. Het Nederlandse deel in Limburg daarentegen is de vrije loop gelaten en is actief gaan meanderen. Er zijn daarbij meanderbochten afgesneden en het benedenstroomse deel van het kanaal heeft zich diep ingesneden. “Als je door de vallei loopt zou je niet denken dat je in Nederland bent,” zegt onderzoeker Ton Hoitink. “We hebben de meander- en insnijdingsprocessen in dit gebied geanalyseerd op basis van historisch kaartmateriaal uit de periode 1806 tot 2006, LiDAR-data uit 1997 en veldobservaties.”
De analyse van Joris Eekhout, Ton Hoitink en Bart Makaske heeft inzicht verschaft in de invloed van verschillen in de samenstelling van de ondergrond op het ontstaan van meanders. Hieruit blijkt dat meandering op drie afzonderlijke locaties langs het kanaal is begonnen. Juist op de plaatsen waar het meanderen is begonnen zijn ook aanwijzingen voor kwel gevonden, in de vorm van sterk roestige lagen in de bodem langs het kanaal. Hieruit valt op te maken dat lokale kwel de oevers zal hebben verzwakt en de eerste aanzet tot meanderen heeft gegeven.
Het onderzoek is gefinancierd door STOWA en onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Earth Surface Processes and Landforms. Naast implicaties voor de initiatie van meandering heeft deze studie ook implicaties voor beekherstel. Joris Eekhout: “We laten zien dat lokale condities, zoals kwel en een harde ondergrond, invloed hebben op het meandergedrag. Een gebiedsanalyse moet uitwijzen of in een beoogd beekhersteltraject de juiste condities aanwezig zijn om het meandergedrag te kunnen beïnvloeden.”
“Er is nog maar weinig bekend van de morfologie van laaglandbeken,” zegt promovendus Joris Eekhout. “Veel van die beken zijn in het kader van ruilverkavelingen gekanaliseerd, vaak op een overgedimensioneerde manier om ook piekafvoeren aan te kunnen. Waterschappen zijn zo’n 25 jaar geleden begonnen met beekherstel, waarbij een van de doelen was de kronkelende loop terug te brengen. Eén van de vragen waar waterschappen graag antwoord op willen is hoeveel ruimte een meanderende beek nodig heeft. Deze vraag is relevant voor de hoeveelheid grond die aangekocht moet worden om een project uit te kunnen voeren. Ik heb in het kader van mijn promotie daarom onderzoek gedaan naar een actief meanderende waterloop, met het formaat van een laaglandbeek. Het doel van deze case studie was het onderzoeken van de invloed van verschillen in samenstelling van de ondergrond op het ontstaan van meanders.”
Het Duitse deel van het kanaal tussen de Niers en de Maas is altijd gekanaliseerd gebleven door oeverbeschoeiing. Het Nederlandse deel in Limburg daarentegen is de vrije loop gelaten en is actief gaan meanderen. Er zijn daarbij meanderbochten afgesneden en het benedenstroomse deel van het kanaal heeft zich diep ingesneden. “Als je door de vallei loopt zou je niet denken dat je in Nederland bent,” zegt onderzoeker Ton Hoitink. “We hebben de meander- en insnijdingsprocessen in dit gebied geanalyseerd op basis van historisch kaartmateriaal uit de periode 1806 tot 2006, LiDAR-data uit 1997 en veldobservaties.”
De analyse van Joris Eekhout, Ton Hoitink en Bart Makaske heeft inzicht verschaft in de invloed van verschillen in de samenstelling van de ondergrond op het ontstaan van meanders. Hieruit blijkt dat meandering op drie afzonderlijke locaties langs het kanaal is begonnen. Juist op de plaatsen waar het meanderen is begonnen zijn ook aanwijzingen voor kwel gevonden, in de vorm van sterk roestige lagen in de bodem langs het kanaal. Hieruit valt op te maken dat lokale kwel de oevers zal hebben verzwakt en de eerste aanzet tot meanderen heeft gegeven.
Het onderzoek is gefinancierd door STOWA en onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Earth Surface Processes and Landforms. Naast implicaties voor de initiatie van meandering heeft deze studie ook implicaties voor beekherstel. Joris Eekhout: “We laten zien dat lokale condities, zoals kwel en een harde ondergrond, invloed hebben op het meandergedrag. Een gebiedsanalyse moet uitwijzen of in een beoogd beekhersteltraject de juiste condities aanwezig zijn om het meandergedrag te kunnen beïnvloeden.”
Geen opmerkingen: