Ontginning van gas en olie bedreigt Afrikaanse meren
Het Tanganyikameer, dat een oppervlakte heeft die zelfs lichtjes groter is dan van Belgiƫ, bevat een vijfde van de globale zoetwaterreserves en heeft een onschatbare biodiversiteit, o.a. honderden soorten vissen die nergens anders ter wereld voorkomen.
Het vermoeden van omvangrijke gas-en oliereserves onder de bodem van het meer laat de omringende arme landen zoals de DR Congo, Burundi, Tanzania en Zambia dromen van broodnodige inkomsten. Ontginning van gas en olie in die streek brengt echter enorme risico’s mee voor de meer dan tien miljoen mensen die er leven en die grotendeels afhankelijk zijn van het meer. Mogelijke olielekken zouden het ganse ecosysteem kunnen vernietigen omwille van het relatief gesloten karakter van het meer, het gebrek aan bereikbaarheid voor omvangrijke logistiek en infrastructuur, en de instabiele politieke situatie in de streek van de Grote Meren. De hele visserij en de voedselzekerheid zou kunnen instorten, in combinatie met schadelijke gevolgen voor drinkwater en gezondheid over het hele Congobekken waarin het meer langzaam afvloeit. De ongerustheid is gebaseerd op de hele reeks negatieve ervaringen rond de oliewinning in de Nigerdelta.
De wetenschappers, waaronder tal van autoriteiten uit de betrokken landen, dringen bij de regeringen aan om sterke controle- en schadebeperkingsmechanismen te ontwikkelen alvorens hiermee aan te vangen. Beter nog, alternatieven die de lokale bevolking, NGO’s, autoriteiten en wetenschappers betrekken, moeten voorrang krijgen om de regio op een duurzame manier te ontwikkelen zoals voorgeschreven door de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Als voorbeeld wordt hiervoor de poging tot duurzaam beheer aangehaald in het Virunga Nationaal Park in DR Congo.
Het vermoeden van omvangrijke gas-en oliereserves onder de bodem van het meer laat de omringende arme landen zoals de DR Congo, Burundi, Tanzania en Zambia dromen van broodnodige inkomsten. Ontginning van gas en olie in die streek brengt echter enorme risico’s mee voor de meer dan tien miljoen mensen die er leven en die grotendeels afhankelijk zijn van het meer. Mogelijke olielekken zouden het ganse ecosysteem kunnen vernietigen omwille van het relatief gesloten karakter van het meer, het gebrek aan bereikbaarheid voor omvangrijke logistiek en infrastructuur, en de instabiele politieke situatie in de streek van de Grote Meren. De hele visserij en de voedselzekerheid zou kunnen instorten, in combinatie met schadelijke gevolgen voor drinkwater en gezondheid over het hele Congobekken waarin het meer langzaam afvloeit. De ongerustheid is gebaseerd op de hele reeks negatieve ervaringen rond de oliewinning in de Nigerdelta.
De wetenschappers, waaronder tal van autoriteiten uit de betrokken landen, dringen bij de regeringen aan om sterke controle- en schadebeperkingsmechanismen te ontwikkelen alvorens hiermee aan te vangen. Beter nog, alternatieven die de lokale bevolking, NGO’s, autoriteiten en wetenschappers betrekken, moeten voorrang krijgen om de regio op een duurzame manier te ontwikkelen zoals voorgeschreven door de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Als voorbeeld wordt hiervoor de poging tot duurzaam beheer aangehaald in het Virunga Nationaal Park in DR Congo.
Geen opmerkingen: