Alle mogelijke oplossingen voor de bereikbaarheid van Ameland moeten in beeld worden gebracht. Dat schrijven de provinsje Fryslân, de gemeenten Ameland en Noardeast-Fryslân aan minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat. Het gaat om het verbeteren van de bestaande vaarverbinding, verplaatsing van de veerbootterminal van Holwerd naar Ferwert en een tunnel.
In september 2018 zijn provincie Fryslân, gemeenten Ameland en
Noardeast-Fryslân in opdracht van de minister gestart met het verkennen
van oplossingen voor de lange termijn voor de bereikbaarheid van Ameland
na 2029. Dit deden zij onder leiding van Rijkswaterstaat.
Voor de bereikbaarheidsprobleem van Ameland zijn geen simpele oplossingen. Er zijn forse vertragingen op de route. Om betrouwbare reistijden te kunnen garanderen zijn ingrijpende maatregelen nodig. Die moeten idealiter gerealiseerd zijn in 2029, het jaar waarin de nieuwe vergunning voor het vervoer naar Ameland in zal gaan.
Alle scenario’s kennen voor- en nadelen. Er is meer onderzoek nodig om een gewogen keuze te kunnen maken. De partijen vragen de minister zo snel mogelijk de baten en kosten verder uit te werken en zo een voorkeursoplossing te kiezen.
vrijdag 31 januari 2020
woensdag 29 januari 2020
Met DNA-sporen op zoek naar de bron van watervervuiling
Delfland onderzoekt de mogelijkheid om op basis van environmental DNA (eDNA) de bron op te sporen van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater. Deze techniek kan het waterschap mogelijk helpen bij het terugdringen van lozingen en lekkages en zo bijdragen aan een betere waterkwaliteit in het gebied.
Op veel plekken worden nog teveel chemische stoffen en voedingsstoffen aangetroffen, vanuit onder meer de kassen en de landbouw.
Om daar meer grip op te krijgen, doen men onderzoek naar de mogelijkheden om met environmental DNA (eDNA) de bron op te sporen. De eDNA-methode gaat ervan uit dat bij elke lozing of lekkage ook DNA in het water komt van het gewas dat in de betreffende kas wordt gekweekt.
Op veel plekken worden nog teveel chemische stoffen en voedingsstoffen aangetroffen, vanuit onder meer de kassen en de landbouw.
Om daar meer grip op te krijgen, doen men onderzoek naar de mogelijkheden om met environmental DNA (eDNA) de bron op te sporen. De eDNA-methode gaat ervan uit dat bij elke lozing of lekkage ook DNA in het water komt van het gewas dat in de betreffende kas wordt gekweekt.
dinsdag 28 januari 2020
Lading en manoeuvreerbaarheid doorslaggevend bij MARIN’s zeilwedstrijd
Team 2 ‘Fat Lady’ van Technische Universiteit Delft, heeft het snelst zeilende modelvrachtschip van Nederland ontworpen en gebouwd. Het team won op 17 januari de zeilrace van twaalf strijdende studententeams van Technische Universiteit Delft (TU Delft) en Rotterdam Mainport Institute (RMI). De race vond plaats in het Ondiepwaterbassin van onderzoeksinstituut MARIN in Wageningen.
Deze editie konden de schepen een lading meenemen. Voor de lading werd een tijdscorrectie toegepast. Meer lading leidde tot een gunstigere tijd.
Het winnende team, bestaande uit Jaime van Eesteren Barros, Cédric Willekens, Timo van Maarschalkerweerd, Jesper Overbeeke en Jugo Rang van de TU Delft, had goed begrepen dat de tijdcorrectie in het voordeel was voor zware boten. Ze bouwden een gebalanceerd ontwerp met minimalisering van het nat oppervlak om de wrijving te verminderen. En ze pasten een kiel met doorstroomopening toe, die theoretisch met grote drifthoeken nog een goeie dwarskracht levert.
Het ontwerp van Team 10 ‘Mariteam Mari10, ook van TU Delft, is gemaakt door Roald Bruinsma, Anton Beuving, Tim Maaskant, Sietse Soethout en Sebastiaan van Oosterhout en won de innovatieprijs. Zij maakten slim gebruik van de zijdrijvers. Door deze asymmetrisch te maken werd daar dwarskracht opgewekt. Zij wisten tevens de maximale belading mee te nemen, terwijl dat voor een multihull niet direct voor de hand ligt. Tenslotte hebben ze hun keuze onderbouwd met berekeningen.
De modelschepen werden beoordeeld op snelheid, keersnelheid en innovatie, waarbij er twee banen afgelegd moesten worden. De deelnemers moesten laten zien dat hun ontwerpen niet alleen snel voeren in een rechte lijn, maar ook snel boeien wist te ronden. “Ieder jaar worden de regels aangepast om kopiëren van voorgaande jaren onmogelijk te maken. Ditmaal moesten de teams een romp ontwerpen binnen maximale maten voor lengte, breedte, hoogte. De teams konden zelf kiezen om lading mee te nemen tussen nul en zes kilogram. De uitdaging was om uit te vinden of de tijdcorrectie die daarbij hoorde opwoog tegen de grotere weerstand met meer gewicht”, zegt Rogier Eggers, juryvoorzitter en projectmanager bij MARIN. De wedstrijd is onderdeel van de minor ‘Zeiljachten’ bij TU Delft en RMI.
Het evenement vond plaats bij MARIN (Maritiem Research Instituut Nederland) in Wageningen. MARIN is wereldwijd een belangrijk onderzoekscentrum voor de maritieme branche en beschikt over een groot aantal faciliteiten voor onder andere het op schaal testen van scheepsmodellen. Het omzetten van hydrodynamische en nautische technologie naar innovatieve producten voor de maritieme sector is de succesfactor van MARIN. Met deze jaarlijkse wedstrijd wil MARIN studenten de kans geven eigen ideeën te laten uitgroeien tot een nautisch succes.
Deze editie konden de schepen een lading meenemen. Voor de lading werd een tijdscorrectie toegepast. Meer lading leidde tot een gunstigere tijd.
Het winnende team, bestaande uit Jaime van Eesteren Barros, Cédric Willekens, Timo van Maarschalkerweerd, Jesper Overbeeke en Jugo Rang van de TU Delft, had goed begrepen dat de tijdcorrectie in het voordeel was voor zware boten. Ze bouwden een gebalanceerd ontwerp met minimalisering van het nat oppervlak om de wrijving te verminderen. En ze pasten een kiel met doorstroomopening toe, die theoretisch met grote drifthoeken nog een goeie dwarskracht levert.
Het ontwerp van Team 10 ‘Mariteam Mari10, ook van TU Delft, is gemaakt door Roald Bruinsma, Anton Beuving, Tim Maaskant, Sietse Soethout en Sebastiaan van Oosterhout en won de innovatieprijs. Zij maakten slim gebruik van de zijdrijvers. Door deze asymmetrisch te maken werd daar dwarskracht opgewekt. Zij wisten tevens de maximale belading mee te nemen, terwijl dat voor een multihull niet direct voor de hand ligt. Tenslotte hebben ze hun keuze onderbouwd met berekeningen.
De modelschepen werden beoordeeld op snelheid, keersnelheid en innovatie, waarbij er twee banen afgelegd moesten worden. De deelnemers moesten laten zien dat hun ontwerpen niet alleen snel voeren in een rechte lijn, maar ook snel boeien wist te ronden. “Ieder jaar worden de regels aangepast om kopiëren van voorgaande jaren onmogelijk te maken. Ditmaal moesten de teams een romp ontwerpen binnen maximale maten voor lengte, breedte, hoogte. De teams konden zelf kiezen om lading mee te nemen tussen nul en zes kilogram. De uitdaging was om uit te vinden of de tijdcorrectie die daarbij hoorde opwoog tegen de grotere weerstand met meer gewicht”, zegt Rogier Eggers, juryvoorzitter en projectmanager bij MARIN. De wedstrijd is onderdeel van de minor ‘Zeiljachten’ bij TU Delft en RMI.
Het evenement vond plaats bij MARIN (Maritiem Research Instituut Nederland) in Wageningen. MARIN is wereldwijd een belangrijk onderzoekscentrum voor de maritieme branche en beschikt over een groot aantal faciliteiten voor onder andere het op schaal testen van scheepsmodellen. Het omzetten van hydrodynamische en nautische technologie naar innovatieve producten voor de maritieme sector is de succesfactor van MARIN. Met deze jaarlijkse wedstrijd wil MARIN studenten de kans geven eigen ideeën te laten uitgroeien tot een nautisch succes.
PerceelTool helpt eigenaren bij tegengaan wateroverlast en droogte
STOWA en Stichting RIONED lanceren PerceelTool. Regenwater moet ergens naar toe. Het mooist is als de regen in de bodem zakt waar die is gevallen en dus niet in het riool loopt. Zo beperk je wateroverlast en draag je bij aan het tegengaan van droogte en overbelasting van de riolering.
De PerceelTool helpt perceeleigenaren en hun adviseurs bij de keuze van een goede combinatie aan maatregelen. De maatregelen lopen uiteen van infiltratievoorzieningen, opslagtank, groenblauw dak, verwijderen van bestrating, verlagen van een deel van de tuin en afvoeren naar de riolering en openbaar gebied. Iedereen kan PerceelTool kosteloos gebruiken.
Op basis van de indeling, eigenschappen en oppervlakken berekent PerceelTool de hoeveelheid regenwater die de tuin of het terrein kan verwerken en hoeveel water afstroomt naar het openbaar gebied of riolering. Met PerceelTool zie je zowel wat er gebeurt bij kleine buien, langdurige neerslag als bij een hoosbui. Grafieken en animaties tonen de effecten van verschillende (combinaties van) maatregelen. Kijk zelf op www.perceeltool.nl.
De PerceelTool helpt perceeleigenaren en hun adviseurs bij de keuze van een goede combinatie aan maatregelen. De maatregelen lopen uiteen van infiltratievoorzieningen, opslagtank, groenblauw dak, verwijderen van bestrating, verlagen van een deel van de tuin en afvoeren naar de riolering en openbaar gebied. Iedereen kan PerceelTool kosteloos gebruiken.
Op basis van de indeling, eigenschappen en oppervlakken berekent PerceelTool de hoeveelheid regenwater die de tuin of het terrein kan verwerken en hoeveel water afstroomt naar het openbaar gebied of riolering. Met PerceelTool zie je zowel wat er gebeurt bij kleine buien, langdurige neerslag als bij een hoosbui. Grafieken en animaties tonen de effecten van verschillende (combinaties van) maatregelen. Kijk zelf op www.perceeltool.nl.
maandag 27 januari 2020
Rijkswaterstaat gunt onderhoud bediening Noord-Brabantse en Midden-Limburgse kanalen aan Istimewa
Rijkswaterstaat heeft het onderhoud voor de bediening van de objecten in de Zuid-Willemsvaart, het Wilhelminakanaal, het Maximakanaal, de Noordervaart, het Markkanaal, de Amertak en het Kanaal Wessem-Nederweert gegund aan Istimewa.
Het elektrotechnische installatiebureau uit Ritthem was de aanbieder met de beste prijs-kwaliteitverhouding. Het voert vanaf juli 2020 het reguliere onderhoud uit op het gebied van elektrotechniek, werktuigbouwkunde en industriële automatisering bij de bediencentrales, sluizen, spuiduikers, gemalen en bruggen in de genoemde kanalen.
Het contract betreft het monitoren, smeren van bewegende onderdelen, verhelpen van storingen en herstellen van kleine gebreken. Grootschalige vervanging of renovatie van aandrijfinstallaties en het moderniseren van de ICT vallen er niet onder. Dat wordt opgenomen in een nieuw integraal contract voor de Brabantse en Midden-Limburgse kanalen.
Bedieningstechniek behelst het gebied van de elektrotechniek, werktuigbouwkunde en industriële automatisering. Het gaat om specialistisch werk dat wezenlijk verschilt van 'groen' en 'grijs' onderhoud. Rijkswaterstaat Zuid-Nederland brengt dit specialistische onderhoud onder in aparte onderhoudscontracten.
Het elektrotechnische installatiebureau uit Ritthem was de aanbieder met de beste prijs-kwaliteitverhouding. Het voert vanaf juli 2020 het reguliere onderhoud uit op het gebied van elektrotechniek, werktuigbouwkunde en industriële automatisering bij de bediencentrales, sluizen, spuiduikers, gemalen en bruggen in de genoemde kanalen.
Het contract betreft het monitoren, smeren van bewegende onderdelen, verhelpen van storingen en herstellen van kleine gebreken. Grootschalige vervanging of renovatie van aandrijfinstallaties en het moderniseren van de ICT vallen er niet onder. Dat wordt opgenomen in een nieuw integraal contract voor de Brabantse en Midden-Limburgse kanalen.
Bedieningstechniek behelst het gebied van de elektrotechniek, werktuigbouwkunde en industriële automatisering. Het gaat om specialistisch werk dat wezenlijk verschilt van 'groen' en 'grijs' onderhoud. Rijkswaterstaat Zuid-Nederland brengt dit specialistische onderhoud onder in aparte onderhoudscontracten.
donderdag 23 januari 2020
Erfgoed van de maand: Droogmakerij de Beemster
Droogmakerij de Beemster is 1 van de 3 UNESCO werelderfgoederen die de provincie Noord-Holland rijk is. Deze droogmakerij was een van de eerste droogmakerijen in Nederland en is het summum van het door de mens geschapen en geordende landschap. Op verschillende manieren kun je dit werelderfgoed zelf beleven.
Het landschap van Noord-Holland wordt al eeuwenlang gekenmerkt door de aanwezigheid van water en veen. Toen inwoners van de Zaanstreek en Waterland het veen ontgonnen ontstonden waterpartijen, waaronder het Beemstermeer, die een prooi vormden voor het wassende water, bijvoorbeeld tijdens stormvloeden. Molenbouwer Jan Adriaanszoon overtuigde in 1609 enkele kooplieden uit Amsterdam van de mogelijkheden die het zou bieden om het Beemstermeer met een nieuwe innovatieve techniek in te polderen. Zo ontstond nieuwe landbouwgrond waarop voedsel verbouwd kon worden voorde groeiende bevolking van Amsterdam. Daarnaast betekende inpoldering bescherming tegen het oprukkende water en bood het veel werkgelegenheid.
De innovatieve aanpak slaagde. In 1612 viel de polder definitief droog, de molenbouwer kreeg daardoor zelfs de bijnaam Leeghwater. De investering van de kooplieden bleek een schot in de roos. De Beemster werd enorm welvarend en een geliefde plaats voor buitenverblijven van kooplui. Dat kwam onder meer door de inrichting van het Beemster landschap. Er was een perfect patroon bedacht met regelmatige vierkanten van wegen en waterwegen, gebaseerd op de klassieke oudheid. Dit maakbare landschap was voor UNESCO in 1999 de reden om Droogmakerij de Beemster uit te roepen tot werelderfgoed.
Recente archeologische vondsten schijnen een nieuw licht op het verleden van Droogmakerij de Beemster. De provincie liet archeologisch onderzoek uitvoeren toen de provinciale weg N244 in Middenbeemster moest worden verbreed. Daar stuitten archeologen op fundamenten en het erf van 1 van de ruim 43 poldermolens die de Beemster hielpen droogmalen. Omdat alle poldermolens in de Beemster eerder verloren gingen, vond de provincie het belangrijk deze plek goed te onderzoeken. De opgegraven molen stond in een rij van 4 poldermolens. Deze molens werkten trapsgewijs het water uit het Beemstermeer, eerst met scheprad en later met vijzel. De introductie van stoomgemalen bleek het einde van de poldermolens in de Beemster.
Het landschap van Noord-Holland wordt al eeuwenlang gekenmerkt door de aanwezigheid van water en veen. Toen inwoners van de Zaanstreek en Waterland het veen ontgonnen ontstonden waterpartijen, waaronder het Beemstermeer, die een prooi vormden voor het wassende water, bijvoorbeeld tijdens stormvloeden. Molenbouwer Jan Adriaanszoon overtuigde in 1609 enkele kooplieden uit Amsterdam van de mogelijkheden die het zou bieden om het Beemstermeer met een nieuwe innovatieve techniek in te polderen. Zo ontstond nieuwe landbouwgrond waarop voedsel verbouwd kon worden voorde groeiende bevolking van Amsterdam. Daarnaast betekende inpoldering bescherming tegen het oprukkende water en bood het veel werkgelegenheid.
De innovatieve aanpak slaagde. In 1612 viel de polder definitief droog, de molenbouwer kreeg daardoor zelfs de bijnaam Leeghwater. De investering van de kooplieden bleek een schot in de roos. De Beemster werd enorm welvarend en een geliefde plaats voor buitenverblijven van kooplui. Dat kwam onder meer door de inrichting van het Beemster landschap. Er was een perfect patroon bedacht met regelmatige vierkanten van wegen en waterwegen, gebaseerd op de klassieke oudheid. Dit maakbare landschap was voor UNESCO in 1999 de reden om Droogmakerij de Beemster uit te roepen tot werelderfgoed.
Recente archeologische vondsten schijnen een nieuw licht op het verleden van Droogmakerij de Beemster. De provincie liet archeologisch onderzoek uitvoeren toen de provinciale weg N244 in Middenbeemster moest worden verbreed. Daar stuitten archeologen op fundamenten en het erf van 1 van de ruim 43 poldermolens die de Beemster hielpen droogmalen. Omdat alle poldermolens in de Beemster eerder verloren gingen, vond de provincie het belangrijk deze plek goed te onderzoeken. De opgegraven molen stond in een rij van 4 poldermolens. Deze molens werkten trapsgewijs het water uit het Beemstermeer, eerst met scheprad en later met vijzel. De introductie van stoomgemalen bleek het einde van de poldermolens in de Beemster.
woensdag 22 januari 2020
Met de waterwolf valt niet te spotten
De grootste evacuatie ooit in Nederland vanwege hoogwater is deze winter 25 jaar geleden. Zo’n 250.000 mensen moesten hun huizen in het rivierengebied verlaten, vanwege de gevaarlijke hoge waterstand van de Rijn, Maas en Waal. Sommige waterwetenschappers van de Universiteit Utrecht hebben hier persoonlijke herinneringen aan. Ze blikken terug én vooruit.
Het was een penibele situatie eind januari, begin februari 1995. Onder het oog van vele verslaggevers en camera’s werden bij Ochten aan de Waal honderden militairen ingezet om met zandzakken de dijk te verzwaren. Militairen hielpen ook met evacuatie van de klimaatvluchtelingen avant la lettre. In grote gebieden in het rivierenland moesten honderdduizenden mensen en ook heel veel vee huis en haard verlaten. Kinderen moesten tijdelijk in andere dorpen naar school.
“Buitengewoon hectische dagen, je kunt het je nu nauwelijks nog voorstellen zonder mobieltjes en internet, het modernste communicatiemiddel was de fax”, vertelt Herman Havekes, bijzonder hoogleraar Publieke organisatie van het (decentrale) waterbeheer aan de Universiteit Utrecht. Op 31 januari bereikte het water bij Lobith een recordhoogte van 16,63 meter boven NAP. Havekes werkte toen (en nu nog) bij de Unie van Waterschappen.
“Ik verlang er wel eens naar terug omdat er in relatief korte tijd heel veel werk is verricht. De Deltawet grote rivieren - een noodwet die geen noodwet mocht heten - is toen binnen enkele weken door Tweede en Eerste Kamer gejaagd. Er is heel veel geld uitgetrokken voor versterking van dijken en andere maatregelen. Procedures zijn versneld.”
RIVM: Maatregelen nodig tegen verspreiding van Legionella
Het is aannemelijk dat sommige afvalwaterzuiveringsinstallaties Legionella verspreiden. En het is mogelijk dat mensen hierdoor ziek worden. Daarom is het belangrijk dat installaties met een verhoogd risico op verspreiding van Legionella metingen laten doen en geschikte maatregelen nemen.
Dat adviseert het RIVM met de informatie uit twee nieuwe onderzoeken. In 2017 en 2018 bleek dat twee afvalwaterzuiveringsinstallaties waarschijnlijk de bron zijn geweest voor een aantal patiënten met veteranenziekte. De legionellabacterie kan veteranenziekte veroorzaken.
In sommige afvalwaterzuiveringsinstallaties kan Legionella goed groeien. Dit geldt vooral als water in de bassins voor zuivering warm is en er lucht in geblazen wordt. Tijdens zulke zuiveringsprocessen kunnen kleine druppeltjes water (aerosolen), met daarin legionellabacteriën, in de lucht komen.
Het RIVM heeft onder meer vastgesteld dat patiënten die tussen 2013 en 2018 gemeld werden meer dan gemiddeld blootgesteld waren aan aerosolen uit dit soort installaties.
Sommige maatregelen helpen goed, maar het effect van een maatregel kan tussen installaties verschillen. Het effect hangt namelijk af van het zuiveringsproces en de grootte van de installatie.
Het aantal gemelde patiënten met longontsteking door Legionella in Nederland opgelopen is de laatste jaren toegenomen. In 2013 kreeg het RIVM ongeveer 300 meldingen en in 2018 waren dat ongeveer 600 meldingen.
Dat adviseert het RIVM met de informatie uit twee nieuwe onderzoeken. In 2017 en 2018 bleek dat twee afvalwaterzuiveringsinstallaties waarschijnlijk de bron zijn geweest voor een aantal patiënten met veteranenziekte. De legionellabacterie kan veteranenziekte veroorzaken.
In sommige afvalwaterzuiveringsinstallaties kan Legionella goed groeien. Dit geldt vooral als water in de bassins voor zuivering warm is en er lucht in geblazen wordt. Tijdens zulke zuiveringsprocessen kunnen kleine druppeltjes water (aerosolen), met daarin legionellabacteriën, in de lucht komen.
Het RIVM heeft onder meer vastgesteld dat patiënten die tussen 2013 en 2018 gemeld werden meer dan gemiddeld blootgesteld waren aan aerosolen uit dit soort installaties.
Sommige maatregelen helpen goed, maar het effect van een maatregel kan tussen installaties verschillen. Het effect hangt namelijk af van het zuiveringsproces en de grootte van de installatie.
Het aantal gemelde patiënten met longontsteking door Legionella in Nederland opgelopen is de laatste jaren toegenomen. In 2013 kreeg het RIVM ongeveer 300 meldingen en in 2018 waren dat ongeveer 600 meldingen.
dinsdag 21 januari 2020
Vervanging bomen langs Schelde-Rijnkanaal
Rijkswaterstaat start 13 januari 2020 met de vervanging van circa 2700 populieren op de landtong tussen het Schelde-Rijnkanaal en het Spuikanaal. Deze populieren breken in toenemende aantallen af onder het gewicht van de kronen,
De vallende takken vormen een gevaar voor de omgeving. Met name aan de westkant hellen de boom sterk over en is het gevaar voor omvallen groot. Door al omgevallen bomen ontstaan er gaten in de boomweide, waardoor de overblijvende bomen onder zwaardere belasting komen te staan. Uit veiligheidsoverwegingen is daarom de Westelijke Schelde-Rijnweg al enige tijd afgesloten voor verkeer.
In het noordelijke deel van het gebied wordt de begroeiing uitgedund en blijven veel bomen staan. In het zuidelijke deel wordt de beplanting, op de meest oostelijke rij bomen na, volledig vervangen. Het gaat om circa 2000 populieren. De meest oostelijke rij bomen wordt pas vervangen als de nieuwe bomen goed aangeslagen zijn.
In 2020 worden nieuwe bomen geplant. Het plan voor de herplant wordt op dit moment opgesteld.
De verwijderde populieren leveren nu nog kwalitatief redelijk goed hout op, dat kan worden hergebruikt. Het hout wordt verkocht om de herplant van de nieuwe bomen en struiken te financieren.
De vallende takken vormen een gevaar voor de omgeving. Met name aan de westkant hellen de boom sterk over en is het gevaar voor omvallen groot. Door al omgevallen bomen ontstaan er gaten in de boomweide, waardoor de overblijvende bomen onder zwaardere belasting komen te staan. Uit veiligheidsoverwegingen is daarom de Westelijke Schelde-Rijnweg al enige tijd afgesloten voor verkeer.
In het noordelijke deel van het gebied wordt de begroeiing uitgedund en blijven veel bomen staan. In het zuidelijke deel wordt de beplanting, op de meest oostelijke rij bomen na, volledig vervangen. Het gaat om circa 2000 populieren. De meest oostelijke rij bomen wordt pas vervangen als de nieuwe bomen goed aangeslagen zijn.
In 2020 worden nieuwe bomen geplant. Het plan voor de herplant wordt op dit moment opgesteld.
De verwijderde populieren leveren nu nog kwalitatief redelijk goed hout op, dat kan worden hergebruikt. Het hout wordt verkocht om de herplant van de nieuwe bomen en struiken te financieren.
maandag 20 januari 2020
Geaderde stekelhoren ontdekt in Oosterschelde
Op 9 januari 2020 viste een mosselkweker een grote slak van 16 centimeter op van een mosselperceel bij de Zandkreek in de Oosterschelde. De oplettende kweker heeft zijn vangst gemeld bij Jeroen Wijsman, marien ecoloog bij Wageningen Marine Research.
Wijsman stelde vast dat het een volwassen exemplaar van de Geaderde stekelhoren (Rapana venosa) betreft. Deze roofslak is een invasieve exoot die zich voedt met schelpdieren. Dit is de eerste observatie van de Geaderde stekelhoren in de Oosterschelde.
Wereldwijd wordt deze soort gezien als een gevaarlijke invasieve soort. Indien de soort zich weet te vestigen in de Oosterschelde kan dit op termijn een bedreiging vormen voor de oester- en mosselkweek in het gebied. Op dit moment zijn hier nog geen aanwijzingen voor.
De Producentenorganisatie Mosselcultuur, de Nederlandse Oestervereniging en Wageningen Marine Research hebben afspraken gemaakt over het monitoren van eventuele vangsten van de Geaderde stekelhoorn.
Wijsman stelde vast dat het een volwassen exemplaar van de Geaderde stekelhoren (Rapana venosa) betreft. Deze roofslak is een invasieve exoot die zich voedt met schelpdieren. Dit is de eerste observatie van de Geaderde stekelhoren in de Oosterschelde.
Wereldwijd wordt deze soort gezien als een gevaarlijke invasieve soort. Indien de soort zich weet te vestigen in de Oosterschelde kan dit op termijn een bedreiging vormen voor de oester- en mosselkweek in het gebied. Op dit moment zijn hier nog geen aanwijzingen voor.
De Producentenorganisatie Mosselcultuur, de Nederlandse Oestervereniging en Wageningen Marine Research hebben afspraken gemaakt over het monitoren van eventuele vangsten van de Geaderde stekelhoorn.
donderdag 16 januari 2020
Nederlandse Hydraloop vermindert waterverbruik in huis met 50 procent
We moeten hard aan de bak om minder water, elektriciteit en gas te verbruiken, maar hoe pak je dat aan? Het in Leeuwarden gevestigde Hydraloop heeft een prima oplossing wat betreft de waterbesparing: dankzij een combinatie van reinigingstechnieken kan het water uit de wasmachine of de douche worden hergebruikt.
Van Nieuwenhuizen: Nederland opnieuw inrichten tegen weersextremen
Om Nederland robuust te maken tegen extreem weer, zoals piekbuien en langdurige droogte, moet er komende jaren extra worden geïnvesteerd.
Minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) spreekt daarom met de Tweede Kamer over haar voorstel tot een wijziging van de Waterwet zodat er meer geld beschikbaar komt voor de aanpak van wateroverlast.
‘We moeten snel extra stappen zetten om onze straten, tuinen, steden en ook de landelijke omgeving anders in te richten. Alleen zo kunnen we ons goed voorbereiden op de gevolgen die de extremere weersomstandigheden hebben op onze leefomgeving. Denk aan de hoosbuien die hele woonwijken onder water zetten omdat er te weinig groen in de buurt is om het op een natuurlijke manier op te vangen,’ aldus Van Nieuwenhuizen. ‘De vijf pilots die ik dit jaar financieel steun zijn mooie voorbeelden die ook andere provincies, waterschappen en gemeenten goed kunnen toepassen. Met een gewijzigde Waterwet kunnen we straks met geld uit het Deltafonds meer gaan investeren om Nederland te beschermen tegen weersextremen.’
Van de 24 aanvragen voor een financiële impuls heeft de minister gekozen voor de pilotprojecten van de gemeenten Eindhoven, Horst aan de Maas, Dordrecht, Enschede en de provincie Gelderland. Zo wordt in Dordrecht een nieuw stadspark aangelegd dat gaat fungeren als natuurlijke klimaatbuffer, zodat omliggende wijken minder wateroverlast hebben en ook hitte kunnen opvangen. In Enschede zal een stadsbeek worden aangelegd waardoor de wijken Pathmos en Stadsveld niet meer zullen overstromen bij extreme langdurige regen.
In het bestuursakkoord Klimaatadaptatie is eind 2018 afgesproken dat er de komende jaren zo’n €600 miljoen wordt vrijgemaakt voor de aanpak van de problematiek als gevolg van klimaatverandering.
Minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) spreekt daarom met de Tweede Kamer over haar voorstel tot een wijziging van de Waterwet zodat er meer geld beschikbaar komt voor de aanpak van wateroverlast.
‘We moeten snel extra stappen zetten om onze straten, tuinen, steden en ook de landelijke omgeving anders in te richten. Alleen zo kunnen we ons goed voorbereiden op de gevolgen die de extremere weersomstandigheden hebben op onze leefomgeving. Denk aan de hoosbuien die hele woonwijken onder water zetten omdat er te weinig groen in de buurt is om het op een natuurlijke manier op te vangen,’ aldus Van Nieuwenhuizen. ‘De vijf pilots die ik dit jaar financieel steun zijn mooie voorbeelden die ook andere provincies, waterschappen en gemeenten goed kunnen toepassen. Met een gewijzigde Waterwet kunnen we straks met geld uit het Deltafonds meer gaan investeren om Nederland te beschermen tegen weersextremen.’
Van de 24 aanvragen voor een financiële impuls heeft de minister gekozen voor de pilotprojecten van de gemeenten Eindhoven, Horst aan de Maas, Dordrecht, Enschede en de provincie Gelderland. Zo wordt in Dordrecht een nieuw stadspark aangelegd dat gaat fungeren als natuurlijke klimaatbuffer, zodat omliggende wijken minder wateroverlast hebben en ook hitte kunnen opvangen. In Enschede zal een stadsbeek worden aangelegd waardoor de wijken Pathmos en Stadsveld niet meer zullen overstromen bij extreme langdurige regen.
In het bestuursakkoord Klimaatadaptatie is eind 2018 afgesproken dat er de komende jaren zo’n €600 miljoen wordt vrijgemaakt voor de aanpak van de problematiek als gevolg van klimaatverandering.
woensdag 15 januari 2020
Natuurlijke ‘watertorens van de wereld’ in gevaar
Wereldwijd zijn er 78 watersystemen waarvan gletsjers en sneeuw de voornaamste zoetwaterbron zijn. Van deze ‘watertorens van de wereld’ zijn 1,9 miljard mensen afhankelijk.
Een groot internationaal onderzoeksteam, geleid door de Universiteit Utrecht in samenwerking met National Geographic en met onderzoekers van Wageningen University & Research, heeft in kaart gebracht welke watertorens het belangrijkst zijn voor de mensen die benedenstrooms leven. En ook hoe kwetsbaar ze zijn voor veranderingen in klimaat en socio-economische factoren.
De groep onderzoekers laat in hun recente publicatie zien dat door klimaatverandering, de toenemende wereldbevolking, slecht gebruik van waterbronnen en andere geopolitieke factoren de watertorens in gevaar zijn.
Nergens ter wereld zijn zoveel mensen afhankelijk van één watertoren als van de Induswatertoren in Azië, schrijven de onderzoekers. Deze ijs- en watermassa beslaat een groot deel van het Himalayagebergte en ligt verspreid over delen van Afghanistan, China, India en Pakistan. Het is tevens de kwetsbaarste watertoren. Ook van de zuidelijke Andes, de Rocky Mountains en het Alpengebergte zijn erg veel mensen afhankelijk.
Om te berekenen hoe belangrijk elk van deze 78 watertorens zijn, hebben de onderzoekers verschillende factoren bekeken die iets zeggen over hoe afhankelijk benedenstroomse gemeenschappen zijn van de watertoevoer van deze systemen.
Het onderzoek werd uitgevoerd door 32 wetenschappers van over de hele wereld en werd geleid door Walter Immerzeel en Arthur Lutz van de Universiteit Utrecht en onderzoeksbureau FutureWater.
Een groot internationaal onderzoeksteam, geleid door de Universiteit Utrecht in samenwerking met National Geographic en met onderzoekers van Wageningen University & Research, heeft in kaart gebracht welke watertorens het belangrijkst zijn voor de mensen die benedenstrooms leven. En ook hoe kwetsbaar ze zijn voor veranderingen in klimaat en socio-economische factoren.
De groep onderzoekers laat in hun recente publicatie zien dat door klimaatverandering, de toenemende wereldbevolking, slecht gebruik van waterbronnen en andere geopolitieke factoren de watertorens in gevaar zijn.
Nergens ter wereld zijn zoveel mensen afhankelijk van één watertoren als van de Induswatertoren in Azië, schrijven de onderzoekers. Deze ijs- en watermassa beslaat een groot deel van het Himalayagebergte en ligt verspreid over delen van Afghanistan, China, India en Pakistan. Het is tevens de kwetsbaarste watertoren. Ook van de zuidelijke Andes, de Rocky Mountains en het Alpengebergte zijn erg veel mensen afhankelijk.
Om te berekenen hoe belangrijk elk van deze 78 watertorens zijn, hebben de onderzoekers verschillende factoren bekeken die iets zeggen over hoe afhankelijk benedenstroomse gemeenschappen zijn van de watertoevoer van deze systemen.
Het onderzoek werd uitgevoerd door 32 wetenschappers van over de hele wereld en werd geleid door Walter Immerzeel en Arthur Lutz van de Universiteit Utrecht en onderzoeksbureau FutureWater.
dinsdag 14 januari 2020
Ook in ‘overige wateren’ samen aan de slag voor schoon, gezond en levend water
In december ondertekende hoogheemraad Marcel Belt namens Delfland de overeenkomst ‘Ecologische doelen voor overige wateren’. Hierin zijn afspraken gemaakt over hoe de provincies Noord- en Zuid-Holland en inliggende waterschappen omgaan met de ambities voor de waterkwaliteit van wat wij de ‘overige wateren’ noemen.
In heel Europa wordt gewerkt om de waterkwaliteit te verbeteren. Daarvoor is de Kader Richtlijn Water (KRW) opgesteld. In Nederland worden de doelen van de KRW met name vastgelegd en gemonitord voor de grotere wateren. De essentie van de KRW is echter overal schoon water, dus ook in de kleinere wateren die wij ‘overige wateren’ noemen. Voor die wateren ontbreken nu nog de doelen.
Met de overeenkomst is nu geregeld dat waterbeheerders op een soortgelijke manier als voor de grotere wateren waterkwaliteitsdoelen gaan opstellen voor de overige wateren. Met partners uit het gebied zoals gemeenten en watergebruikers worden het komende jaar afspraken gemaakt om deze te bereiken.
Marcel Belt: ‘In onze wereld hebben wij het, als wij het hebben over waterkwaliteit, veel over de KRW. Dat is ook belangrijk en in Delfland werken wij er hard aan om de KRW-doelen die Europa van ons vraagt te bereiken. Maar waar wij het vooral voor doen is schoon, gezond en levend water in ons hele gebied. Voor de planten en de dieren en de mensen die daar leven en de vele gebruikers die belang hebben bij schoon water. Dat is het echte doel.
In deze overeenkomst is afgesproken dat de deelnemende waterschappen op eenzelfde manier als voor grote wateren de kwaliteitsdoelen voor overige wateren gaan vaststellen. Dat maakt de samenwerking en het gesprek over het verbeteren van de waterkwaliteit in de overige, kleinere wateren makkelijker. Want, wij moeten het samen doen. Samen met de gemeenten, met natuurorganisaties, met agrariërs en de glastuinbouw knelpunten oplossen en kansen pakken om de waterkwaliteit te verbeteren.’
In heel Europa wordt gewerkt om de waterkwaliteit te verbeteren. Daarvoor is de Kader Richtlijn Water (KRW) opgesteld. In Nederland worden de doelen van de KRW met name vastgelegd en gemonitord voor de grotere wateren. De essentie van de KRW is echter overal schoon water, dus ook in de kleinere wateren die wij ‘overige wateren’ noemen. Voor die wateren ontbreken nu nog de doelen.
Met de overeenkomst is nu geregeld dat waterbeheerders op een soortgelijke manier als voor de grotere wateren waterkwaliteitsdoelen gaan opstellen voor de overige wateren. Met partners uit het gebied zoals gemeenten en watergebruikers worden het komende jaar afspraken gemaakt om deze te bereiken.
Marcel Belt: ‘In onze wereld hebben wij het, als wij het hebben over waterkwaliteit, veel over de KRW. Dat is ook belangrijk en in Delfland werken wij er hard aan om de KRW-doelen die Europa van ons vraagt te bereiken. Maar waar wij het vooral voor doen is schoon, gezond en levend water in ons hele gebied. Voor de planten en de dieren en de mensen die daar leven en de vele gebruikers die belang hebben bij schoon water. Dat is het echte doel.
In deze overeenkomst is afgesproken dat de deelnemende waterschappen op eenzelfde manier als voor grote wateren de kwaliteitsdoelen voor overige wateren gaan vaststellen. Dat maakt de samenwerking en het gesprek over het verbeteren van de waterkwaliteit in de overige, kleinere wateren makkelijker. Want, wij moeten het samen doen. Samen met de gemeenten, met natuurorganisaties, met agrariërs en de glastuinbouw knelpunten oplossen en kansen pakken om de waterkwaliteit te verbeteren.’
maandag 13 januari 2020
Nieuwe streefpeilen in de Raamvallei gunstig voor landbouw én natuur
In de Raamvallei wordt door waterschap Aa en Maas samen met inwoners en gebiedspartners hard gewerkt aan een robuust, toekomstbestendig, watersysteem. Dit moet er voor zorgen dat zowel natuur als landbouw van een zo optimaal mogelijk (grond)waterpeil kan genieten. Een eerste stap hierin, is het instellen van nieuwe streefpeilen.
Veranderde bedrijfsvoering en grondgebruik stellen andere eisen aan het waterbeheer dan in het verleden. En weersextremen, die vaker kunnen voorkomen, zijn het gevolg van een veranderend klimaat. Ernest de Groot, Dagelijks Bestuurslid van waterschap Aa en Maas: “Daar kunnen we niet omheen, dus moet het watersysteem hier zo goed mogelijk op worden voorbereid. Daarom zijn we samen met de streek aan de slag gegaan om te kijken hoe we het water beter vast kunnen houden in de beken en de water aan- en afvoer en peilbeheersing kunnen optimaliseren.”
Samen met de streek is het waterschap in gesprek gegaan over het peilbeheer in de regio. Waar liggen knelpunten, waar kan het beter en hoe dan? De oplossingsrichtingen en peilvoorstellen zijn in streekbijeenkomsten besproken en waar nodig in kleinere groepen uitgewerkt tot de beste keuzes voor het gebied. Ernest de Groot: “Een oplossing kan bijvoorbeeld zijn het uitvoeren van maatregelen zoals het automatiseren van stuwen of het vergroten van duikers. Dit alles hebben we vastgelegd in een visie. De eerste stap in de uitvoering van deze visie is het instellen van streefpeilen bij bestaande stuwen om meer water vast te kunnen houden in gebieden die in de zomer erg droog zijn. Zo kunnen zowel de natuur als de landbouw vooruit.” Een streefpeil is een vast ingesteld peil bij een stuw en heeft een beheermarge.
Een streefpeil wordt door het waterschap jaarrond nagestreefd tijdens gemiddelde weersomstandigheden. Met de beheermarge is het mogelijk om tijdelijk in te spelen op droge en natte situaties. Bij een extreem natte of extreem droge situatie blijft maatwerk van toepassing en mag er afgeweken worden van de beheermarge. Vanwege de extreme droogte in 2018 en 2019 is bewust afgeweken van de beheermarge. Vanaf half november 2019 worden weer de streefpeilen gehanteerd, met uitzondering van de Graafsche Raam.
In het gebied rondom de Raam is samen met gebiedspartners gezocht naar oplossingen om meerdere doelen op het gebied van water, natuur, landbouw, recreatie, infra en cultuurhistorie met elkaar te verenigingen. Het peilbeheer optimaliseren is een van de projecten die voortvloeit uit dit Gebiedsplan Raam. Aankomende jaren zullen er meer projecten volgen. Voor meer informatie over het Gebiedsplan Raam, zie: www.aaenmaas.nl/gebiedsplanraam. Het Gebiedsplan Raam is een uitwerking van de Samenwerkingsovereenkomst Verborgen Raamvallei.
Veranderde bedrijfsvoering en grondgebruik stellen andere eisen aan het waterbeheer dan in het verleden. En weersextremen, die vaker kunnen voorkomen, zijn het gevolg van een veranderend klimaat. Ernest de Groot, Dagelijks Bestuurslid van waterschap Aa en Maas: “Daar kunnen we niet omheen, dus moet het watersysteem hier zo goed mogelijk op worden voorbereid. Daarom zijn we samen met de streek aan de slag gegaan om te kijken hoe we het water beter vast kunnen houden in de beken en de water aan- en afvoer en peilbeheersing kunnen optimaliseren.”
Samen met de streek is het waterschap in gesprek gegaan over het peilbeheer in de regio. Waar liggen knelpunten, waar kan het beter en hoe dan? De oplossingsrichtingen en peilvoorstellen zijn in streekbijeenkomsten besproken en waar nodig in kleinere groepen uitgewerkt tot de beste keuzes voor het gebied. Ernest de Groot: “Een oplossing kan bijvoorbeeld zijn het uitvoeren van maatregelen zoals het automatiseren van stuwen of het vergroten van duikers. Dit alles hebben we vastgelegd in een visie. De eerste stap in de uitvoering van deze visie is het instellen van streefpeilen bij bestaande stuwen om meer water vast te kunnen houden in gebieden die in de zomer erg droog zijn. Zo kunnen zowel de natuur als de landbouw vooruit.” Een streefpeil is een vast ingesteld peil bij een stuw en heeft een beheermarge.
Een streefpeil wordt door het waterschap jaarrond nagestreefd tijdens gemiddelde weersomstandigheden. Met de beheermarge is het mogelijk om tijdelijk in te spelen op droge en natte situaties. Bij een extreem natte of extreem droge situatie blijft maatwerk van toepassing en mag er afgeweken worden van de beheermarge. Vanwege de extreme droogte in 2018 en 2019 is bewust afgeweken van de beheermarge. Vanaf half november 2019 worden weer de streefpeilen gehanteerd, met uitzondering van de Graafsche Raam.
In het gebied rondom de Raam is samen met gebiedspartners gezocht naar oplossingen om meerdere doelen op het gebied van water, natuur, landbouw, recreatie, infra en cultuurhistorie met elkaar te verenigingen. Het peilbeheer optimaliseren is een van de projecten die voortvloeit uit dit Gebiedsplan Raam. Aankomende jaren zullen er meer projecten volgen. Voor meer informatie over het Gebiedsplan Raam, zie: www.aaenmaas.nl/gebiedsplanraam. Het Gebiedsplan Raam is een uitwerking van de Samenwerkingsovereenkomst Verborgen Raamvallei.
donderdag 9 januari 2020
Model brengt wereldwijde vervuiling van water in kaart
Samsung introduceert in Vegas verder ook de modulaire MicroLED. Met beeldschermen van 75, 88, 93 en 110 inch zijn MicroLED-modellen volgens Samsung geschikt voor een 'verscheidenheid aan huizen en levensstijlen'.
De nieuwe MicroLED-modellen van 88 en 150 inch hebben ultradunne randloze ontwerpen, waarbij alle vier de kanten van de randen praktisch verdwenen. Gebruikers kunnen ook meerdere MicroLED-panelen met elkaar verbinden om nieuwe combinaties te maken en hun tv aan te passen aan de specifieke ruimte.
Jikke van Wijnen verdedigt op 10 januari 2020 haar proefschrift River export of pollutants: A global modelling approach aan de Open Universiteit in Heerlen. Haar onderzoek laat zien hoe je met een model de wereldwijde verspreiding van een aantal vervuilende stoffen in kaart kan brengen. Zo'n model kan gebruikt worden om toekomstige problemen met de waterkwaliteit te voorspellen en om de effecten van maatregelen te berekenen.
Verontreiniging uit landbouw, industrie en stedelijke gebieden bedreigt de waterkwaliteit in rivieren, zeeën en oceanen. In onze samenleving komt de waterkwaliteit steeds meer onder druk te staan, bijvoorbeeld door het gebruik van biobrandstoffen of (micro)plastics. Hoe kunnen we voorspellen wat er in de toekomst gebeurt met de waterkwaliteit? En hoe kunnen we de effecten van maatregelen die waterverontreiniging tegen moeten gaan berekenen?
Het continu monitoren van de waterkwaliteit in rivieren is kostbaar. Bemonstering en analyse kosten veel tijd en geld. Het gebruik van een model kan hier een oplossing voor bieden: het geeft inzicht in de wereldwijde trends op het gebied van waterkwaliteit in het verleden, het heden en in de toekomst zonder dat er veel kostbare analyses nodig zijn. Eén zo'n model is GlobalNEWS (Mayorga et al., 2010). Dit model brengt het vervoer van nutriënten, zoals stikstof en fosfor, door rivieren naar kustwateren in kaart. Van Wijnen onderzocht of dit model ook toepasbaar is op andere vervuilende stoffen, zoals microplastics en triclosan. Het samenvoegen van verschillende soorten vervuiling in één model heeft als voordeel dat de samenhang tussen diverse vervuilende stoffen duidelijk wordt. Dit kan bijdragen aan het oplossen van huidige en het voorkomen van toekomstige problemen.
De teelt van energiegewassen voor de productie van biodiesel kan een toename van het gebruik van kunstmest tot gevolg hebben, waardoor meer nutriënten in het rivierwater terechtkomen. Dit kan leiden tot grote algengroei in de kustgebieden, die de hoeveelheid zuurstof in het water bedreigt.
Triclosan is een antibacteriële stof, die voorkomt in verzorgings- en hygiëneproducten. Snelle bevolkingsgroei, urbanisatie en de aanwezigheid van riolering spelen een grote rol in de verspreiding van triclosan in het aquatisch milieu. Triclosan kan worden afgevangen in de rioolwaterzuiveringsinstallaties. In veel landen waar de welvaart nog laag is, is een dergelijke zuivering vaak niet aanwezig. Triclosan en andere schadelijke stoffen kunnen zo in de rivieren terechtkomen.
Microplastics kunnen op verschillende manieren in het aquatisch milieu terechtkomen: ze ontstaan bijvoorbeeld door fragmentatie van grotere stukken plastic of doordat ze aan producten zijn toegevoegd, zoals verzorgingsproducten of schuurmiddelen. Daarnaast kunnen microplastics in het water terechtkomen als vezels die vrijkomen bij het wassen van kleding, of als bandenslijtstof.
Met behulp van het model GlobalNEWS kan het nutriëntentransport naar rivieren en kustwateren in de toekomst voorspeld worden. Door dit model uit te breiden voor stoffen zoals triclosan en microplastics wordt het mogelijk om ook voor deze stoffen de verspreiding in de toekomst te berekenen. Daarnaast kan het effect van maatregelen om deze watervervuiling tegen te gaan berekend worden.
De nieuwe MicroLED-modellen van 88 en 150 inch hebben ultradunne randloze ontwerpen, waarbij alle vier de kanten van de randen praktisch verdwenen. Gebruikers kunnen ook meerdere MicroLED-panelen met elkaar verbinden om nieuwe combinaties te maken en hun tv aan te passen aan de specifieke ruimte.
Jikke van Wijnen verdedigt op 10 januari 2020 haar proefschrift River export of pollutants: A global modelling approach aan de Open Universiteit in Heerlen. Haar onderzoek laat zien hoe je met een model de wereldwijde verspreiding van een aantal vervuilende stoffen in kaart kan brengen. Zo'n model kan gebruikt worden om toekomstige problemen met de waterkwaliteit te voorspellen en om de effecten van maatregelen te berekenen.
Verontreiniging uit landbouw, industrie en stedelijke gebieden bedreigt de waterkwaliteit in rivieren, zeeën en oceanen. In onze samenleving komt de waterkwaliteit steeds meer onder druk te staan, bijvoorbeeld door het gebruik van biobrandstoffen of (micro)plastics. Hoe kunnen we voorspellen wat er in de toekomst gebeurt met de waterkwaliteit? En hoe kunnen we de effecten van maatregelen die waterverontreiniging tegen moeten gaan berekenen?
Het continu monitoren van de waterkwaliteit in rivieren is kostbaar. Bemonstering en analyse kosten veel tijd en geld. Het gebruik van een model kan hier een oplossing voor bieden: het geeft inzicht in de wereldwijde trends op het gebied van waterkwaliteit in het verleden, het heden en in de toekomst zonder dat er veel kostbare analyses nodig zijn. Eén zo'n model is GlobalNEWS (Mayorga et al., 2010). Dit model brengt het vervoer van nutriënten, zoals stikstof en fosfor, door rivieren naar kustwateren in kaart. Van Wijnen onderzocht of dit model ook toepasbaar is op andere vervuilende stoffen, zoals microplastics en triclosan. Het samenvoegen van verschillende soorten vervuiling in één model heeft als voordeel dat de samenhang tussen diverse vervuilende stoffen duidelijk wordt. Dit kan bijdragen aan het oplossen van huidige en het voorkomen van toekomstige problemen.
De teelt van energiegewassen voor de productie van biodiesel kan een toename van het gebruik van kunstmest tot gevolg hebben, waardoor meer nutriënten in het rivierwater terechtkomen. Dit kan leiden tot grote algengroei in de kustgebieden, die de hoeveelheid zuurstof in het water bedreigt.
Triclosan is een antibacteriële stof, die voorkomt in verzorgings- en hygiëneproducten. Snelle bevolkingsgroei, urbanisatie en de aanwezigheid van riolering spelen een grote rol in de verspreiding van triclosan in het aquatisch milieu. Triclosan kan worden afgevangen in de rioolwaterzuiveringsinstallaties. In veel landen waar de welvaart nog laag is, is een dergelijke zuivering vaak niet aanwezig. Triclosan en andere schadelijke stoffen kunnen zo in de rivieren terechtkomen.
Microplastics kunnen op verschillende manieren in het aquatisch milieu terechtkomen: ze ontstaan bijvoorbeeld door fragmentatie van grotere stukken plastic of doordat ze aan producten zijn toegevoegd, zoals verzorgingsproducten of schuurmiddelen. Daarnaast kunnen microplastics in het water terechtkomen als vezels die vrijkomen bij het wassen van kleding, of als bandenslijtstof.
Met behulp van het model GlobalNEWS kan het nutriëntentransport naar rivieren en kustwateren in de toekomst voorspeld worden. Door dit model uit te breiden voor stoffen zoals triclosan en microplastics wordt het mogelijk om ook voor deze stoffen de verspreiding in de toekomst te berekenen. Daarnaast kan het effect van maatregelen om deze watervervuiling tegen te gaan berekend worden.
woensdag 8 januari 2020
NS en Oasen openen watertappunten in de regio Gouda en Alphen
Reizigers in de regio Gouda en Alphen aan den Rijn kunnen vanaf komend voorjaar gratis water tappen bij hun station. NS en Oasen plaatsen de komende weken 11 watertappunten op stations. Deze week al in Alphen aan den Rijn, Gouda en Bodegraven. Vanwege de winterperiode en kans op bevriezing, gaan de watertappunten in het voorjaar open.
De NS heeft dit jaar ruim 200 nieuwe watertappunten bij stations geplaatst, in samenwerking met gemeenten en de drinkwaterbedrijven. Daarmee heeft 90% van alle treinreizigers dit jaar toegang tot gratis drinkwater voor onderweg. NS en haar partners bieden de watertappunten als service aan reizigers en willen hiermee bijdragen aan het verminderen van plastic afval.
Bij 11 NS stations in de regio Gouda en Alphen aan den Rijn worden watertappunt geplaatst: Gouda, Gouda Goverwelle, Alphen aan den Rijn, Zwijndrecht, Gorinchem, Bodegraven, Leerdam, Sliedrecht, Waddinxveen, Hardinxveld-Giessendam, Hardinxveld Blauwe Zoom. NS werkt hiervoor samen met Oasen en gemeenten.
Uiteindelijk hebben reizigers op 240 stations toegang tot gratis drinkwater.
De NS heeft dit jaar ruim 200 nieuwe watertappunten bij stations geplaatst, in samenwerking met gemeenten en de drinkwaterbedrijven. Daarmee heeft 90% van alle treinreizigers dit jaar toegang tot gratis drinkwater voor onderweg. NS en haar partners bieden de watertappunten als service aan reizigers en willen hiermee bijdragen aan het verminderen van plastic afval.
Bij 11 NS stations in de regio Gouda en Alphen aan den Rijn worden watertappunt geplaatst: Gouda, Gouda Goverwelle, Alphen aan den Rijn, Zwijndrecht, Gorinchem, Bodegraven, Leerdam, Sliedrecht, Waddinxveen, Hardinxveld-Giessendam, Hardinxveld Blauwe Zoom. NS werkt hiervoor samen met Oasen en gemeenten.
Uiteindelijk hebben reizigers op 240 stations toegang tot gratis drinkwater.
Overstromingsrisico's in Nederland op kaart
De overstromingskaarten van Nederland zijn geactualiseerd. Op www.risicokaart.nl is zichtbaar hoe hoog het water kan komen en hoeveel mensen en bedrijven mogelijk worden getroffen. De kaarten laten zien welke gebieden door overstromingen statistisch eens in de 10, 100, 1.000 en 10.000 jaar, kunnen worden getroffen. Het is van belang dat iedereen weet wat de gevaren en gevolgen van overstromingen kunnen zijn. Ook als de kans op een overstroming heel klein is, is het goed te weten hoe hoog het water kan komen als onverhoopt toch een overstroming plaatsvindt op de plek waar je woont en/of werkt.
De overstromingskaarten zijn vernieuwd omdat meer informatie beschikbaar is gekomen, bijvoorbeeld over de sterkte van de waterkeringen die laag Nederland tegen overstromingen beschermen. Het is ook een gevolg van de Europese afspraak uit 2007 dat Europese lidstaten kaarten maken van gebieden waar overstromingsrisico’s significant kunnen zijn en deze ook elke 6 jaar actualiseren. De provincies hebben de kaarten gemaakt in goede samenwerking met waterschappen, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De kaarten worden gebruikt in (inter)nationaal overleg en voor nationaal én grensoverschrijdend beheer van overstromingsrisico’s. Nederland heeft als deltaland, waar Europese rivieren naartoe stromen, belang bij Europese afspraken. Wat bovenstrooms gebeurt kan gevolgen hebben voor de situatie benedenstrooms. Ook gebruiken overheden de kaarten voor het actualiseren van plannen om gevolgen van overstromingen en de kans daarop te verminderen.
Risicokaart.nl toont kaarten van overstromingen die statistisch eens in de 10, 100, 1.000 en 10.000 jaar zouden kunnen voorkomen. Ze laten zien welke gebieden dan kunnen overstromen en hoe hoog het water dan kan komen. Ook zijn op Risicokaart.nl de mogelijke gevolgen van overstromingen te zien. De kaarten geven bijvoorbeeld een indicatie van het aantal getroffenen en het type economische bedrijvigheid in het gebied dat mogelijk zal overstromen. De kaarten zijn informatief voor inwoners, maar kunnen ook worden gebruikt bij ruimtelijke planning en het opstellen van evacuatieplannen.
De kaarten tonen alle mogelijke overstromingen met een bepaalde kans op voorkomen (1:10 tot 1:10.000 per jaar). Dat kan de indruk geven dat alle gebieden tegelijkertijd overstromen, maar dat zal niet gebeuren. De ene keer overstroomt het ene gebied een andere keer het andere, dat is van tevoren niet te zeggen.
De overstromingskaarten zijn vernieuwd omdat meer informatie beschikbaar is gekomen, bijvoorbeeld over de sterkte van de waterkeringen die laag Nederland tegen overstromingen beschermen. Het is ook een gevolg van de Europese afspraak uit 2007 dat Europese lidstaten kaarten maken van gebieden waar overstromingsrisico’s significant kunnen zijn en deze ook elke 6 jaar actualiseren. De provincies hebben de kaarten gemaakt in goede samenwerking met waterschappen, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De kaarten worden gebruikt in (inter)nationaal overleg en voor nationaal én grensoverschrijdend beheer van overstromingsrisico’s. Nederland heeft als deltaland, waar Europese rivieren naartoe stromen, belang bij Europese afspraken. Wat bovenstrooms gebeurt kan gevolgen hebben voor de situatie benedenstrooms. Ook gebruiken overheden de kaarten voor het actualiseren van plannen om gevolgen van overstromingen en de kans daarop te verminderen.
Risicokaart.nl toont kaarten van overstromingen die statistisch eens in de 10, 100, 1.000 en 10.000 jaar zouden kunnen voorkomen. Ze laten zien welke gebieden dan kunnen overstromen en hoe hoog het water dan kan komen. Ook zijn op Risicokaart.nl de mogelijke gevolgen van overstromingen te zien. De kaarten geven bijvoorbeeld een indicatie van het aantal getroffenen en het type economische bedrijvigheid in het gebied dat mogelijk zal overstromen. De kaarten zijn informatief voor inwoners, maar kunnen ook worden gebruikt bij ruimtelijke planning en het opstellen van evacuatieplannen.
De kaarten tonen alle mogelijke overstromingen met een bepaalde kans op voorkomen (1:10 tot 1:10.000 per jaar). Dat kan de indruk geven dat alle gebieden tegelijkertijd overstromen, maar dat zal niet gebeuren. De ene keer overstroomt het ene gebied een andere keer het andere, dat is van tevoren niet te zeggen.
dinsdag 7 januari 2020
HD Louwes-gemaal bij Zoutkamp verhuist en krijgt kwaliteitsinjectie
Het Herman Derk (HD) Louwes-gemaal in Zoutkamp wordt verplaatst en opnieuw gebouwd. Dat heeft het algemeen bestuur van Waterschap Noorderzijlvest besloten. Het gemaal in het Hunsingokanaal komt vijfhonderd meter verderop aan de Panserweg. Aan de Panserweg wordt in de voormalige zeedijk een nieuw complex gebouwd, dat bestaat uit het gemaal HD Louwes en de historische Hunsingosluis. De sluis wordt verbouwd tot schutsluis om pleziervaart door te laten.
maandag 6 januari 2020
vrijdag 3 januari 2020
Mogelijkheden om gebruik van drinkwater in Nederland te beperken tijdens droogte
Door de droogteperiode in de zomer van 2018 konden enkele Nederlandse drinkwaterbedrijven tijdens de piekuren bijna niet meer de gevraagde hoeveelheid water leveren. Verschillende drinkwaterbedrijven riepen toen op om vooral tijdens die piekuren het gebruik te verminderen. Er gaan in Nederland vaker warme, droge zomers voorkomen. Het RIVM heeft daarom vanuit ervaringen in het buitenland de mogelijkheden voor een systeem van drinkwaterbeperkingen in Nederland onderzocht.
In de toekomst zou het nodig kunnen zijn om naast een vrijwillige oproep ook beperkingen op te leggen aan het gebruik van drinkwater. Dit zijn noodmaatregelen wanneer alle andere maatregelen niet of onvoldoende toereikend zijn. Het voorgestelde escalatiesysteem bestaat uit vier fases met toenemende beperkingen.
In de normale situatie (fase 1) zijn er geen beperkingen. In de ‘waakzaamheidsfase’ (fase 2) worden burgers en bedrijven opgeroepen om drinkwater te besparen. Dit geldt dan vooral tijdens de piekuren in de ochtend en de avond. Vanaf de alarmtoestand (fase 3) zijn bepaalde handelingen niet meer toegestaan. Voorbeelden zijn drinkwater gebruiken om tuinen te besproeien en privézwembaden te vullen. In een crisissituatie (fase 4) mag drinkwater alleen worden gebruikt voor consumptie, gezondheidsdoelen en hygiëne.
In extreme gevallen kan een drinkwatertekort ontstaan door een combinatie van een grote vraag naar drinkwater en een beperkt aanbod. De vraag naar drinkwater is in warme en droge zomers veel groter dan normaal. Als dit samenvalt met een verontreiniging van de bron van het drinkwater, is het mogelijk dat drinkwaterbedrijven tijdelijk niet de gevraagde hoeveelheid drinkwater kunnen produceren. Water kan bijvoorbeeld verontreinigd raken na een ongeval met chemische stoffen op een rivier, waardoor het niet meer bruikbaar is voor de drinkwaterproductie.
In de toekomst zou het nodig kunnen zijn om naast een vrijwillige oproep ook beperkingen op te leggen aan het gebruik van drinkwater. Dit zijn noodmaatregelen wanneer alle andere maatregelen niet of onvoldoende toereikend zijn. Het voorgestelde escalatiesysteem bestaat uit vier fases met toenemende beperkingen.
In de normale situatie (fase 1) zijn er geen beperkingen. In de ‘waakzaamheidsfase’ (fase 2) worden burgers en bedrijven opgeroepen om drinkwater te besparen. Dit geldt dan vooral tijdens de piekuren in de ochtend en de avond. Vanaf de alarmtoestand (fase 3) zijn bepaalde handelingen niet meer toegestaan. Voorbeelden zijn drinkwater gebruiken om tuinen te besproeien en privézwembaden te vullen. In een crisissituatie (fase 4) mag drinkwater alleen worden gebruikt voor consumptie, gezondheidsdoelen en hygiëne.
In extreme gevallen kan een drinkwatertekort ontstaan door een combinatie van een grote vraag naar drinkwater en een beperkt aanbod. De vraag naar drinkwater is in warme en droge zomers veel groter dan normaal. Als dit samenvalt met een verontreiniging van de bron van het drinkwater, is het mogelijk dat drinkwaterbedrijven tijdelijk niet de gevraagde hoeveelheid drinkwater kunnen produceren. Water kan bijvoorbeeld verontreinigd raken na een ongeval met chemische stoffen op een rivier, waardoor het niet meer bruikbaar is voor de drinkwaterproductie.
donderdag 2 januari 2020
Bodem stadshavens Goes krijgt schoonmaakbeurt
Half december is de gemeente Goes en waterschap Scheldestromen begonnen met de voorbereidingen voor het baggeren van de stadshavens van Goes. Vanaf begin januari wordt de bodem van de stadshaven, jachthaven De Werf en een deel van het havenkanaal schoongemaakt. Ook worden damwanden op een aantal plaatsen vervangen. Kosten van het project bedragen 1,7 miljoen euro. Provincie Zeeland subsidieert een groot deel van dit bedrag. Door het verwijderen van de verontreinigde baggerlaag wordt de waterkwaliteit sterk verbeterd.
De sliblaag op de bodem van de havens is onder meer verontreinigd door de activiteiten van de voormalige gasfabriek en het gebruik en lozen van andere bodemverontreinigende stoffen. De uitkomende bagger wordt per schip afgevoerd naar een erkende stortlocatie in Rotterdam. Het gebied waar gebaggerd wordt is munitieverdacht. Het baggeren gebeurt daarom beveiligd.
Vanaf half december worden boten uit de stadshaven verplaatst naar de Joachimikade en jachthaven De Werf. Half januari start het baggeren in het centrum van de stad. De bagger wordt door een zuigerbootje verwijderd. Via een drijvende leiding wordt de baggerspecie getransporteerd naar een andere locatie ten noorden van de Ringbrug. Vanaf die locatie wordt de bagger per schip afgevoerd.
Op een aantal plaatsen worden de kades verstevigd door het vervangen van damwanden. Dit gebeurt in jachthaven De Werf, ten zuiden van de Ringbrug en langs de Albert Joachimikade.
De sliblaag op de bodem van de havens is onder meer verontreinigd door de activiteiten van de voormalige gasfabriek en het gebruik en lozen van andere bodemverontreinigende stoffen. De uitkomende bagger wordt per schip afgevoerd naar een erkende stortlocatie in Rotterdam. Het gebied waar gebaggerd wordt is munitieverdacht. Het baggeren gebeurt daarom beveiligd.
Vanaf half december worden boten uit de stadshaven verplaatst naar de Joachimikade en jachthaven De Werf. Half januari start het baggeren in het centrum van de stad. De bagger wordt door een zuigerbootje verwijderd. Via een drijvende leiding wordt de baggerspecie getransporteerd naar een andere locatie ten noorden van de Ringbrug. Vanaf die locatie wordt de bagger per schip afgevoerd.
Op een aantal plaatsen worden de kades verstevigd door het vervangen van damwanden. Dit gebeurt in jachthaven De Werf, ten zuiden van de Ringbrug en langs de Albert Joachimikade.