Gedeputeerde Staten (GS) van Noord-Holland hebben de ingebruikname van de Leeghwaterbrug (N242) in Alkmaar vastgesteld op 25 augustus 2019. Verdere tijdswinst bleek niet mogelijk. Tot de openstelling worden extra maatregelen getroffen om de hinder voor het autoverkeer te beperken. De eerste metingen laten zien dat hierdoor de files in de spitstijden afnemen.
Nadat de bouwstop was opgeheven is de focus gelegd op het zo snel mogelijk hervatten van de werkzaamheden. De eerste planning die door de opdrachtnemer werd aangeboden ging uit van een ingebruikname eind 2019. Deze is niet geaccepteerd. Na een verdere optimalisatie van de planning, is de aannemer uiteindelijk tot een planning gekomen waarbij de bruggen op 25 augustus 2019 weer opengesteld worden voor het verkeer.
Tijdens de werkzaamheden gaat het verkeer over één brug, dit geeft met name in de spitsperioden verkeershinder. Vanwege de uitloop van de werkzaamheden zijn vanaf half november 2018 maatregelen ingezet om de hinder te beperken en de verkeersdoorstroming te bevorderen. De cijfers van de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW) laten zien dat de files in de spitstijden sinds de invoering van deze maatregelen afnemen.
donderdag 28 februari 2019
woensdag 27 februari 2019
Sanering Olasfaterrein in Olst in 2019 klaar
De sanering van het Olasfaterrein in Olst wordt in 2019 afgerond. In twaalf jaar tijd is er meer dan 1004 ton pure teer tot een diepte van 12 meter uit de bodem gehaald. Uit metingen in januari 2019 blijkt dat de vervuiling in de grond zover is gedaald dat er geen vuil meer de IJssel in stroomt. Daarmee zijn de saneringsdoelen gehaald. Per 1 februari 2019 stopt de provincie daarom met het stomen van de grond. De rest van het jaar is nodig om de grond te koelen, apparatuur en damwanden te verwijderen en het gebied klaar te maken voor nieuwe ontwikkelingen. Omwonenden en direct betrokken zijn op donderdagavond 31 januari 2019 door gedeputeerde Bert Boerman van de provincie Overijssel bijgepraat over de nieuwe ontwikkelingen rondom de sanering van het
Gedeputeerde Bert Boerman: “De provincie Overijssel spant zich in om de verontreiniging die in het verleden door anderen is veroorzaakt op te ruimen. Bij het Olasfaterrein hebben we 700 a 800 ton meer vervuiling uit de grond gehaald dan in 2006 werd gedacht. Helaas zorgde dit ook voor meer overlast bij omwonenden, waar we veel geduld en verdraagzaamheid van hebben gevraagd. Het resultaat van jaren saneren is dat er geen vervuiling meer naar de IJssel zal stromen. Dat blijven we de komende jaren ook controleren. We stoppen met stomen en over een jaar is het terrein gereed voor nieuw gebruik.”
Door het stomen van de grond bleek dat de vluchtige componenten (zoals Naftaleen) in de vervuiling eerder uit de grond verwijderd zijn. Dit zijn ook de stoffen die zich makkelijk in de bodem en het grondwater verplaatsen. De nog overgebleven vaste delen teer in de vervuiling zitten op 12 meter diepte en verspreiden zich bijna niet. Metingen gedurende de sanering toonden steeds minder uitstroom van vervuiling naar de IJssel aan. Door die resultaten is het eerste saneringsplan nog eens onder de loep genomen en zijn er nieuwe saneringswaardes opgenomen voor de resterende vervuiling. In het plan staat ook aangegeven hoe de afronding van de sanering verloopt. Inwoners kunnen het aangepaste saneringsplan vanaf 1 februari 2019 tot en met 15 maart 2019 bekijken in het provinciehuis te Zwolle en reacties indienen.
De metingen in januari 2019 laten zien dat de concentraties verontreiniging in het opgepompte warme grondwater voldoende zijn afgenomen, zodat uitstroom naar de IJssel niet meer mogelijk is. Vanaf 1 februari begint de uitvoerder daarom aan de laatste fase van de sanering, namelijk het afkoelen van de bodem. Als de temperatuur van de bodem voldoende is gedaald, vindt een definitieve controle plaats op de uitstroom naar de IJssel. Daarna wordt begonnen aan het ontmantelen van de hele installatie en het ophogen van het terrein. Deze fase neemt zeker een jaar in beslag.
Als alle werkzaamheden zijn afgerond, kan de grond weer worden gebruikt zoals in het bestemmingsplan is vastgelegd. De gemeente heeft in samenwerking met Plaatselijk Belang Olst en de Farmaceutische onderneming Abbott een plan gemaakt voor het gebruik van het terrein.
In de asfaltfabriek Olasfa werden in het verleden dakasfalt en teerproducten gemaakt, waardoor de grond en het grondwater in de jaren zeventig ernstig zijn verontreinigd. De afgelopen jaren is met verschillende methoden de vervuiling in de grond aangepakt. In 2006 werd gestart met het afgraven van de bovenlaag van de grond, maar dit leverde enorme stankoverlast op voor de omgeving. Daarom zijn er nieuwe saneringsmethoden onderzocht. In samenspraak met de omgeving is in 2011 gestart met het verwijderen van de vervuiling via stoom en/of chemicaliën. De oever en de waterbodem van de IJssel zijn schoongemaakt door te baggeren.
Gedeputeerde Bert Boerman: “De provincie Overijssel spant zich in om de verontreiniging die in het verleden door anderen is veroorzaakt op te ruimen. Bij het Olasfaterrein hebben we 700 a 800 ton meer vervuiling uit de grond gehaald dan in 2006 werd gedacht. Helaas zorgde dit ook voor meer overlast bij omwonenden, waar we veel geduld en verdraagzaamheid van hebben gevraagd. Het resultaat van jaren saneren is dat er geen vervuiling meer naar de IJssel zal stromen. Dat blijven we de komende jaren ook controleren. We stoppen met stomen en over een jaar is het terrein gereed voor nieuw gebruik.”
Door het stomen van de grond bleek dat de vluchtige componenten (zoals Naftaleen) in de vervuiling eerder uit de grond verwijderd zijn. Dit zijn ook de stoffen die zich makkelijk in de bodem en het grondwater verplaatsen. De nog overgebleven vaste delen teer in de vervuiling zitten op 12 meter diepte en verspreiden zich bijna niet. Metingen gedurende de sanering toonden steeds minder uitstroom van vervuiling naar de IJssel aan. Door die resultaten is het eerste saneringsplan nog eens onder de loep genomen en zijn er nieuwe saneringswaardes opgenomen voor de resterende vervuiling. In het plan staat ook aangegeven hoe de afronding van de sanering verloopt. Inwoners kunnen het aangepaste saneringsplan vanaf 1 februari 2019 tot en met 15 maart 2019 bekijken in het provinciehuis te Zwolle en reacties indienen.
De metingen in januari 2019 laten zien dat de concentraties verontreiniging in het opgepompte warme grondwater voldoende zijn afgenomen, zodat uitstroom naar de IJssel niet meer mogelijk is. Vanaf 1 februari begint de uitvoerder daarom aan de laatste fase van de sanering, namelijk het afkoelen van de bodem. Als de temperatuur van de bodem voldoende is gedaald, vindt een definitieve controle plaats op de uitstroom naar de IJssel. Daarna wordt begonnen aan het ontmantelen van de hele installatie en het ophogen van het terrein. Deze fase neemt zeker een jaar in beslag.
Als alle werkzaamheden zijn afgerond, kan de grond weer worden gebruikt zoals in het bestemmingsplan is vastgelegd. De gemeente heeft in samenwerking met Plaatselijk Belang Olst en de Farmaceutische onderneming Abbott een plan gemaakt voor het gebruik van het terrein.
In de asfaltfabriek Olasfa werden in het verleden dakasfalt en teerproducten gemaakt, waardoor de grond en het grondwater in de jaren zeventig ernstig zijn verontreinigd. De afgelopen jaren is met verschillende methoden de vervuiling in de grond aangepakt. In 2006 werd gestart met het afgraven van de bovenlaag van de grond, maar dit leverde enorme stankoverlast op voor de omgeving. Daarom zijn er nieuwe saneringsmethoden onderzocht. In samenspraak met de omgeving is in 2011 gestart met het verwijderen van de vervuiling via stoom en/of chemicaliën. De oever en de waterbodem van de IJssel zijn schoongemaakt door te baggeren.
dinsdag 26 februari 2019
Kun je ijs in water veranderen zonder toevoeging van warmte?
Stel je voor dat je ijs in water verandert zonder warmte toe te voegen. Het klinkt onmogelijk, maar natuurkundigen van de Radboud Universiteit weten in theorie deze raadselachtige transitie toch te realiseren, niet met watermoleculen, maar met elektronen in metalen. Hiermee komt de 'heilige graal' van de natuurkunde in zicht.
Door vreemde metalen op extreem lage temperatuur te brengen, kunnen ze een staat bereiken van ‘supergeleider’, een fase die wordt voorafgegaan door wat natuurkundigen het 'kwantum kritisch punt' noemen. Het is dan wel zaak de temperatuur blijvend te onderdrukken tot het absoluut nulpunt.
Dankzij het unieke laboratorium voor hoge magneetvelden van de Radboud Universiteit, het HFML, hebben natuurkundigen beter inzicht gekregen op de invloed van het kwantum kritisch punt op de eigenschappen van een materiaal. De hoop van de onderzoekers is dat hiermee de deur openstaat naar een beter begrip van de metalen in hun overgang naar een staat van supergeleiding.
Als dit proces geen geheimen meer heeft, is het denkbaar dat je de supergeleidende eigenschappen van zo’n metaal ook kunt realiseren op kamertemperatuur, wat nu alleen nog mogelijk is bij relatief lage temperaturen. Daarmee is de heilige graal voor de natuurkunde een stap dichterbij gekomen.
Door de fysische finesses van de supergeleiding te doorgronden, zet je niet alleen de natuurkundige wetenschap op haar kop, maar komen ook bijzondere toepassingen in zicht, zoals energietransport zonder energieverlies, “levitated transport” en zeer gevoelige hersenscanners. De natuurkundigen publiceren hun vinding deze maand in het toonaangevende tijdschrift Nature.
Door vreemde metalen op extreem lage temperatuur te brengen, kunnen ze een staat bereiken van ‘supergeleider’, een fase die wordt voorafgegaan door wat natuurkundigen het 'kwantum kritisch punt' noemen. Het is dan wel zaak de temperatuur blijvend te onderdrukken tot het absoluut nulpunt.
Dankzij het unieke laboratorium voor hoge magneetvelden van de Radboud Universiteit, het HFML, hebben natuurkundigen beter inzicht gekregen op de invloed van het kwantum kritisch punt op de eigenschappen van een materiaal. De hoop van de onderzoekers is dat hiermee de deur openstaat naar een beter begrip van de metalen in hun overgang naar een staat van supergeleiding.
Als dit proces geen geheimen meer heeft, is het denkbaar dat je de supergeleidende eigenschappen van zo’n metaal ook kunt realiseren op kamertemperatuur, wat nu alleen nog mogelijk is bij relatief lage temperaturen. Daarmee is de heilige graal voor de natuurkunde een stap dichterbij gekomen.
Door de fysische finesses van de supergeleiding te doorgronden, zet je niet alleen de natuurkundige wetenschap op haar kop, maar komen ook bijzondere toepassingen in zicht, zoals energietransport zonder energieverlies, “levitated transport” en zeer gevoelige hersenscanners. De natuurkundigen publiceren hun vinding deze maand in het toonaangevende tijdschrift Nature.
maandag 25 februari 2019
5.000 extra bomen in waterwingebieden
Begin februari is Evides gestart met de aanplant van 5.000 bomen in de waterwingebieden van Huijbergen en Ossendrecht. We hopen daarmee een natuurlijk proces van verjonging op gang te brengen en een gevarieerde opbouw in soortensamenstelling en ouderdom.
De bossen die wij beheren, zijn van oorsprong productiebossen. Hout was bedoeld voor de verkoop. Bomen zijn belangrijk voor dieren en mensen. Ze vormen een schuilplaats voor insecten, nemen CO2 op en produceren zuurstof. Wij hebben er daarom voor gekozen om deze bossen in de afgelopen jaren geleidelijk om te vormen tot bossen met een grotere variatie aan boomsoorten.
De 5.000 nieuwe bomen plaatsen we op open plekken. Het gaat om inheemse loofboomsoorten, zoals eiken, lindes en beuken. Deze bomen zorgen voor een interessante leefomgeving voor vogels, zoogdieren en insecten. Op deze manier dragen we bij aan natuurbehoud en de kwaliteit van de leefomgeving.
De bossen die wij beheren, zijn van oorsprong productiebossen. Hout was bedoeld voor de verkoop. Bomen zijn belangrijk voor dieren en mensen. Ze vormen een schuilplaats voor insecten, nemen CO2 op en produceren zuurstof. Wij hebben er daarom voor gekozen om deze bossen in de afgelopen jaren geleidelijk om te vormen tot bossen met een grotere variatie aan boomsoorten.
De 5.000 nieuwe bomen plaatsen we op open plekken. Het gaat om inheemse loofboomsoorten, zoals eiken, lindes en beuken. Deze bomen zorgen voor een interessante leefomgeving voor vogels, zoogdieren en insecten. Op deze manier dragen we bij aan natuurbehoud en de kwaliteit van de leefomgeving.
vrijdag 22 februari 2019
Gft-compost zorgt voor vruchtbare bodem en schoon water
Om de meerwaarde van gft-compost aan het verhogen van de bodemvruchtbaarheid van landbouwgronden aan te tonen, heeft de Vereniging Afvalbedrijven laten onderzoeken hoe fosfaat uit de organische bodemverbeteraar gft-compost zich gedraagt in vergelijking met organische meststoffen zoals dierlijke mest. Uit onderzoek, uitgevoerd door het Nutriënten Management Instituut (NMI), blijkt dat gft-compost een goede bodemverbeteraar is die veel organische stof aanvoert met een lage afwenteling op de uitspoeling van fosfaat uit de bodem naar het watersysteem.
Het NMI heeft de effecten van gft-compost, runderdrijfmest, vaste mest en bermmaaisel onderzocht op uitspoelingsgevoelige zandgronden. De mate van fosfaatuitspoeling bij het toedienen van organische meststoffen en organische bodemverbeteraars wordt bepaald door:
De samenstelling en fosfaattoestand van de bodem zelf
De fosfaatbeschikbaarheid in het organische product
De interactie tussen het organische product en de bodem
Gebleken is dat gft-compost een lage fosfaatbeschikbaarheid heeft en daarnaast een positieve invloed lijkt te hebben op de mate waarin de bodem fosfaat kan binden. Dat is goed voor de bodemvruchtbaarheid en houdt het oppervlaktewater schoon. Het hoge gehalte bodembestanddelen in gft-compost, met name mineralen waaronder calcium, speelt hierbij een rol. Het onderzoek heeft aangetoond dat de fosfaatuitspoeling naar het watersysteem significant lager is bij het gebruik van gft-compost dan bij het gebruik van dierlijke mest.
De voordelen van gft-compost hebben vooral een positief effect op gronden die gevoelig zijn voor uitspoeling en veel fosfaat bevatten. Hiervan is sprake bij meer dan de helft van de Nederlandse landbouwgronden. Het betreft met name Drentse, Gelderse en Brabantse zandgronden. Binnen de landbouw is het op peil houden van het organisch stofgehalte van de bodem belangrijk voor het waarborgen van de bodemkwaliteit en de landbouwkundige functie van de bodem. Gft-compost kan hier aantoonbaar een goede bijdrage aan leveren. De overheid stimuleert de toepassing van organische bodemverbeteraars op gronden die veel fosfaat bevatten (zie het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn). Het NMI-onderzoek toont aan dat dit beleid bijdraagt aan het beperken van fosfaatuitspoeling op uitspoelingsgevoelige zandgronden.
De composteersector maakt van ingezameld gft-afval kwalitatief hoogwaardige producten als gft-compost. Gft-compost is een belangrijke bodemverbeteraar. Door organische reststromen terug te brengen in de samenleving, draagt de sector bij aan het sluiten van de biologische kringloop en de transitie naar de circulaire economie. Compost is in staat om CO₂ op te slaan in de bodem en draagt op die manier bij aan klimaatbescherming. Om de waarde van gft-compost bij het verhogen van de bodemvruchtbaarheid van landbouwgronden en CO₂-vastlegging te laten zien, zijn de composteerbedrijven verenigd in de Vereniging Afvalbedrijven een onderzoeksprogramma gestart.
Met het programma ‘Compost 2017 – 2020’ investeert de sector fors om de belangrijke producteigenschappen van gft-compost wetenschappelijke te onderbouwen. Het rapport van het NMI komt voort uit dit onderzoeksprogramma.
Het NMI heeft de effecten van gft-compost, runderdrijfmest, vaste mest en bermmaaisel onderzocht op uitspoelingsgevoelige zandgronden. De mate van fosfaatuitspoeling bij het toedienen van organische meststoffen en organische bodemverbeteraars wordt bepaald door:
De samenstelling en fosfaattoestand van de bodem zelf
De fosfaatbeschikbaarheid in het organische product
De interactie tussen het organische product en de bodem
Gebleken is dat gft-compost een lage fosfaatbeschikbaarheid heeft en daarnaast een positieve invloed lijkt te hebben op de mate waarin de bodem fosfaat kan binden. Dat is goed voor de bodemvruchtbaarheid en houdt het oppervlaktewater schoon. Het hoge gehalte bodembestanddelen in gft-compost, met name mineralen waaronder calcium, speelt hierbij een rol. Het onderzoek heeft aangetoond dat de fosfaatuitspoeling naar het watersysteem significant lager is bij het gebruik van gft-compost dan bij het gebruik van dierlijke mest.
De voordelen van gft-compost hebben vooral een positief effect op gronden die gevoelig zijn voor uitspoeling en veel fosfaat bevatten. Hiervan is sprake bij meer dan de helft van de Nederlandse landbouwgronden. Het betreft met name Drentse, Gelderse en Brabantse zandgronden. Binnen de landbouw is het op peil houden van het organisch stofgehalte van de bodem belangrijk voor het waarborgen van de bodemkwaliteit en de landbouwkundige functie van de bodem. Gft-compost kan hier aantoonbaar een goede bijdrage aan leveren. De overheid stimuleert de toepassing van organische bodemverbeteraars op gronden die veel fosfaat bevatten (zie het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn). Het NMI-onderzoek toont aan dat dit beleid bijdraagt aan het beperken van fosfaatuitspoeling op uitspoelingsgevoelige zandgronden.
De composteersector maakt van ingezameld gft-afval kwalitatief hoogwaardige producten als gft-compost. Gft-compost is een belangrijke bodemverbeteraar. Door organische reststromen terug te brengen in de samenleving, draagt de sector bij aan het sluiten van de biologische kringloop en de transitie naar de circulaire economie. Compost is in staat om CO₂ op te slaan in de bodem en draagt op die manier bij aan klimaatbescherming. Om de waarde van gft-compost bij het verhogen van de bodemvruchtbaarheid van landbouwgronden en CO₂-vastlegging te laten zien, zijn de composteerbedrijven verenigd in de Vereniging Afvalbedrijven een onderzoeksprogramma gestart.
Met het programma ‘Compost 2017 – 2020’ investeert de sector fors om de belangrijke producteigenschappen van gft-compost wetenschappelijke te onderbouwen. Het rapport van het NMI komt voort uit dit onderzoeksprogramma.
donderdag 21 februari 2019
Waterschappen gaan door met ontwikkeling bioplastics
Vijf waterschappen hebben een financiële bijdrage toegezegd aan een demo-installatie voor de productie van een volledig afbreekbaar bioplastics uit afvalwater. Deze installatie moet in 2021 draaien. De waterschappen leveren hiermee een bijdrage aan de beoogde circulaire economie in 2050.
Afvalwater is voor waterschappen een belangrijke bron van energie en grondstoffen. Sinds 2007 werken de waterschappen steeds intensiever samen om waardevolle stoffen terug te winnen zoals biogas, cellulose, fosfaat, alginaat, biomassa en dus ook dit duurzame bioplastics, in dit geval van het type PHA. Afhankelijk van de toepassing, kan dit bijdragen aan de reductie van fossiele microplastics in het milieu.
In 2016 hebben de waterschappen in het pilot project ‘PHARIO’ (PHA uit RIOolwater), met behulp van bacteriën die op grote schaal het afvalwater zuiveren, het bioplastic PHA gemaakt. Het bioplastic ‘PHA’ is een natuurlijk polyester van hoge kwaliteit. Sterk maar ook volledig (koud) afbreekbaar onder natuurlijke omstandigheden. De unieke kwaliteiten van PHA zijn vooral relevant voor toepassingen met een tijdelijke functie zoals coating van kunstmest en zaden, afbreekbare netten en tasjes, folies voor in de landbouw en als alternatief voor visserslood. Het bijzondere van PHA uit afvalwater is ook dat het niet van voedsel is gemaakt. Het is daarmee een van de meest duurzame bioplastics.
Na de pilot proeven hebben de waterschappen onderzocht of de markt deze ontwikkeling al kon gaan trekken, maar dit bleek voor de markt nog iets te vroeg. De demo-installatie voor PHA uit afvalwater is nodig om de toepassingen verder te ontwikkelen en zeker te zijn van een afzetmarkt. De markt voor dit type plastic is op dit moment in ontwikkeling en veelbelovend. De kunststofindustrie, die nu doorgaans met fossiele plastics werkt, wil eerst voldoende materiaal hebben om de verwerking en de applicatie te testen. Deze demo gaat het materiaal hiervoor leveren.
De waterschappen combineren dit initiatief met een initiatief van HVC om uit hun afvalwater PHA te maken. Hierdoor ontstaat meer slagkracht. De gezamenlijke demo-installatie (PHA2USE) vraagt om een investering waarvoor nu 2,5 miljoen euro financiering vanuit de vijf waterschappen beschikbaar is. Daarnaast investeren HVC en technologieleverancier Paques in het gezamenlijke project PHA2USE. Voor het project loopt een aanvraag voor Europese LIFE+subsidie. Zodra deze subsidie is verkregen, kunnen de waterschappen en hun partners de demo-installatie bouwen. Naar verwachting zal de demo-installatie in 2021 het bioplastics PHA uit riool- en industrieel afvalwater leveren en worden de applicaties verder ontwikkeld. De beoogde locatie voor de installatie is bij de slibverbranding van HVC naast de rioolwaterzuivering Dordrecht van Hollandse Delta. Zo wordt nu Zuid-Holland toegevoegd aan dit oorspronkelijk Brabants, Fries en Zeeuwse initiatief.
PHARIO wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit de waterschappen Brabantse Delta, De Dommel, Hollandse Delta, Scheldestromen en Wetterskip Fryslân. Zij zijn verenigd in de Energie- en Grondstoffenfabriek. PHARIO vormt straks onderdeel van het PHA2USE project dat medegefinancierd wordt door HVC en Paques. STOWA, SNB, TU Delft en Wetsus steunen het initiatief met verdere kennisontwikkeling.
Afvalwater is voor waterschappen een belangrijke bron van energie en grondstoffen. Sinds 2007 werken de waterschappen steeds intensiever samen om waardevolle stoffen terug te winnen zoals biogas, cellulose, fosfaat, alginaat, biomassa en dus ook dit duurzame bioplastics, in dit geval van het type PHA. Afhankelijk van de toepassing, kan dit bijdragen aan de reductie van fossiele microplastics in het milieu.
In 2016 hebben de waterschappen in het pilot project ‘PHARIO’ (PHA uit RIOolwater), met behulp van bacteriën die op grote schaal het afvalwater zuiveren, het bioplastic PHA gemaakt. Het bioplastic ‘PHA’ is een natuurlijk polyester van hoge kwaliteit. Sterk maar ook volledig (koud) afbreekbaar onder natuurlijke omstandigheden. De unieke kwaliteiten van PHA zijn vooral relevant voor toepassingen met een tijdelijke functie zoals coating van kunstmest en zaden, afbreekbare netten en tasjes, folies voor in de landbouw en als alternatief voor visserslood. Het bijzondere van PHA uit afvalwater is ook dat het niet van voedsel is gemaakt. Het is daarmee een van de meest duurzame bioplastics.
Na de pilot proeven hebben de waterschappen onderzocht of de markt deze ontwikkeling al kon gaan trekken, maar dit bleek voor de markt nog iets te vroeg. De demo-installatie voor PHA uit afvalwater is nodig om de toepassingen verder te ontwikkelen en zeker te zijn van een afzetmarkt. De markt voor dit type plastic is op dit moment in ontwikkeling en veelbelovend. De kunststofindustrie, die nu doorgaans met fossiele plastics werkt, wil eerst voldoende materiaal hebben om de verwerking en de applicatie te testen. Deze demo gaat het materiaal hiervoor leveren.
De waterschappen combineren dit initiatief met een initiatief van HVC om uit hun afvalwater PHA te maken. Hierdoor ontstaat meer slagkracht. De gezamenlijke demo-installatie (PHA2USE) vraagt om een investering waarvoor nu 2,5 miljoen euro financiering vanuit de vijf waterschappen beschikbaar is. Daarnaast investeren HVC en technologieleverancier Paques in het gezamenlijke project PHA2USE. Voor het project loopt een aanvraag voor Europese LIFE+subsidie. Zodra deze subsidie is verkregen, kunnen de waterschappen en hun partners de demo-installatie bouwen. Naar verwachting zal de demo-installatie in 2021 het bioplastics PHA uit riool- en industrieel afvalwater leveren en worden de applicaties verder ontwikkeld. De beoogde locatie voor de installatie is bij de slibverbranding van HVC naast de rioolwaterzuivering Dordrecht van Hollandse Delta. Zo wordt nu Zuid-Holland toegevoegd aan dit oorspronkelijk Brabants, Fries en Zeeuwse initiatief.
PHARIO wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit de waterschappen Brabantse Delta, De Dommel, Hollandse Delta, Scheldestromen en Wetterskip Fryslân. Zij zijn verenigd in de Energie- en Grondstoffenfabriek. PHARIO vormt straks onderdeel van het PHA2USE project dat medegefinancierd wordt door HVC en Paques. STOWA, SNB, TU Delft en Wetsus steunen het initiatief met verdere kennisontwikkeling.
woensdag 20 februari 2019
Duurzame sluizen en bruggen door voorspelbaar onderhoud
Bruggen en sluizen die langer meegaan, minder energie verbruiken en minder vaak gestremd zijn. Dat is het resultaat als je beter kunt voorspellen wanneer onderhoud precies nodig is. In het programma Vitale Assets laten Rijkswaterstaat en marktpartijen zien hoe dat werkt.
Het programma Vitale Assets richt zich erop om beter te voorspellen wat het beste moment voor onderhoud is. Gilbert Westdorp, die vanuit het cluster netwerkmonitoring van Rijkswaterstaat Zee en Delta betrokken is bij het programma, vertelt dat dit bijna alle processen van Rijkswaterstaat raakt. ‘Door onderhoud op tijd uit te voeren, werken systemen betrouwbaarder en daarmee veiliger. Ook voorkomen we storingen en stremmingen. Dat heeft bijvoorbeeld weer invloed op het verkeersmanagement.’
‘Je kunt het zien als een soort slimme thermostaat’, vult Stijn van Balen aan. Als hoofd van het Datalab van Rijkswaterstaat is hij verantwoordelijk voor datagedreven toepassingen, waaronder voorspelbaar onderhoud. ‘Door objecten te voorzien van sensoren en continu gegevens over de status te verzamelen, kun je meteen ingrijpen als er iets aan de hand is. Bovendien kun je met die gegevens het gebruik optimaliseren. Vergelijk het met een airco die je inzet om de beslagen ramen van je auto schoon te maken. Als je meteen van stand 0 naar 5 schakelt, krijg je niet het beste resultaat en het is niet efficiënt. Je kunt beter geleidelijk schakelen. Iets vergelijkbaars zagen we bij een gemaal in Eefde, waar 2 pompen of op laag of op hoog vermogen werkten. Dankzij deze data kunnen we ze nu beter bedienen.’
Vitale Assets richt zich in eerste instantie op zogeheten natte objecten, zoals bruggen en sluizen. Rijkswaterstaat is bezig met een heel groot vervangings- en renovatieproject op dat gebied en grijpt deze gelegenheid aan om gelijk te zoeken naar mogelijkheden die deze objecten slimmer maken. ‘Het gaat om wel 300 tot 400 assets. Die sluiten we allemaal aan op hetzelfde systeem. Er komt dus een enorme stroom aan data binnen bij Rijkswaterstaat’, vertelt Therry van der Burgt. Hij is solution architect binnen het scheepvaartdomein en heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van dit centrale systeem om data te verzamelen: Object Data Services (ODS). ‘ODS biedt een uniforme manier om data van verschillende objecten te verzamelen, op te slaan en te vergelijken.’
‘Die data zijn niet alleen relevant voor Rijkswaterstaat, maar ook voor de markt’, vervolgt Van der Burgt. ‘Leveranciers krijgen hiermee bijvoorbeeld inzicht in echte praktijkgegevens van hun producten. De afspraak is namelijk dat deze data open beschikbaar komen voor de betrokken partijen.’ Rob Burghard, directeur van EnergQ, het bedrijf dat de sensoren installeert en de software levert om gebruikspatronen te analyseren, vult aan: ‘Ook aannemers kunnen de sensoren op deze manier uitlezen. Het mooie is dan ook dat elke partij weer andere signalen kan uitfilteren. Aannemers die ook verantwoordelijk zijn voor het onderhoud, kunnen zo beter inschatten wanneer dit nodig is. Bovendien maken de gegevens het bijvoorbeeld gemakkelijker om zaken over te dragen bij contractwisseling.’
Het programma Vitale Assets richt zich erop om beter te voorspellen wat het beste moment voor onderhoud is. Gilbert Westdorp, die vanuit het cluster netwerkmonitoring van Rijkswaterstaat Zee en Delta betrokken is bij het programma, vertelt dat dit bijna alle processen van Rijkswaterstaat raakt. ‘Door onderhoud op tijd uit te voeren, werken systemen betrouwbaarder en daarmee veiliger. Ook voorkomen we storingen en stremmingen. Dat heeft bijvoorbeeld weer invloed op het verkeersmanagement.’
‘Je kunt het zien als een soort slimme thermostaat’, vult Stijn van Balen aan. Als hoofd van het Datalab van Rijkswaterstaat is hij verantwoordelijk voor datagedreven toepassingen, waaronder voorspelbaar onderhoud. ‘Door objecten te voorzien van sensoren en continu gegevens over de status te verzamelen, kun je meteen ingrijpen als er iets aan de hand is. Bovendien kun je met die gegevens het gebruik optimaliseren. Vergelijk het met een airco die je inzet om de beslagen ramen van je auto schoon te maken. Als je meteen van stand 0 naar 5 schakelt, krijg je niet het beste resultaat en het is niet efficiënt. Je kunt beter geleidelijk schakelen. Iets vergelijkbaars zagen we bij een gemaal in Eefde, waar 2 pompen of op laag of op hoog vermogen werkten. Dankzij deze data kunnen we ze nu beter bedienen.’
Vitale Assets richt zich in eerste instantie op zogeheten natte objecten, zoals bruggen en sluizen. Rijkswaterstaat is bezig met een heel groot vervangings- en renovatieproject op dat gebied en grijpt deze gelegenheid aan om gelijk te zoeken naar mogelijkheden die deze objecten slimmer maken. ‘Het gaat om wel 300 tot 400 assets. Die sluiten we allemaal aan op hetzelfde systeem. Er komt dus een enorme stroom aan data binnen bij Rijkswaterstaat’, vertelt Therry van der Burgt. Hij is solution architect binnen het scheepvaartdomein en heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van dit centrale systeem om data te verzamelen: Object Data Services (ODS). ‘ODS biedt een uniforme manier om data van verschillende objecten te verzamelen, op te slaan en te vergelijken.’
‘Die data zijn niet alleen relevant voor Rijkswaterstaat, maar ook voor de markt’, vervolgt Van der Burgt. ‘Leveranciers krijgen hiermee bijvoorbeeld inzicht in echte praktijkgegevens van hun producten. De afspraak is namelijk dat deze data open beschikbaar komen voor de betrokken partijen.’ Rob Burghard, directeur van EnergQ, het bedrijf dat de sensoren installeert en de software levert om gebruikspatronen te analyseren, vult aan: ‘Ook aannemers kunnen de sensoren op deze manier uitlezen. Het mooie is dan ook dat elke partij weer andere signalen kan uitfilteren. Aannemers die ook verantwoordelijk zijn voor het onderhoud, kunnen zo beter inschatten wanneer dit nodig is. Bovendien maken de gegevens het bijvoorbeeld gemakkelijker om zaken over te dragen bij contractwisseling.’
dinsdag 19 februari 2019
Provincie zoekt ondernemers die aan de slag willen met zilte landbouw
De provincie Groningen is op zoek naar twee of drie ondernemers in Noord-Groningen die daar aan de slag willen met zilte landbouw en aquacultuur (de teelt van bijvoorbeeld schaal- en schelpdieren en waterplanten). De aanbesteding hiervoor gaat op 7 februari van start en duurt tot en met 23 mei. Op 4 juli wordt bekend welke ondernemers met zilte landbouw aan de slag kunnen.
Zilte landbouw is onderdeel van het proefproject 'Dubbele Dijk'. Met dit project wil de provincie Groningen onderzoeken of in het gebied tussen twee dijken zilte teelt ontwikkeld kan worden, die winstgevend is. Daarom zoekt de provincie ondernemers en bedrijven die met de nodige ervaring en lef bereid zijn om vanaf 2021 maximaal twintig jaar lang in dit pioniersgebied te investeren in zilte teelt en/of mariene aquacultuur. Tussen beide dijken is ongeveer 8 hectare beschikbaar voor zilte teelt (droge gronden) en ongeveer 20 hectare voor aquacultuur.
De zeedijk tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt over 12 kilometer versterkt om de veiligheid van de inwoners van Groningen te garanderen. De provincie Groningen heeft hier samen met het waterschap Noorderzijlvest een nieuwe, innovatieve dijk ontwikkeld: de Dubbele Dijk. Bij Bierum komt over een lengte van ongeveer 2.5 km een tweede dijk achter de zeedijk. Tussen beide dijken wordt getijdewater ingelaten. Het zuidelijke deel van dit gebied is bedoeld voor slib-invang en natuurontwikkeling. Het noordelijke gedeelte wordt met deze aanbesteding beschikbaar gesteld voor de teelt van zilte landbouw en aquacultuur. Zo ontstaat er een gebied met een veilige dijk dat tegelijkertijd goed is voor de natuur, landbouw en recreatie.
Zilte landbouw is onderdeel van het proefproject 'Dubbele Dijk'. Met dit project wil de provincie Groningen onderzoeken of in het gebied tussen twee dijken zilte teelt ontwikkeld kan worden, die winstgevend is. Daarom zoekt de provincie ondernemers en bedrijven die met de nodige ervaring en lef bereid zijn om vanaf 2021 maximaal twintig jaar lang in dit pioniersgebied te investeren in zilte teelt en/of mariene aquacultuur. Tussen beide dijken is ongeveer 8 hectare beschikbaar voor zilte teelt (droge gronden) en ongeveer 20 hectare voor aquacultuur.
De zeedijk tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt over 12 kilometer versterkt om de veiligheid van de inwoners van Groningen te garanderen. De provincie Groningen heeft hier samen met het waterschap Noorderzijlvest een nieuwe, innovatieve dijk ontwikkeld: de Dubbele Dijk. Bij Bierum komt over een lengte van ongeveer 2.5 km een tweede dijk achter de zeedijk. Tussen beide dijken wordt getijdewater ingelaten. Het zuidelijke deel van dit gebied is bedoeld voor slib-invang en natuurontwikkeling. Het noordelijke gedeelte wordt met deze aanbesteding beschikbaar gesteld voor de teelt van zilte landbouw en aquacultuur. Zo ontstaat er een gebied met een veilige dijk dat tegelijkertijd goed is voor de natuur, landbouw en recreatie.
maandag 18 februari 2019
'Rioolinspectie nieuwe stijl 2020 is nodig'
Vereniging Afvalbedrijven, duidelijk waarom het nodig is om riolen volgens de Europese norm te inspecteren. De Europese norm wordt op 1 januari 2020 in Nederland ingevoerd. De RIONED-dag vindt elk jaar plaats in Utrecht en brengt gemeenten, waterschappen, adviesbureaus en bedrijven actief in de rioolinspectie- en reiniging bijeen.
De Europese inspectienorm richt zich op het waarnemen en registreren van de toestand van het riool en gebruikt hiervoor codes en kwantificeringen. “In Nederland werken we nu met een sterk vereenvoudigde classificatiemethodiek (NEN 3399:2015, red.). Van een aantal toestandsaspecten van het riool wordt niet de omvang genoteerd, maar alleen óf dit aspect is geconstateerd. We dachten enkele jaren geleden dat dit gemakkelijker zou zijn voor inspecteurs, dat het minder kans op foute waarnemingen zou opleveren en dat het goedkoper zou zijn. Helaas pakte dit in de praktijk anders uit”, aldus Van der Ham.
De huidige methode levert gemeentelijke beheerders onvoldoende informatie om hun stelsel goed te kunnen beheren. Vanaf 2020 gaan inspecteurs in detail vastleggen wat ze waarnemen. Beheerders ontvangen die gedetailleerde informatie. De beheersoftware zal de detailgegevens eenvoudig kunnen filteren, classificeren en analyseren. Beheerders krijgen op die manier veel beter zicht op de conditie van hun objecten en kunnen eenvoudiger een analyse van de achteruitgang van het stelsel maken. Hierdoor kunnen ze knelpunten opsporen en betere beheerbeslissingen nemen (selectiever inspecteren en afwegen tussen niets doen, reinigen, monitoren, repareren, renoveren of vervangen).
Van der Ham gaf aan dat de herziene wijze van rioolinspectie naar verwachting een kostenverschuiving gaat geven. “De kosten voor inspectie nemen toe door de extra werkzaamheden, want inspecteren wordt veel intensiever. Daar staat tegenover dat de extra beheerinformatie zal leiden tot een daling van de kosten voor beheer en investeringen. Op langere termijn is sprake van een forse netto-kostendaling. Ook op de middellange termijn dalen de beheerkosten, omdat minder gebruik hoeft te worden gemaakt van externe adviseurs en medewerkers van de beheerders meer kant-en-klare informatie aangereikt krijgen. Daardoor houden ze meer tijd over voor andere activiteiten bij hun werkgever.”
Om gemeenten zo goed mogelijk te helpen voorbereiden op de rioolinspectie nieuwe stijl per 2020 organiseren de Vereniging Afvalbedrijven en haar leden dit jaar verspreid over het land regionale voorlichtingsbijeenkomsten. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met stichting RIONED.
De Europese inspectienorm richt zich op het waarnemen en registreren van de toestand van het riool en gebruikt hiervoor codes en kwantificeringen. “In Nederland werken we nu met een sterk vereenvoudigde classificatiemethodiek (NEN 3399:2015, red.). Van een aantal toestandsaspecten van het riool wordt niet de omvang genoteerd, maar alleen óf dit aspect is geconstateerd. We dachten enkele jaren geleden dat dit gemakkelijker zou zijn voor inspecteurs, dat het minder kans op foute waarnemingen zou opleveren en dat het goedkoper zou zijn. Helaas pakte dit in de praktijk anders uit”, aldus Van der Ham.
De huidige methode levert gemeentelijke beheerders onvoldoende informatie om hun stelsel goed te kunnen beheren. Vanaf 2020 gaan inspecteurs in detail vastleggen wat ze waarnemen. Beheerders ontvangen die gedetailleerde informatie. De beheersoftware zal de detailgegevens eenvoudig kunnen filteren, classificeren en analyseren. Beheerders krijgen op die manier veel beter zicht op de conditie van hun objecten en kunnen eenvoudiger een analyse van de achteruitgang van het stelsel maken. Hierdoor kunnen ze knelpunten opsporen en betere beheerbeslissingen nemen (selectiever inspecteren en afwegen tussen niets doen, reinigen, monitoren, repareren, renoveren of vervangen).
Van der Ham gaf aan dat de herziene wijze van rioolinspectie naar verwachting een kostenverschuiving gaat geven. “De kosten voor inspectie nemen toe door de extra werkzaamheden, want inspecteren wordt veel intensiever. Daar staat tegenover dat de extra beheerinformatie zal leiden tot een daling van de kosten voor beheer en investeringen. Op langere termijn is sprake van een forse netto-kostendaling. Ook op de middellange termijn dalen de beheerkosten, omdat minder gebruik hoeft te worden gemaakt van externe adviseurs en medewerkers van de beheerders meer kant-en-klare informatie aangereikt krijgen. Daardoor houden ze meer tijd over voor andere activiteiten bij hun werkgever.”
Om gemeenten zo goed mogelijk te helpen voorbereiden op de rioolinspectie nieuwe stijl per 2020 organiseren de Vereniging Afvalbedrijven en haar leden dit jaar verspreid over het land regionale voorlichtingsbijeenkomsten. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met stichting RIONED.
vrijdag 15 februari 2019
Een slimme boer laat de stuw omhoog en de mest nog even in de put
Waterschap Limburg wil graag zoveel mogelijk water vasthouden in het watersysteem om de grondwaterstanden te laten herstellen van de droogte van 2018. Dat betekent dat men de stuwen in de huidige zomerstand wil laten staan en agrariërs verzoeken dat te doen.
Officieel mag vanaf 15 februari de grond weer bewerkt en bemest worden. Desondanks roept Har Frenken, dagelijks bestuurslid van het waterschap de boeren op om de stuwen in de sloten nog omhoog te laten en het bemesten nog even uit te stellen. ‘Vier eerst rustig carnaval en ga daarna de akker op. Het bemesten van percelen voor de mais heeft nu toch geen nut.Het is zaak om het water nu zo lang mogelijk in het gebied vast te houden. Dat is voor meerdere aspecten gunstig. Voor de natuur, maar ook voor de boer zelf. Bij een droge zomer hoeft hij dan niet het grondwater voor beregening uit diepe lagen op te pompen. Iedere boer weet dat dit kost aanmerkelijk meer diesel kost.’
In december hebben wij een brief verstuurd waarin we hebben gevraagd de stuwen in zomerstand te laten staan en de peil gestuurde drainage in de hoogste stand (zomerstand) laten staan. Het advies is ook geldig na afgelopen natte weekend. „Na een regenperiode zakt het water nog snel weg. Een duidelijk signaal dat de ondergrond nog erg droog is.
De LLTB sluit zich bij het advies van het Waterschap Limburg aan. „Laat de stuwen zo lang mogelijk in zomerstand staan om het water de kans te geven te infiltreren naar het grondwater’, zegt bestuurslid en waterportefeuillehouder Jan Veltmans van de LLTB. „Het aanvullen van de grondwatervoorraad is in belang van zowel de natuur als land- en tuinbouw. Vanzelfsprekend moet de bedrijfsvoering dit dan wel toelaten.’
Frenken, zelf agrariër, geeft aan dat het ook financieel een voordeel is om de stuwen hoog te laten staan en nog geen mest uit te rijden: ‘je kunt als boer geld verdienen door nu het water en de mest nog even vast te houden. De beregeningskosten per hectare zijn zo’n € 200 en je bespaart nog eens € 200 opextra kunstmestkosten als pas eind maart bemest en zodoende de mineralen geen kans geeft om nu uit te spoelen.’
Ook de Brabantse waterschappen en de ZLTO adviseren in hun gebied de stuwen hoog te laten.
Officieel mag vanaf 15 februari de grond weer bewerkt en bemest worden. Desondanks roept Har Frenken, dagelijks bestuurslid van het waterschap de boeren op om de stuwen in de sloten nog omhoog te laten en het bemesten nog even uit te stellen. ‘Vier eerst rustig carnaval en ga daarna de akker op. Het bemesten van percelen voor de mais heeft nu toch geen nut.Het is zaak om het water nu zo lang mogelijk in het gebied vast te houden. Dat is voor meerdere aspecten gunstig. Voor de natuur, maar ook voor de boer zelf. Bij een droge zomer hoeft hij dan niet het grondwater voor beregening uit diepe lagen op te pompen. Iedere boer weet dat dit kost aanmerkelijk meer diesel kost.’
In december hebben wij een brief verstuurd waarin we hebben gevraagd de stuwen in zomerstand te laten staan en de peil gestuurde drainage in de hoogste stand (zomerstand) laten staan. Het advies is ook geldig na afgelopen natte weekend. „Na een regenperiode zakt het water nog snel weg. Een duidelijk signaal dat de ondergrond nog erg droog is.
De LLTB sluit zich bij het advies van het Waterschap Limburg aan. „Laat de stuwen zo lang mogelijk in zomerstand staan om het water de kans te geven te infiltreren naar het grondwater’, zegt bestuurslid en waterportefeuillehouder Jan Veltmans van de LLTB. „Het aanvullen van de grondwatervoorraad is in belang van zowel de natuur als land- en tuinbouw. Vanzelfsprekend moet de bedrijfsvoering dit dan wel toelaten.’
Frenken, zelf agrariër, geeft aan dat het ook financieel een voordeel is om de stuwen hoog te laten staan en nog geen mest uit te rijden: ‘je kunt als boer geld verdienen door nu het water en de mest nog even vast te houden. De beregeningskosten per hectare zijn zo’n € 200 en je bespaart nog eens € 200 opextra kunstmestkosten als pas eind maart bemest en zodoende de mineralen geen kans geeft om nu uit te spoelen.’
Ook de Brabantse waterschappen en de ZLTO adviseren in hun gebied de stuwen hoog te laten.
donderdag 14 februari 2019
16,9 miljoen voor sterkere Friese IJsselmeerkust
Het IJsselmeer is een icoon van onze waterwerken en een essentiële schakel in ons waterbeleid. Dat bleek afgelopen zomer weer toen het zoetwater als buffer is ingezet tijdens de lange droogteperiode. Minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) stelt 12 miljoen beschikbaar, waarmee 16,9 miljoen geïnvesteerd wordt in de versterking van het Friese deel van de IJsselmeerkust. Met deze impuls wordt komende jaren de kust niet alleen versterkt, maar ook aantrekkelijker gemaakt door de aanleg van nieuwe natuur, fietspaden en stranden.
Minister Van Nieuwenhuizen: ‘In de afgelopen droge zomer hebben we gemerkt hoe belangrijk onze nationale regenton is. Het IJsselmeer bergt een voor Nederland onmisbare voorraad zoetwater. Maar net zo belangrijk is dat we de kustgebieden robuuster maken tegen extremere weeromstandigheden en wateroverlast. Dat levert ook nog een mooier stukje Nederland op, alle betrokkenen hebben meegedacht over hoe deze versterking vorm moet krijgen.’
De minister tekende hiervoor een overeenkomst met gedeputeerde De Rouwe (provincie Fryslân), wethouder Offinga (gemeente Súdwest-Fryslân) en wethouder Veltman (De Fryske Marren). Belangrijkste punten zijn de versterking van de kust en buitendijkse gebieden. Dit om erosie tegen te gaan die wordt veroorzaakt door hoge waterstanden en golfslag.
De regio investeert 4,9 miljoen in natuur en recreatie. Zo wordt natuurgebied de Workumerwaard hersteld en uitgebreid, krijgen stranden beter toegankelijke plekken voor zwemmers en surfers en komt er een strekdam voor een beter bevaarbare vaargeul it Soal. Naast Workum worden nog voor vier andere locaties oplossingen onderzocht.
Vorig jaar mei tekende de minister namens het kabinet samen met 60 belanghebbenden de Agenda IJsselmeergebied 2050. Hierin staat hoe het hele IJsselmeergebied wordt klaargestoomd voor de toekomst en hoe betrokken overheden en organisaties daarin thema’s als waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, recreatie, scheepvaart en economie samen oppakken. De afspraken in Friesland worden nu verder uitgewerkt. De werkzaamheden aan de kust worden naar verwachting in 2023 afgerond.
Minister Van Nieuwenhuizen: ‘In de afgelopen droge zomer hebben we gemerkt hoe belangrijk onze nationale regenton is. Het IJsselmeer bergt een voor Nederland onmisbare voorraad zoetwater. Maar net zo belangrijk is dat we de kustgebieden robuuster maken tegen extremere weeromstandigheden en wateroverlast. Dat levert ook nog een mooier stukje Nederland op, alle betrokkenen hebben meegedacht over hoe deze versterking vorm moet krijgen.’
De minister tekende hiervoor een overeenkomst met gedeputeerde De Rouwe (provincie Fryslân), wethouder Offinga (gemeente Súdwest-Fryslân) en wethouder Veltman (De Fryske Marren). Belangrijkste punten zijn de versterking van de kust en buitendijkse gebieden. Dit om erosie tegen te gaan die wordt veroorzaakt door hoge waterstanden en golfslag.
De regio investeert 4,9 miljoen in natuur en recreatie. Zo wordt natuurgebied de Workumerwaard hersteld en uitgebreid, krijgen stranden beter toegankelijke plekken voor zwemmers en surfers en komt er een strekdam voor een beter bevaarbare vaargeul it Soal. Naast Workum worden nog voor vier andere locaties oplossingen onderzocht.
Vorig jaar mei tekende de minister namens het kabinet samen met 60 belanghebbenden de Agenda IJsselmeergebied 2050. Hierin staat hoe het hele IJsselmeergebied wordt klaargestoomd voor de toekomst en hoe betrokken overheden en organisaties daarin thema’s als waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, recreatie, scheepvaart en economie samen oppakken. De afspraken in Friesland worden nu verder uitgewerkt. De werkzaamheden aan de kust worden naar verwachting in 2023 afgerond.
woensdag 13 februari 2019
'Samen sterk voor waterketen Zuid-Holland zuid'
Waterschap Hollandse Delta en Evides Waterbedrijf verkennen samenwerking. Er zijn op het vlak van water en waterketen veel raakvlakken en mooie uitdagingen.
Beide bedrijven zien onder andere kansen in het hergebruik van effluent, de gezamenlijk aanpak van medicijnresten in het water, afstemming van werkzaamheden in de grond en kennisdeling op het gebied van bedrijfsvoering en procesautomatisering. De mogelijkheden worden op dit moment door Evides en Hollandse Delta samen verkend.
Beide bedrijven zien onder andere kansen in het hergebruik van effluent, de gezamenlijk aanpak van medicijnresten in het water, afstemming van werkzaamheden in de grond en kennisdeling op het gebied van bedrijfsvoering en procesautomatisering. De mogelijkheden worden op dit moment door Evides en Hollandse Delta samen verkend.
dinsdag 12 februari 2019
D66 & GroenLinks: Grondwaterpeil moet omhoog om klimaatverandering tegen te gaan
D66 en GroenLinks willen dat de waterpeilen in veengebieden omhoog gaan. Voor melkveehouderijen wordt het grondwaterpeil kunstmatig laag gehouden. Daardoor klinkt de grond in en komt 7 megaton CO2 vrij. Dat is vier procent van onze broeikasgassen in Nederland.
De partijen dienen daarom gezamenlijk twee initiatiefnota’s in met 62 voorstellen om Nederland voor te bereiden op klimaatverandering. Zij zijn zeer kritisch op de door boerenbestuurders gedomineerde waterschappen, die een veel te laag grondwaterpeil aanhouden.
GroenLinks-Kamerlid Laura Bromet: “Het veen stoot net zoveel CO2 uit als twee kolencentrales of 2 miljoen auto’s. Door het waterpeil te verhogen daalt die CO2-uitstoot. En het mooie is dat het niet alleen goed is voor het klimaat, maar dat ook weidevogels profiteren van hoge grondwaterstanden, zoals de bedreigde grutto.”
Ook in dorpen en steden rondom veengebieden zijn de problemen van het lage waterpeil goed merkbaar. Zoals in Gouda waar bodemdaling grote schade veroorzaakt aan funderingen, gebouwen en infrastructuur. Gouda zinkt en over een paar jaar klotst het water de kelders binnen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekende dat als we nu niets doen, de schade oploopt tot 22 miljard euro.
De groene partijen werken samen voor vooruitgang op de klimaatdossiers. Voor de waterschapsverkiezingen van 20 maart doen zij dit via de waterschapspartij Water Natuurlijk. Nederland moet zich kunnen weren tegen extreem weer en stijging van de zeespiegel en droogte. Naast de verhoging van het waterpeil in veengebieden, doen de partijen voorstellen om de kust beter te beschermen, drinkwater schoon te houden en om rivieren meer de ruimte te geven. De twee initiatiefnota’s worden dinsdag om 14:00 in de fractiekamer van D66 aangeboden aan minister Van Nieuwenhuizen en minister Schouten
De partijen dienen daarom gezamenlijk twee initiatiefnota’s in met 62 voorstellen om Nederland voor te bereiden op klimaatverandering. Zij zijn zeer kritisch op de door boerenbestuurders gedomineerde waterschappen, die een veel te laag grondwaterpeil aanhouden.
GroenLinks-Kamerlid Laura Bromet: “Het veen stoot net zoveel CO2 uit als twee kolencentrales of 2 miljoen auto’s. Door het waterpeil te verhogen daalt die CO2-uitstoot. En het mooie is dat het niet alleen goed is voor het klimaat, maar dat ook weidevogels profiteren van hoge grondwaterstanden, zoals de bedreigde grutto.”
Ook in dorpen en steden rondom veengebieden zijn de problemen van het lage waterpeil goed merkbaar. Zoals in Gouda waar bodemdaling grote schade veroorzaakt aan funderingen, gebouwen en infrastructuur. Gouda zinkt en over een paar jaar klotst het water de kelders binnen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekende dat als we nu niets doen, de schade oploopt tot 22 miljard euro.
De groene partijen werken samen voor vooruitgang op de klimaatdossiers. Voor de waterschapsverkiezingen van 20 maart doen zij dit via de waterschapspartij Water Natuurlijk. Nederland moet zich kunnen weren tegen extreem weer en stijging van de zeespiegel en droogte. Naast de verhoging van het waterpeil in veengebieden, doen de partijen voorstellen om de kust beter te beschermen, drinkwater schoon te houden en om rivieren meer de ruimte te geven. De twee initiatiefnota’s worden dinsdag om 14:00 in de fractiekamer van D66 aangeboden aan minister Van Nieuwenhuizen en minister Schouten
maandag 11 februari 2019
Samenwerking in baggerspecie
Onlangs hebben Wim Snippe, directeur van De Ingensche Waarden BV en Bert Krom, directeur van Afvalzorg, een overeenkomst getekend voor de gezamenlijke exploitatie van locatie De Ingensche Waarden voor het verwerken van baggerspecie.
De Ingensche Waarden liggen op de zuidoever van de Nederrijn in de gemeente Buren. Vanaf de jaren ’70 tot 2005 is in deze uiterwaard zand gewonnen. Hierdoor is een grote en diepe plas ontstaan. De Ingensche Waarden BV en Afvalzorg zullen de in totaal 42 ha grote locatie de komende jaren opvullen en inrichten met baggerspecie en grond. Bert Krom: “Met de verwerking van bagger en grond zullen we onze bestaande én nieuwe klanten bedienen. Daarnaast kunnen wij met onze ervaring in het creëren van nieuwe veilige landschappen in de eindinrichting meerwaarde leveren.” Wim Snippe vult aan: “Met deze gezamenlijke kennis en ervaring wordt de meest efficiënte dienstverlening van verwerking van baggerspecie gewaarborgd.”
De Ingensche Waarden liggen op de zuidoever van de Nederrijn in de gemeente Buren. Vanaf de jaren ’70 tot 2005 is in deze uiterwaard zand gewonnen. Hierdoor is een grote en diepe plas ontstaan. De Ingensche Waarden BV en Afvalzorg zullen de in totaal 42 ha grote locatie de komende jaren opvullen en inrichten met baggerspecie en grond. Bert Krom: “Met de verwerking van bagger en grond zullen we onze bestaande én nieuwe klanten bedienen. Daarnaast kunnen wij met onze ervaring in het creëren van nieuwe veilige landschappen in de eindinrichting meerwaarde leveren.” Wim Snippe vult aan: “Met deze gezamenlijke kennis en ervaring wordt de meest efficiënte dienstverlening van verwerking van baggerspecie gewaarborgd.”
vrijdag 8 februari 2019
Groot onderhoud aan bruggen en kades
Amsterdam, stad van water, heeft zo'n 1600 bruggen en 600 kilometer aan kades. Van de 200 kilometer gemetselde kademuren in de stad is ten minste 10 kilometer in zeer slechte staat met een verhoogd risico op verzakking. Daar moet snel iets aan gedaan worden.
De gemeente liet extern onderzoeker Pieter Cloo onderzoek doen naar het onderhoud van de bruggen en kades. Zijn conclusie: het beheer is de afgelopen decennia verwaarloosd. En het onderhoud weer op niveau krijgen is een hele opgave.
De kademuren die er het slechtst aan toe zijn staan bovenaan de lijst om op korte termijn vervangen te worden. Op de meest kritieke plekken wordt de situatie goed in de gaten gehouden. Waar het niet veilig meer is, worden gelijk maatregelen genomen. Zo zijn 6 bruggen geheel of gedeeltelijk afgesloten en zijn op een aantal kwetsbare plekken langs kades noodmaatregelen genomen.
ieter Cloo doet in zijn rapport een aantal aanbevelingen. Bijvoorbeeld dat zwaar verkeer moet worden geweerd om de bruggen en kades minder te belasten. Voor een deel waren we daar al mee bezig. In stadsdeel Centrum is bijvoorbeeld een zone waar alleen vrachtverkeer mag komen van minder dan 7,5 ton. Op plekken waar dat nodig is, kunnen bomen worden gekapt, parkeerplaatsen worden opgeheven en verkeer boven de 3,5 ton worden geweerd. En er wordt voortaan ieder jaar 22,5 miljoen euro vrijgemaakt voor vervangingsonderhoud.
De gemeente liet extern onderzoeker Pieter Cloo onderzoek doen naar het onderhoud van de bruggen en kades. Zijn conclusie: het beheer is de afgelopen decennia verwaarloosd. En het onderhoud weer op niveau krijgen is een hele opgave.
De kademuren die er het slechtst aan toe zijn staan bovenaan de lijst om op korte termijn vervangen te worden. Op de meest kritieke plekken wordt de situatie goed in de gaten gehouden. Waar het niet veilig meer is, worden gelijk maatregelen genomen. Zo zijn 6 bruggen geheel of gedeeltelijk afgesloten en zijn op een aantal kwetsbare plekken langs kades noodmaatregelen genomen.
ieter Cloo doet in zijn rapport een aantal aanbevelingen. Bijvoorbeeld dat zwaar verkeer moet worden geweerd om de bruggen en kades minder te belasten. Voor een deel waren we daar al mee bezig. In stadsdeel Centrum is bijvoorbeeld een zone waar alleen vrachtverkeer mag komen van minder dan 7,5 ton. Op plekken waar dat nodig is, kunnen bomen worden gekapt, parkeerplaatsen worden opgeheven en verkeer boven de 3,5 ton worden geweerd. En er wordt voortaan ieder jaar 22,5 miljoen euro vrijgemaakt voor vervangingsonderhoud.
donderdag 7 februari 2019
Waterbeheer in tijden van klimaatverandering vraagt om betekenisvolle besluitvorming
Besluiten over waterbeheer in rivierdelta’s of berggebieden zijn vaak gebaseerd op technische afwegingen, zoals de hoeveelheid water en het kostenplaatje. Maar in tijden van klimaatverandering wordt besluitvorming over waterbeheer steeds complexer. Of het nu gaat over klimaatdijken in Nederland of over de watervoorziening voor een miljoenenstad als Lima: een correcte kosten-baten analyse alleen is onvoldoende. Er is ook een betekenisvol perspectief nodig op waar het met een watersysteem naartoe moet. In zijn inaugurele rede aan Wageningen University & Research op 7 februari introduceert persoonlijk hoogleraar Art Dewulf betekenisvolle besluitvorming als basis voor duurzaam waterbeheer.
In zijn inaugurele rede ‘Taking meaningful decisions – Sensemaking and decision-making in water and climate governance’ brengt prof. Dewulf inzichten over besluitvorming samen met inzichten over hoe mensen betekenis toekennen aan situaties. Om besluitvorming over waterbeheer in tijden van klimaatverandering beter te begrijpen is er meer aandacht nodig voor hoe interpretaties sturend zijn voor besluiten. Bijvoorbeeld, wordt een periode van watertekort geïnterpreteerd als een eenmalige uitzondering of als een teken van een veranderend klimaat? De betekenis die aan deze gebeurtenis wordt toegekend leidt wellicht tot andere beleidskeuzes.
”Je ziet dat besluiten over water vaak op technocratische basis tot stand komen, opgesteld door experts, en vaak uitgedrukt in meetbare parameters als kubieke meters water en een financieel kloppend plaatje. Maar besluitvorming gaat niet alleen over een correcte optelsom van kosten en baten, of over het toepassen van de juiste regels. Als het om complexe problemen gaat is het vaak ondoenlijk om de kosten en baten goed uit te rekenen, en is het niet helder welke regels wel of niet van toepassing zijn. In dat soort situaties wordt het verhaal bij de cijfers erg belangrijk, en of dat verhaal een betekenisvol perspectief biedt voor waterbeheerders en watergebruikers”, zegt prof. Dewulf.
Een technisch onderbouwde keuze zonder een goed verhaal is niet voldoende. Grote woorden en symboolpolitiek zijn ook onvoldoende. Betekenisvolle besluitvorming berust op een combinatie van duidelijke keuzes en een betekenisvol perspectief.
Prof. Dewulf richt zich in zijn onderzoek niet alleen op delta’s, maar ook op de plekken in de wereld waar rivieren ontspringen, zoals de hooggebergtes Andes of Himalaya. “Die kun je zien als de watertorens van de wereld. En je ziet daar een versnelde klimaatopwarming, gletsjers smelten. Er ontstaat meer concurrentie om het schaarsere water. In Peru zie je bijvoorbeeld dat een kuststad als Lima, waar het nooit regent, voor zijn watervoorzienig afhankelijk is van de rivieren uit de Andes. Recent is er beleid gemaakt dat watermaatschappijen aan de kust mee moeten investeren in het waterbeheer in de bergen, waar vooral armere boeren wonen. Die boeren hebben dat water zelf ook nodig om te irrigeren in het droogseizoen, dus het is nog niet zo eenvoudig om ze mee te krijgen. Maar wanneer de investeringen in die berggebieden voor de boeren betekenis krijgen als een erkenning van de waarde van hun levenswijze en hun leefomgeving, dan kan dat cruciaal zijn voor het succes van zo’n investeringen, soms zelfs meer dan de materiële kosten en baten.”
Als beleidsmakers een betekenisvol besluit hebben genomen is het nog niet af. “Het is geen magische oplossing. Betekenis is in ontwikkeling”, zegt prof. Dewulf. “Beleidsmakers moeten blijven inspelen op veranderende omstandigheden, en op tegengeluiden van mensen die het niet eens zijn met het besluit. Dat is een manier om te komen tot duurzame en veerkrachtige watersystemen.
In zijn inaugurele rede ‘Taking meaningful decisions – Sensemaking and decision-making in water and climate governance’ brengt prof. Dewulf inzichten over besluitvorming samen met inzichten over hoe mensen betekenis toekennen aan situaties. Om besluitvorming over waterbeheer in tijden van klimaatverandering beter te begrijpen is er meer aandacht nodig voor hoe interpretaties sturend zijn voor besluiten. Bijvoorbeeld, wordt een periode van watertekort geïnterpreteerd als een eenmalige uitzondering of als een teken van een veranderend klimaat? De betekenis die aan deze gebeurtenis wordt toegekend leidt wellicht tot andere beleidskeuzes.
”Je ziet dat besluiten over water vaak op technocratische basis tot stand komen, opgesteld door experts, en vaak uitgedrukt in meetbare parameters als kubieke meters water en een financieel kloppend plaatje. Maar besluitvorming gaat niet alleen over een correcte optelsom van kosten en baten, of over het toepassen van de juiste regels. Als het om complexe problemen gaat is het vaak ondoenlijk om de kosten en baten goed uit te rekenen, en is het niet helder welke regels wel of niet van toepassing zijn. In dat soort situaties wordt het verhaal bij de cijfers erg belangrijk, en of dat verhaal een betekenisvol perspectief biedt voor waterbeheerders en watergebruikers”, zegt prof. Dewulf.
Een technisch onderbouwde keuze zonder een goed verhaal is niet voldoende. Grote woorden en symboolpolitiek zijn ook onvoldoende. Betekenisvolle besluitvorming berust op een combinatie van duidelijke keuzes en een betekenisvol perspectief.
Prof. Dewulf richt zich in zijn onderzoek niet alleen op delta’s, maar ook op de plekken in de wereld waar rivieren ontspringen, zoals de hooggebergtes Andes of Himalaya. “Die kun je zien als de watertorens van de wereld. En je ziet daar een versnelde klimaatopwarming, gletsjers smelten. Er ontstaat meer concurrentie om het schaarsere water. In Peru zie je bijvoorbeeld dat een kuststad als Lima, waar het nooit regent, voor zijn watervoorzienig afhankelijk is van de rivieren uit de Andes. Recent is er beleid gemaakt dat watermaatschappijen aan de kust mee moeten investeren in het waterbeheer in de bergen, waar vooral armere boeren wonen. Die boeren hebben dat water zelf ook nodig om te irrigeren in het droogseizoen, dus het is nog niet zo eenvoudig om ze mee te krijgen. Maar wanneer de investeringen in die berggebieden voor de boeren betekenis krijgen als een erkenning van de waarde van hun levenswijze en hun leefomgeving, dan kan dat cruciaal zijn voor het succes van zo’n investeringen, soms zelfs meer dan de materiële kosten en baten.”
Als beleidsmakers een betekenisvol besluit hebben genomen is het nog niet af. “Het is geen magische oplossing. Betekenis is in ontwikkeling”, zegt prof. Dewulf. “Beleidsmakers moeten blijven inspelen op veranderende omstandigheden, en op tegengeluiden van mensen die het niet eens zijn met het besluit. Dat is een manier om te komen tot duurzame en veerkrachtige watersystemen.
woensdag 6 februari 2019
Onderhoudswerkzaamheden aan Zuid-Willemsvaart in Nederweert
Begin maart 2019 start Rijkswaterstaat met onderhoudswerkzaamheden aan de oevers van de Zuid-Willemsvaart in Nederweert. Er worden damwanden vervangen en er komen dierenuitstapplaatsen.
Onderhoud aan oevers van kanalen is nodig om een vlotte en veilige doorgang voor de scheepvaart te behouden. Is de oeverbescherming in slechte staat, dan kunnen bermen en taluds afschuiven. Dat kan tot onveilige situaties leiden voor weggebruikers, maar ook voor schepen. Als een talud afbrokkelt en in het kanaal terechtkomt, wordt het kanaal ondieper. Dit heeft invloed op de doorstroming van het scheepvaartverkeer.
Op een aantal locaties in de Zuid-Willemsvaart zijn de damwanden verouderd en aan vervanging toe. De nu nog vaak houten of betonnen damwanden, die de oevers en het water op hun plek houden, worden vervangen door stalen constructies. Dit gebeurt op diverse locaties tussen Sluis 15 (ter hoogte Molenberg) en Sluis 13 (ter hoogte Landbouwstraat). Ook brengt Rijkswaterstaat op zeven verschillende locaties dierenuitstapplaatsen aan. Dat zijn ruimtes in de damwand waar dieren gemakkelijk het water in en uit kunnen gaan.
Onderhoud aan oevers van kanalen is nodig om een vlotte en veilige doorgang voor de scheepvaart te behouden. Is de oeverbescherming in slechte staat, dan kunnen bermen en taluds afschuiven. Dat kan tot onveilige situaties leiden voor weggebruikers, maar ook voor schepen. Als een talud afbrokkelt en in het kanaal terechtkomt, wordt het kanaal ondieper. Dit heeft invloed op de doorstroming van het scheepvaartverkeer.
Op een aantal locaties in de Zuid-Willemsvaart zijn de damwanden verouderd en aan vervanging toe. De nu nog vaak houten of betonnen damwanden, die de oevers en het water op hun plek houden, worden vervangen door stalen constructies. Dit gebeurt op diverse locaties tussen Sluis 15 (ter hoogte Molenberg) en Sluis 13 (ter hoogte Landbouwstraat). Ook brengt Rijkswaterstaat op zeven verschillende locaties dierenuitstapplaatsen aan. Dat zijn ruimtes in de damwand waar dieren gemakkelijk het water in en uit kunnen gaan.
Onderhoud aan oevers van kanalen is nodig om een vlotte en veilige doorgang voor de scheepvaart te behouden. Is de oeverbescherming in slechte staat, dan kunnen bermen en taluds afschuiven. Dat kan tot onveilige situaties leiden voor weggebruikers, maar ook voor schepen. Als een talud afbrokkelt en in het kanaal terechtkomt, wordt het kanaal ondieper. Dit heeft invloed op de doorstroming van het scheepvaartverkeer.
Op een aantal locaties in de Zuid-Willemsvaart zijn de damwanden verouderd en aan vervanging toe. De nu nog vaak houten of betonnen damwanden, die de oevers en het water op hun plek houden, worden vervangen door stalen constructies. Dit gebeurt op diverse locaties tussen Sluis 15 (ter hoogte Molenberg) en Sluis 13 (ter hoogte Landbouwstraat). Ook brengt Rijkswaterstaat op zeven verschillende locaties dierenuitstapplaatsen aan. Dat zijn ruimtes in de damwand waar dieren gemakkelijk het water in en uit kunnen gaan.
Onderhoud aan oevers van kanalen is nodig om een vlotte en veilige doorgang voor de scheepvaart te behouden. Is de oeverbescherming in slechte staat, dan kunnen bermen en taluds afschuiven. Dat kan tot onveilige situaties leiden voor weggebruikers, maar ook voor schepen. Als een talud afbrokkelt en in het kanaal terechtkomt, wordt het kanaal ondieper. Dit heeft invloed op de doorstroming van het scheepvaartverkeer.
Op een aantal locaties in de Zuid-Willemsvaart zijn de damwanden verouderd en aan vervanging toe. De nu nog vaak houten of betonnen damwanden, die de oevers en het water op hun plek houden, worden vervangen door stalen constructies. Dit gebeurt op diverse locaties tussen Sluis 15 (ter hoogte Molenberg) en Sluis 13 (ter hoogte Landbouwstraat). Ook brengt Rijkswaterstaat op zeven verschillende locaties dierenuitstapplaatsen aan. Dat zijn ruimtes in de damwand waar dieren gemakkelijk het water in en uit kunnen gaan.
dinsdag 5 februari 2019
De strijd tegen bodemdaling
Zuivelfabriek De Graafstroom, Zuivelcoöperatie DeltaMilk , het Waterschap Rivierenland, Wageningen Research, Rabobank en de provincie Zuid-Holland spannen zich samen in voor een goed inkomen voor de melkveehouderij en duurzame waterhuishouding in de Alblasserwaard. Dit spraken zij op 1 februari 2019 af in de Spil in Bleskensgraaf met de ondertekening van een convenant
De partners gaan aan de slag met peilgestuurde onderwaterdrainage, versterking van de biodiversiteit en de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen, waaronder het vermarkten van CO2-credits. Op deze wijze werken de partijen aan een maatwerkaanpak voor de bodemdaling in Het Groene Hart. De opgedane kennis delen de partijen met de rest van het Groene Hart. Meerdere partijen, waaronder het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ondertekenden deze ambitie.
De boeren, de zuivelfabriek, het waterschap, de wetenschap, de financier en de overheid slaan in dit project voor het eerst de handen ineen. De partijen kunnen hierdoor gemakkelijker nieuwe verdienmodellen ontwikkelen. Boeren worden bijvoorbeeld met CO2-credits gecompenseerd voor de lagere inkomsten door een hogere grondwaterstand. Zo heeft afgelopen droge zomer gezorgd voor extreem lage grondwaterstanden en daarmee voor veel veenverbranding. Peilgestuurde onderwaterdrainage kan hiervoor een van de oplossingen zijn.
Ad van Rees, melkveehouder Deltamilk: “We gaan de bodem voorzien van drains en een pompsysteem. In een droge periode kunnen wij het grondwater opzetten, zodat het veen minder afbreekt. In een natte periode kunnen wij het grondwater naar beneden afvlakken. Ook kunnen wij het grondwater per perceel beïnvloeden. Zo kunnen wij de bodemdaling en de CO2 uitstoot beperken en de weidegang van de koe en de toename van weidevogels stimuleren.” In het najaar van 2018 zijn al de eerste proefvelden peilgestuurde onderwaterdrainage in het gebied aangelegd. De provincie en Europa hebben voor deze proeven €251.000 beschikbaar gesteld, waarvan ieder de helft voor zijn rekening neemt.
De ontwatering van de Veenweiden zorgt naast extra bodemdaling, voor een verminderde biodiversiteit en een hogere uitstoot van CO2. Door onder meer te investeren in kruidenrijk grasland wordt de biodiversiteit versterkt. De melk van dit kruidenrijk grasland wordt in zuivelfabriek De Graafstroom verwerkt tot hoogwaardige kaas.
Raymond Noordermeer, directeur De Graafstroom: “Met deze aanpak willen wij de Grand Cru kaas van De Graafstroom maken. En hiermee een goede prijs voor zuivel krijgen en een duurzaam inkomen voor de boeren realiseren. Samen hebben wij een goed verhaal naar de consument: een duurzame kaas; lokaal geproduceerd in de achtertuin van de Randstad met een zo laag mogelijke CO2-footprint.“
Met Groene Cirkels groeien partijen samen van droom naar daad. Groene Cirkels zijn netwerken waarin de 5 0’s (onderneming, omgeving, onderzoek, onderwijs en overheid) zijn vertegenwoordigd. Groene Cirkels is geïnspireerd op de droommethodiek, die door de provincie Zuid Holland is ontworpen. In een open en gelijkwaardige samenwerking slaan partijen de handen ineen om complexe maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. De natuur wordt nadrukkelijk gezien als partner; als basis voor een gezonde toekomst.
Gedeputeerde Han Weber: “we zijn op zoek naar innovatieve en duurzame oplossingen in de hele keten, van de teelt via verwerking tot en met distributie. Dat stopt dus niet bij de poorten van een bedrijf. Heel veel partijen werken mee, met enorm veel inzet en inspiratie. Deze pioniers wijzen de weg naar een duurzame toekomst met heerlijke én eerlijke Zuid-Hollandse producten.”
De Groene Cirkel werkwijze is door Heineken en Wageningen samen met de provincie ontwikkeld met als doel een klimaatneutraal bier in een klimaatneutrale keten in een gezonde leefomgeving te ontwikkelen. Later hebben ook Naturalis en het Hoogheemraadschap van Rijnland zich als partner bijgevoegd.
De partners gaan aan de slag met peilgestuurde onderwaterdrainage, versterking van de biodiversiteit en de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen, waaronder het vermarkten van CO2-credits. Op deze wijze werken de partijen aan een maatwerkaanpak voor de bodemdaling in Het Groene Hart. De opgedane kennis delen de partijen met de rest van het Groene Hart. Meerdere partijen, waaronder het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ondertekenden deze ambitie.
De boeren, de zuivelfabriek, het waterschap, de wetenschap, de financier en de overheid slaan in dit project voor het eerst de handen ineen. De partijen kunnen hierdoor gemakkelijker nieuwe verdienmodellen ontwikkelen. Boeren worden bijvoorbeeld met CO2-credits gecompenseerd voor de lagere inkomsten door een hogere grondwaterstand. Zo heeft afgelopen droge zomer gezorgd voor extreem lage grondwaterstanden en daarmee voor veel veenverbranding. Peilgestuurde onderwaterdrainage kan hiervoor een van de oplossingen zijn.
Ad van Rees, melkveehouder Deltamilk: “We gaan de bodem voorzien van drains en een pompsysteem. In een droge periode kunnen wij het grondwater opzetten, zodat het veen minder afbreekt. In een natte periode kunnen wij het grondwater naar beneden afvlakken. Ook kunnen wij het grondwater per perceel beïnvloeden. Zo kunnen wij de bodemdaling en de CO2 uitstoot beperken en de weidegang van de koe en de toename van weidevogels stimuleren.” In het najaar van 2018 zijn al de eerste proefvelden peilgestuurde onderwaterdrainage in het gebied aangelegd. De provincie en Europa hebben voor deze proeven €251.000 beschikbaar gesteld, waarvan ieder de helft voor zijn rekening neemt.
De ontwatering van de Veenweiden zorgt naast extra bodemdaling, voor een verminderde biodiversiteit en een hogere uitstoot van CO2. Door onder meer te investeren in kruidenrijk grasland wordt de biodiversiteit versterkt. De melk van dit kruidenrijk grasland wordt in zuivelfabriek De Graafstroom verwerkt tot hoogwaardige kaas.
Raymond Noordermeer, directeur De Graafstroom: “Met deze aanpak willen wij de Grand Cru kaas van De Graafstroom maken. En hiermee een goede prijs voor zuivel krijgen en een duurzaam inkomen voor de boeren realiseren. Samen hebben wij een goed verhaal naar de consument: een duurzame kaas; lokaal geproduceerd in de achtertuin van de Randstad met een zo laag mogelijke CO2-footprint.“
Met Groene Cirkels groeien partijen samen van droom naar daad. Groene Cirkels zijn netwerken waarin de 5 0’s (onderneming, omgeving, onderzoek, onderwijs en overheid) zijn vertegenwoordigd. Groene Cirkels is geïnspireerd op de droommethodiek, die door de provincie Zuid Holland is ontworpen. In een open en gelijkwaardige samenwerking slaan partijen de handen ineen om complexe maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. De natuur wordt nadrukkelijk gezien als partner; als basis voor een gezonde toekomst.
Gedeputeerde Han Weber: “we zijn op zoek naar innovatieve en duurzame oplossingen in de hele keten, van de teelt via verwerking tot en met distributie. Dat stopt dus niet bij de poorten van een bedrijf. Heel veel partijen werken mee, met enorm veel inzet en inspiratie. Deze pioniers wijzen de weg naar een duurzame toekomst met heerlijke én eerlijke Zuid-Hollandse producten.”
De Groene Cirkel werkwijze is door Heineken en Wageningen samen met de provincie ontwikkeld met als doel een klimaatneutraal bier in een klimaatneutrale keten in een gezonde leefomgeving te ontwikkelen. Later hebben ook Naturalis en het Hoogheemraadschap van Rijnland zich als partner bijgevoegd.
maandag 4 februari 2019
Twee UT-toekenningen bij Europese call voor duurzame watersystemen
Het bestuur van het NWO-domein ‘Exacte en Natuurwetenschappen’ (ENW) heeft acht projectvoorstellen voor het gezamenlijke initiatief ‘Water challenges for a changing world’ (‘Water JPI’) goedgekeurd. Het gezamenlijke initiatief richt zich op de ambitieuze uitdaging om duurzame watersystemen mogelijk te maken voor een duurzame economie in en buiten Europa. Twee van de goedgekeurde projecten worden geleid door onderzoekers van de Universiteit Twente.
Het project iAqueduct wordt geleid door Bob Su, hoogleraar Spatial Hydrology and Water Resources Management bij de faculteit ITC. RECOTWATDIG wordt geleid door Gerrit Brem en Artur Pozarlik van de vakgroep Thermal Engineering bij de faculteit ET.
Het voorstel bestaat uit een geïntegreerd informatieaquaduct (‘iAqueduct’) dat de kloof moet dichten tussen wereldwijde satellietobservaties van de waterkringloop en lokale informatiebehoeften voor het duurzaam beheren van waterreserves. In de achterliggende decennia werden er uiteenlopende satellietmissies ontwikkeld om de wereldwijde waterkringloop te bewaken. Daarbij werd met name gelet op de variabelen met betrekking tot neerslag, verdampingsversnelling en bodemvochtigheid – vaak met een ruimtelijke resolutie van (tientallen) kilometers.
Deze gegevens zijn uiterst effectief om verschillen in de waterkringloop te kenschetsen van regionaal tot wereldwijd niveau, maar zijn niet geschikt voor duurzaam beheer van waterreserves; deze vereisen altijd meer gedetailleerde informatie op lokaal niveau (zoals informatie die door een in-situ-sensor wordt verstrekt, bijvoorbeeld een TDR voor bodemvochtigheid of een piëzometer voor het grondwaterpeil) en op veldniveau.
Het project iAqueduct wordt geleid door Bob Su, hoogleraar Spatial Hydrology and Water Resources Management bij de faculteit ITC. RECOTWATDIG wordt geleid door Gerrit Brem en Artur Pozarlik van de vakgroep Thermal Engineering bij de faculteit ET.
Het voorstel bestaat uit een geïntegreerd informatieaquaduct (‘iAqueduct’) dat de kloof moet dichten tussen wereldwijde satellietobservaties van de waterkringloop en lokale informatiebehoeften voor het duurzaam beheren van waterreserves. In de achterliggende decennia werden er uiteenlopende satellietmissies ontwikkeld om de wereldwijde waterkringloop te bewaken. Daarbij werd met name gelet op de variabelen met betrekking tot neerslag, verdampingsversnelling en bodemvochtigheid – vaak met een ruimtelijke resolutie van (tientallen) kilometers.
Deze gegevens zijn uiterst effectief om verschillen in de waterkringloop te kenschetsen van regionaal tot wereldwijd niveau, maar zijn niet geschikt voor duurzaam beheer van waterreserves; deze vereisen altijd meer gedetailleerde informatie op lokaal niveau (zoals informatie die door een in-situ-sensor wordt verstrekt, bijvoorbeeld een TDR voor bodemvochtigheid of een piëzometer voor het grondwaterpeil) en op veldniveau.
vrijdag 1 februari 2019
Skywell maakt zuiver drinkwater van lucht
Een kantoor met honderd medewerkers, dat een reguliere waterdispenser met reservoir gebruikt, is verantwoordelijk voor het transport van minimaal 26 ton water per jaar, wat bijdraagt aan de Nederlandse ecologische voetafdruk. Om het transport, de productie van plastic flessen en de CO2-uitstoot te verminderen, presenteert Sharp de Skywell 5TE. Dit is de eerste slimme, atmosferische drinkwatergenerator en -dispenser die omgevingslucht omzet in zuiver, gekoeld of heet water.
Het apparaat absorbeert de omgevingslucht in ruimtes, verzamelt vocht via condensatie en filtert deze tot zuiver drinkwater zonder dat de Skywell op een waterleiding hoeft te worden aangesloten. Hierdoor is het mogelijk om het waterpunt op elke gewenste plek te plaatsen. Het enige wat nodig is voor gebruik, is een stopcontact. Het water gaat door een filtersysteem van zeven lagen, ultraviolette zuivering en ozonbehandeling om stof en zwevende deeltjes, bacteriën en andere onzuiverheden te verwijderen. Bovendien controleert het ingebouwde slimme monitoringsysteem elke druppel water om zuiverheid en hoge kwaliteit te garanderen.
De drinkwatergenerator en -dispenser met een 8-inch touchscreen is niet alleen goed voor het milieu, het stimuleert medewerkers via de bijbehorende Skywell-app ook om genoeg te drinken. Zo is er de mogelijkheid om een persoonlijk consumptieprofiel aan te maken met een waterconsumptiedoel per dag. De voortgang is tijdens de werkdag, werkweek of werkmaand te volgen. Op deze manier speelt Sharp in op de aandacht voor vitaliteit van medewerkers.
Het apparaat absorbeert de omgevingslucht in ruimtes, verzamelt vocht via condensatie en filtert deze tot zuiver drinkwater zonder dat de Skywell op een waterleiding hoeft te worden aangesloten. Hierdoor is het mogelijk om het waterpunt op elke gewenste plek te plaatsen. Het enige wat nodig is voor gebruik, is een stopcontact. Het water gaat door een filtersysteem van zeven lagen, ultraviolette zuivering en ozonbehandeling om stof en zwevende deeltjes, bacteriën en andere onzuiverheden te verwijderen. Bovendien controleert het ingebouwde slimme monitoringsysteem elke druppel water om zuiverheid en hoge kwaliteit te garanderen.
De drinkwatergenerator en -dispenser met een 8-inch touchscreen is niet alleen goed voor het milieu, het stimuleert medewerkers via de bijbehorende Skywell-app ook om genoeg te drinken. Zo is er de mogelijkheid om een persoonlijk consumptieprofiel aan te maken met een waterconsumptiedoel per dag. De voortgang is tijdens de werkdag, werkweek of werkmaand te volgen. Op deze manier speelt Sharp in op de aandacht voor vitaliteit van medewerkers.