woensdag 31 oktober 2018

Betrouwbaar droogte voorspellen kan nu twee maanden vooruit

Onderzoekers van de Universiteit Utrecht kunnen de droogte in Nederland twee maanden vooruit voorspellen. Zo kunnen we vroegtijdig maatregelen nemen om de invloed van droogte te beperken. In nieuw onderzoek naar aanleiding van de aanhoudende droogte laat droogte-expert Niko Wanders zien dat we door gebruik te maken van nieuwe modellen eerder maatregelen kunnen nemen om ons te beschermen tegen droogte.

Ook al is de zomer voorbij, we zitten nog midden in de droogte. De Rijn staat lager dan ooit en het is uitzonderlijk droog. Door te kijken naar de hoeveelheid water die beschikbaar is in Duitsland en Zwitserland, kunnen we tot wel twee maanden vooruitkijken en aangeven hoe droog het gaat worden. De vraag is nu niet meer óf we droogte kunnen voorspellen, maar hoe we gebruik gaan maken van deze voorspellingen.

De bevindingen van hydroloog Niko Wanders van de Universiteit Utrecht in samenwerking met wetenschappers uit Duitsland, de VS en het Verenigd Koninkrijk kunnen gebruikt worden om het water in Nederland voortijdig beter te verdelen. Er kan bijvoorbeeld gezorgd worden voor extra water in polders en het IJsselmeer, of water kan vastgehouden worden in de hogere gebieden door het niet vroegtijdig af te voeren naar zee. Ook drinkwaterbedrijven en beheerders van natuurgebieden kunnen deze voorspellingen gebruiken om later droogteproblemen te voorkomen. Wanders kan deze voorspellingen doen dankzij een model dat is ontwikkeld door de Universiteit Utrecht.

Net als het weerbericht, hoopt Wanders dat droogtevoorspellingen in de nabije toekomst dagelijks gebruikt zullen worden door waterbeheerders in Nederland. “Voor de Rijn kunnen we betrouwbare voorspellingen doen met behulp van informatie uit Duitsland en Zwitserland,” vertelt hij. “Ook de temperatuur van de zee kunnen we hiervoor gebruiken, al is het moeilijk om het weer meer dan veertien dagen vooruit te voorspellen. Door te kijken hoeveel water er in de bodem zit en hoe warm de zee is, kunnen we inschatten of er meer of minder water door de Rijn gaat stromen in de komende maanden. We zien dat deze voorspellingen nu zo betrouwbaar zijn geworden dat we ook maatregelen kunnen nemen om de effecten van droogte te verminderen.”

Hebben we dan nu nooit meer last van droogte? “Helaas zal dat niet het geval zijn, maar alle beetjes helpen zodat we hopelijk in de toekomst minder last krijgen van droogte”, besluit Wanders. “Deze voorspellingen kunnen ons helpen om de gevolgen van droogte te minimaliseren.”

dinsdag 30 oktober 2018

Oud-Unievoorzitter wordt nieuwe Deltacommissaris

Peter Glas, oud-voorzitter van de Unie van Waterschappen, wordt de nieuwe Deltacommissaris. Glas neemt het stokje over van Wim Kuijken die sinds 2010 de functie bekleedde. De Unie van Waterschappen is zeer verheugd met deze benoeming en feliciteert Glas met deze stap.

Peter Glas is momenteel watergraaf van waterschap De Dommel en was daarnaast van 2010 tot 2016 voorzitter van de Unie van Waterschappen.

Glas is een groot voorvechter van goed georganiseerd waterbeheer. Regionaal beheer gebaseerd op eigen financiering en een democratische legitimatie door direct gekozen bestuursleden en een goede samenwerking met de verschillende overheden en belanghebbenden ziet hij als noodzakelijk om ons land veilig en welvarend te houden.

Als voorzitter van de Unie van Waterschappen is hij betrokken geweest bij de totstandkoming van verschillende bestuursakkoorden, zoals het Bestuursakkoord Water (2011) en het Deltaprogramma (2014). Ook internationaal heeft Glas regionaal waterbeheer op de kaart gezet. Zo is hij sinds 2013 voorzitter van het door de OESO opgerichte Water Governance Initiative (WGI), een platform van instellingen uit meer dan 25 landen dat kennis op het gebied van water governance uitwisselt.

Grond- en oppervlaktewaterstanden herstellen zich komende winter waarschijnlijk onvoldoende

De grond- en oppervlaktewaterstanden zullen voor het voorjaar 2019 niet genoeg herstellen, tenzij het de komende maanden heel veel gaat regenen. Er is op sommige plekken wel 500 tot maximaal 700mm neerslag nodig om weer op normale waarden te komen. Dit blijkt uit berekeningen die het waterschap heeft laten uitvoeren specifiek voor haar grondgebied.

Om de grondwaterstanden weer op niveau te krijgen is regen nodig, veel regen. Er moet komende winter net zoveel regen vallen als er normaal in een heel jaar valt. Gebeurt dit niet dan zal dit volgend voorjaar jaar direct merkbaar zijn. Watergangen worden eerder afvoerloos en vallen eerder droog. Ook de watertemperatuur stijgt dan sneller. Hierdoor zullen de problemen voor de waterkwaliteit, de landbouw en de natuur van afgelopen jaar eerder herhalen en mogelijk langer duren.

Aan extreme droogte valt weinig te doen. In droge perioden telt elke druppel, maar als er geen druppels zijn valt er ook niks te sturen. We zullen door de klimaatverandering in de toekomst vaker te maken krijgen met dergelijke perioden. Dat is een probleem dat niemand in zijn eentje kan oplossen. Het waterschap gaat daarom komende maanden met partijen in het gebied op zoek naar gezamenlijke handelingsperspectieven bij droogte, voor deze winter en voor de toekomst.

Door de (beperkte) regen in de afgelopen weken is er wel weer wat water beschikbaar voor de oppervlakkig wortelende gewassen zoals gras. Dit geeft het idee dat “herstel is ingetreden”, maar schijn bedriegt. De grond- en oppervlaktewaterstanden zijn sinds de extreem droge zomer alleen nog maar verder gedaald. De grondwaterstanden zijn tot een meter lager dan normaal voor deze tijd van het jaar en zijn nog steeds dalende. Meer dan de helft van onze watergangen is drooggevallen en in het overgrote overige deel is sprake van stilstaand ondiep water. De Achterhoek kampt momenteel met een neerslagtekort van bijna 400 mm t.o.v. 50 mm in een normaal jaar.

De maatregelen die het waterschap in de zomer heeft genomen, zijn nog steeds van kracht. Zo geldt er nog steeds een onttrekkingsverbod voor beregening uit beken, rivieren en sloten (oppervlaktewater) in heel het werkgebied en een onttrekkingsverbod voor beregening uit grondwater in drie specifieke kwetsbare natuurgebieden. Ook wordt er nog steeds op een aantal plekken extra water ingelaten vanuit het Twentekanaal om het water op peil te houden voor bijvoorbeeld het stedelijk gebied van Zutphen en Lochem.

Dijkgraaf Hein Pieper van Waterschap Rijn en IJssel: “We verwachten dat de grond- en oppervlaktewaterstanden in ons hele gebied zich onvoldoende zullen herstellen. Dat betekent dat we komend voorjaar al beginnen met een achterstand. We hebben de afgelopen zomer gezien wat voor gevolgen dat heeft voor onder andere de natuur, landbouw, scheepvaart en recreatie. Daarom zijn collectief bewustzijn en een collectieve zoektocht naar oplossingen en maatregelen nodig .”

maandag 29 oktober 2018

Hoe de strijd tegen het water onze identiteit heeft gevormd

Velen beschouwen de strijd tegen het water als de kern van de Nederlandse identiteit. In haar oratie op 2 november aan de Radboud Universiteit bespreekt Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis, hoe dit beeld al eeuwenlang in stand wordt gehouden en hoe deze strijd onze identiteit gevormd heeft.

De strijd tegen het water is actueler dan ooit: door klimaatverandering stijgt de zeespiegel en ook Nederland zal zich voor moeten bereiden. De actuele zorgen over het stijgende waterpeil staan in een lange traditie: de geschiedenis van Nederland is onlosmakelijk verbonden met overstromingen en watersnoodrampen. Denk aan de Sint-Elisabethsvloed van 1421, de Kerstvloed van 1717 of de watersnoodramp van 1953.


Die strijd tegen het water heeft in de loop der eeuwen onze identiteit vormgegeven. Hoe komt dat dit in onze identiteit verankerd zit? In haar oratie bespreekt Jensen vier pijlers waarop het wij-gevoel steunt: het vaste beeldrepertoire, de rol van het koningshuis, de liefdadigheid en de nationale herinneringscultuur. Ze laat zien dat de als typisch Nederlands beschouwde strijd tegen het water een culturele constructie is, die bij vlagen heroïsche en mythische proporties aanneemt.

Jensen: ‘Zo zie je bijvoorbeeld altijd dezelfde beelden terugkomen in media. Een klassiek beeld is het kindje in een wieg dat gered wordt.’ Wie ook altijd een rol speelt bij een watersnoodramp is de vorst. ´Vorsten gaan er altijd als eerste op af: al vanaf Lodewijk Napoleon, die in 1809 bij een watersnoodramp in de Betuwe ter plaatse was, tot onze huidige koning.’


Ander aspect is onze herinneringscultuur rond het water, bijvoorbeeld in de vorm van bepaalde volkshelden. Neem Hansje Brinker die zijn vinger in de dijk stak bij Haarlem en een heel dorp redde. ‘Overigens een fictieve volksheld, want hij heeft niet bestaan.’ Ook zijn er in inmiddels vele memorabilia te koop in ons land. ‘Zo kun je in Groningen een watersnoodbiertje krijgen dat herinnert aan de kerstvloed van 1717.’

Nederland heeft ook een traditie in liefdadigheidsacties voor ondergelopen gebieden. Met soms grote uitschieters van barmhartigheid. ‘In 1809 liep het hele rivierengebied onder. Nederland gaf toen omgerekend naar nu 7,2 miljoen aan de slachtoffers. Echt een enorm bedrag voor die tijd.’


Zenne-water in Brussel bevat meer hormoonachtige stoffen dan EU-richtlijn

Onderzoekers aan de VUB hebben vastgesteld dat er in de Zenne ter hoogte van de industriezone in Vilvoorde een erg hoge activiteit aan hormoonachtige stoffen zit. Bij labo-experimenten slaagden ze erin om met behulp van bacteriën bepaalde van deze stoffen terug af te breken.

De Zenne in Brussel bevat duizenden chemische stoffen, waaronder hormoonverstorende stoffen die de normale werking van ons hormonaal systeem kunnen beïnvloeden. Dit blijkt uit recente research van VUB-onderzoekers Dr. Tara Vandermarken, Prof. Dr. Marc Elskens, Dr. Kersten Van Langenhove en Dr. Natacha Brion van de VUB-onderzoeksgroep Analytische, Milieu- en Geochemie, die de aanwezigheid van deze stoffen in het water en het sediment van de Zenne hebben gemeten.

Vooral aan de industriezone van Vilvoorde is de hormoonachtige activiteit opvallend hoog. Daar vonden de onderzoekers oestrogeenachtige stoffen met een piekwaarde van 938 picogram steroïdhormoonequivalenten per liter. Dat is meer dan dubbel zo hoog als de EU-richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen van 400 picogram per liter.  Bovendien waren de dioxinegehaltes in het sediment allemaal hoger dan het lage risiconiveau van het Amerikaanse Agentschap voor Milieubescherming. Eén waarde was zelfs zo hoog, dat ze een hoog risico voor zoogdieren zou kunnen inhouden.

donderdag 25 oktober 2018

Living lab Building with Sediment werkt aan duurzaam hergebruik sediment

Hoe gaan we slim om met sediment dat vrijkomt bij baggerwerkzaamheden, waar halen we het zand vandaan voor ophogen bij stedelijke ontwikkeling? En hoe zorgen we hierbij voor een gezonde leefomgeving en natuur? Kan natuurherstel hierbij helpen of er onderdeel van uitmaken? Deze uitdagingen staan centraal binnen het onlangs gelanceerde living lab Building with Sediment. Ook Tauw is aangesloten bij het living lab.

In het living lab Building with Sediment werken de komende twee jaar studenten en onderzoekers van een aantal onderwijs- en kennisinstellingen samen met regionale en lokale opdrachtgevers aan oplossingen voor duurzaam  hergebruik van sediment in de Rijn-Maasmonding.

Het lab werkt de komende twee jaar aan de volgende uitdagingen:
In beeld brengen van vraag en aanbod van sediment en hoe deze natuurlijke en kunstmatige stromen de komende jaren veranderen door zeespiegelstijging, verstedelijking en veranderende havenlogistiek
Het ontwikkelen, testen en opschalen van “werken met natuur” oplossingen om sediment te hergebruiken en vast te houden
Ontwikkelen van nieuwe governance, financierings- en managementconcepten om deze integrale werkwijze voor elkaar te krijgen.

Het living lab is een initiatief van het Wereld Natuur Fonds, de TU Delft en het Delta Platform. Ondersteund door Wageningen Marine Research, Erasmus Universiteit, Deltares, de Hogeschool Zeeland, de Hogeschool Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam, Rijkswaterstaat, EcoShape, Tauw en de gemeenten Rotterdam en Dordrecht.

woensdag 24 oktober 2018

Natuurherstel Zwarte Water door Rijkswaterstaat en Overijssel

Onder toeziend oog van twee agrariërs en een groep betrokken bestuurders ondertekenden gedeputeerde Monique van Haaf (provincie Overijssel) en directeur Jos van Hees (Rijkswaterstaat) een overeenkomst voor de uitvoering van de eerste maatregelen voor het natuurherstel van de uiterwaarden van het Zwarte Water en de Vecht.

De ondertekening, op de dijk aan het Zwarte Water bij Huize Den Doorn, is een eerste grote stap in het herstel en de verbetering van de natuur in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en de Vecht. “Alleen hadden we dit niet voor elkaar gekregen. Dit betekent veel voor ons, maar vooral voor dit gebied”, stelt Van Haaf na de ondertekening. De samenwerking tussen Rijkswaterstaat (RWS) en de provincie geeft o.a. groen licht voor de uitvoering van de eerste maatregelen, waaronder de aanleg van een nevengeul langs het Zwarte Water net ten zuiden van Hasselt, door Rijkswaterstaat.

De aanleg van een nevengeul draagt bij aan een ecologisch gezonde rivier. De nevengeul is aantrekkelijk voor vis en waterplanten. Jonge vissen kunnen zich hier ontwikkelen, buiten de snelstromende rivier. En een gezonde visstand is belangrijk voor een gezonde rivier. “De provincie Overijssel heeft een belangrijke rol gespeeld in deze samenwerking”, zegt Van Hees. “Zij hebben veel werk verzet om tot deze fase te komen. Dat de provincie de Kaderrichtlijn Water mee heeft genomen in dit proces is krachtig geweest in de samenwerking tussen de provincie Overijssel en Rijkswaterstaat.”

De provincie Overijssel werkt in het Natura 2000-programma aan de bescherming van de kwetsbare natuur in Overijssel. Zo ook in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Rijkswaterstaat werkt op haar beurt met verschillende partners aan de natuur in het rivierengebied in Oost Nederland. In de uiterwaarden van het Zwarte Water komen de natuurdoelen van zowel provincie en Rijkswaterstaat samen en is er gezocht naar een integrale aanpak.

Provincie Overijssel werkt samen in het Natura 2000-programma met vele partners aan de bescherming van de flora en fauna, omdat het belangrijk is om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden met als doel het verlies aan planten- en diersoorten te stoppen en zoveel mogelijk te herstellen. In Nederland liggen in totaal 162 Natura 2000-gebieden, 24 daarvan liggen in Overijssel. Veel Natura 2000-doelen zijn afhankelijk van de kwaliteit van het water in het gebied. De meeste uiterwaarden liggen in Natura 2000-gebieden.

Rijkswaterstaat werkt dagelijks aan het verbeteren van de waterkwaliteit in kanalen, meren en rivieren. Een goede ecologische waterkwaliteit is belangrijk voor mens en dier. Daarom heeft de Europese Unie de Kaderrichtlijn Water opgesteld. Daarin ligt de verplichting dat uiterlijk in 2027 het water in alle Europese landen voldoende schoon en ecologisch gezond moet zijn. Rijkswaterstaat voert daarvoor een pakket aan maatregelen uit, zoals de aanleg van vispassages, nevengeulen en rivierhout. Om dit te realiseren richten zij de uiterwaarden op verschillende plaatsen natuurlijker in. Met deze inrichting brengen zij dier- en plantensoorten die horen bij een levende rivier, terug in de uiterwaarden.

dinsdag 23 oktober 2018

Communicatie over duurzame vis in visdetailhandel nog geen gemeengoed

Uit een verkenning onder visdetaillisten blijkt dat het communiceren over duurzame vis nog geen gemeengoed is. Ze geven aan dat het geven van informatie met betrekking tot duurzame vis gepaard gaat met extra inspanningen en kosten. Een deel van de visdetaillisten meent dat hun klanten niet geïnteresseerd zijn in duurzame vis.

De verkenning is gedaan door de Good Fish Foundation (GFF) in samenwerking met de Wetenschapswinkel van Wageningen University & Research (WUR).
De diversiteit onder visdetaillisten is groot. De bedrijfstypen (winkel, verkoopwagen, marktkraam) maar ook de verkooplocatie en de klantenkring zijn van invloed op de samenstelling van het verkochte assortiment en ook op de communicatie.

Visdetaillisten communiceren de naam en prijs van de vis op het label bij de vis in de toonbank. Het label is echter te klein voor het opnemen van extra informatie. Duurzaamheidsinformatie over herkomst, vangsttechniek- en seizoen wordt – naast mondeling - daardoor vaak op andere manieren gegeven zoals via posters en beeldschermen. De belangrijkste motieven voor consumenten om een visdetailzaak te bezoeken zijn volgens visdetaillisten kwaliteit, versheid en het persoonlijke contact. Enkele visdetaillisten geven aan dat zij het verhaal bij de duurzame vis aan hun klanten vertellen. De ervaring is dat dit het bewustzijn vergroot waardoor deze klanten geneigd zijn om vaker duurzame vis te kopen.

Visdetaillisten kopen hun product vers, gerookt of bewerkt in. Vaak van meerdere gespecialiseerde leveranciers (afslag, handel, rokerijen). Tijdens de verkenning gaven visdetaillisten aan dat het geen probleem is om van deze leveranciers de gewenste informatie over duurzaamheid weer van hun toeleveranciers krijgen. Aandachtspunt is dan ook vooral of de doorstroming van deze informatie naar de detailhandel meer geüniformeerd kan worden. Uit het onderzoek blijkt vooral dat er voor visdetaillisten nog een flinke uitdaging ligt om hun klanten te voorzien van informatie over duurzaamheid.

maandag 22 oktober 2018

Herinrichtingsproject Wylrebeek en Venlose Molenbeek geopend

Waterschap Limburg heeft in samenwerking met  de gemeente Venlo de Venlose Molenbeek opnieuw ingericht. Deze is in 2017 afgerond. Daarnaast is in 2011 de Wylrebeek  heringericht  samen met Rijkswaterstaat in combinatie met de aanleg van de A74. Beide beken zijn heringericht om in de toekomst wateroverlast te beperken en om te zorgen dat er voldoende, gezond water door de beken stroomt met gevarieerde flora en fauna. Beide beken zijn vandaag feestelijk geopend samen met kinderen van BSO Baloe uit Tegelen en BSO Het Berenhol uit Steyl.

De beek is heringericht zodat deze weer voldoet aan de natuurfunctie. De bodem van de beek is verhoogd waardoor er meer water kan worden vastgehouden. Stuwen en obstakels zijn verwijderd in de beek en de voormalige vijver bij de kinderboerderij Hagerhof is gedempt om de waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast zijn aanliggende terreinen natuur technisch ingericht waardoor plas/dras situaties zijn ontstaan. Deze waren hier van oorsprong ook aanwezig. Enkele percelen zijn in eigendom van Limburgs Landschap als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur natuurlijk ingericht als doorstroommoeras. Deze gebieden worden door Limburgs Landschap beheerd.  De gebieden zijn toegankelijk gemaakt voor wandelaars door de aanleg van wandelpaden en een knuppelpad.

In 2011 is deze beek in combinatie met de aanleg van de A74 heringericht zodat deze voldoet aan de natuurfunctie. De inrichting van de Wylrebeek  heeft geresulteerd  in een meanderende beek met poelen, plas-dras zones en eco-duikers. Naast de Wylrebeek zijn natuurterreinen ingericht en is een strook natuur aangelegd  waarover dieren zich beschut kunnen verplaatsen. Het beheer van deze natuurterreinen wordt uitgevoerd door Limburgs Landschap. De droge en natte natuurontwikkeling brengt meer variatie in planten en struiken. Belangrijk is het natuurzuivere water dat optimaal wordt benut. Onlangs is het project definitief afgerond met de grondoverdracht van Rijkswaterstaat naar Waterschap Limburg. Daarmee worden binnenkort ook een aantal werkzaamheden uitgevoerd aan de beek, zoals onderhoud aan de bomen en struiken en de reparatie van enkele voorzieningen en kunstwerken.

In de omliggende gebieden van de Venlose Molenbeek en de Wylrebeek is de bever zeer actief; de welbekende potloodjes laten deze aanwezigheid goed zien. Om ook de allerkleinsten al bewust te maken van dit bijzondere dier, heeft Waterschap Limburg een beverworkshop en wandeling verzorgd voor kinderen van twee BSO’s uit de buurt. Lid van het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg Joke Kersten: “Wij vinden het als waterschap Limburg erg belangrijk om de omgeving te betrekken bij ons werk. Ook het betrekken van jongeren, immers de toekomst ligt in handen van jongeren. Deze oplevering is hiervan een mooi voorbeeld. De leerlingen hebben naast een educatieve ook een leuke middag gehad”.

vrijdag 19 oktober 2018

Hoge resolutie-gegevens bieden meest gedetailleerde kijk op wereldwijde voetafdruk bodemtrawl-visserij

Ongeveer een kwart van alle in de oceaan gevangen vis is afkomstig van bodemtrawlvisserij, een methode waarbij een net over de zeebodem wordt gesleept om garnalen, kabeljauw, schelpdieren, tong en andere soorten bodemvissen en schaaldieren te vangen. De techniek heeft invloed op de zeebodem-ecosystemen, omdat andere zeedieren onbedoeld kunnen worden gedood en habitats verstoord kunnen worden.

Wetenschappers zijn het erover eens dat bodemtrawls mariene ecosystemen kunnen aantasten, maar over de kernvraag - hoeveel van het totale gebied, of de voetafdruk, wereldwijd wordt bevist - zijn de meningen verdeeld.

Een nieuwe analyse die hoge-resolutie gegevens gebruikt voor 24 oceaanregio's in Afrika, Europa, Noord- en Zuid-Amerika en Australië, toont aan dat slechts 14 procent van de totale zeebodem tot 1.000 meter diepte wordt bevist. De meeste trawlvisserij vindt plaats langs continentale plateaus en hellingen in de oceanen van de wereld. De studie richtte zich daarom op dit dieptebereik, dat een oppervlakte van ongeveer 7,8 miljoen vierkante kilometer oceaan beslaat.

De publicatie, die op 8 oktober 2018 verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings van de National Academy of Sciences (PNAS), bracht de kennis van 57 wetenschappers uit 22 landen bij elkaar, met expertise in het in kaart brengen van de visserijactiviteit op basis van satellietmonitoring en visserijlogboekgegevens. Trawlvisserij is een zeer controversiële activiteit en de voetafdruk ervan is niet eerder voor zoveel regio's met een voldoende hoge resolutie gekwantificeerd

Het onderzoek toont aan dat in eerdere studies de voetafdruk van bodemtrawlvisserij op continentale plateaus en hellingen over de oceanen van de wereld vaak aanzienlijk is overschat. ‘Wanneer je de verdeling van de trawlvisserij niet op een fijne schaal kwantificeert, resulteert dat in een overschatting van de trawlvoetafdruk’, zegt hoofdauteur Ricardo Amoroso, onderzoeker van de Universiteit van Washington.

Eerdere analyses hebben de visserij in kaart gebracht op 3.000 of meer vierkante kilometer-roosters, vergeleken met de 1- tot 3-vierkante kilometer roosters die in deze analyse zijn gebruikt. Schattingen van de voetafdruk gepresenteerd in dit nieuwe artikel zijn dan ook nauwkeuriger dan die beschreven in sommige eerdere studies.

Uit het onderzoek blijkt dat 14 procent van het gecombineerde gebied van het onderzoek wordt bevist. Er is wel sprake van grote regionale verschillen. Zo wordt slechts 0,4 procent van de zeebodem in Zuid-Chili bevist, tegen meer dan 80 procent van de zeebodem in de Adriatische Zee, het deel van de Middellandse Zee dat de meest intense voetafdruk blijkt te hebben. De trawlvoetafdruk is minder dan 10 procent in de Australische en Nieuw-Zeelandse wateren, en in de noordelijke Stille Oceaan, de oostelijke Beringzee en de Golf van Alaska. In sommige Europese zeeën is de voetafdruk meer dan 50 procent. In de Noordzee is de voetafdruk 52 procent.
De studie levert ook bewijs dat in de gebieden waar de visbestanden duurzaam worden bevist ook de voetafdruk minder is dan 10%, terwijl in gebieden waar de visbestanden worden overbevist de voetafdruk boven de 20% ligt.

De auteurs erkennen dat sommige regio's waarvan bekend is dat ze veel trawlvisserij hebben, niet in deze studie zijn opgenomen, omdat gegevens die een gedetailleerd beeld van de visserijactiviteit verschaffen, niet beschikbaar zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor Zuidoost-Azië.
Toch biedt deze nieuwe studie het meest uitgebreide beeld van de trawlactiviteit wereldwijd, aldus co-auteur Ray Hilborn, hoogleraar aquatische en visserijwetenschappen aan de Universiteit van Washington.

donderdag 18 oktober 2018

Vereniging Windpark Hanze en Waterschap Zuiderzeeland realiseren windpark

Vereniging Windpark Hanze en Waterschap Zuiderzeeland tekenden vrijdag 12 oktober een overeenkomst voor het gezamenlijk realiseren van een windpark in Oost-Flevoland ten noordoosten van Dronten. Het aandeel van het waterschap in het windpark komt overeen met het eigen energieverbruik. Waterschap Zuiderzeeland wil hiermee op een CO2-neutrale manier in zijn eigen stroom voorzien.

Initiatiefnemer is Vereniging Windpark Hanze die - vanuit het provinciale Regioplan Wind - het windpark gaat ontwikkelen met 15 windmolens langs de Hoge Vaart en de Hondtocht. Windpark Hanze maakt onderdeel uit van het grotere, overkoepelende Windplan Groen, waarin circa 10 parken in Oostelijk Flevoland ontwikkeld worden. De deelname van het waterschap heeft geen effect op de afspraken binnen Windplan Groen voor participatie door andere partijen, bijvoorbeeld bewoners in het buitengebied en de woonkernen.

Met deze deelname kan het waterschap Flevoland bemalen en het afvalwater zuiveren met Flevolandse windenergie. En werkt Zuiderzeeland mee aan de realisatie van de Flevolandse energieambities. Bovendien kan het waterschap hiermee al in 2023 zijn energiedoelstellingen realiseren. Het waterschap verstrekt een achtergestelde lening van 10 miljoen voor de ontwikkeling en realisatie van Windpark Hanze tegen een marktconform rentepercentage. Het aandeel van het waterschap in het windpark komt overeen met het eigen energieverbruik.

Op 27 maart 2018 heeft de Algemene Vergadering besloten dat Waterschap Zuiderzeeland deel kan nemen in het nog te realiseren Windpark Hanze. Het afgelopen halfjaar hebben Vereniging Windpark Hanze en het waterschap de samenwerking verder uitgewerkt. Op 2 oktober jl. zijn Vereniging Windpark Hanze en het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap akkoord gegaan met de overeenkomst. Na deze ondertekening wordt een gezamenlijke project-BV opgericht, met het waterschap als een van de aandeelhouders, die de ontwikkeling, bouw en exploitatie van het windpark verzorgt.

woensdag 17 oktober 2018

Week van Ons Water in teken van extreem weer en wateroverlast

Water: op het ene moment is er te veel en op het andere te weinig. Ons water is grillig. De hoosbuien die voor 2050 werden verwacht vallen nu al. Het heeft nog nooit zoveel en zo vaak geregend. Zijn we daarop voorbereid? En wat kunnen bewoners zelf doen tegen al dat water? Ontdek dit tijdens de Week van Ons Water.

Van 17 t/m 24 oktober 2018 is de nationale Week van Ons Water. Het thema dit najaar is ‘extreem weer en wateroverlast’. Er zijn veel leerzame en verrassende activiteiten door heel Nederland, variërend van een festival of expositie tot een spannende waterexcursie. Via de website week van ons water kan iedereen zien wat er allemaal bij hen in de buurt gebeurt.

De zomer van 2018  was de warmste en droogste zomer sinds tijden. Maar ook neerslagrecords sneuvelen. Op sommige dagen viel er vorig jaar zelfs 90 mm water uit de lucht: meer dan er gemiddeld in een maand naar beneden valt. Hoosbuien worden pas een probleem wanneer het water niet op tijd kan worden afgevoerd.  Huizen, tuinen en straten lopen onder met als gevolg overlast en waterschade. Wat doen wij hieraan? En wat kunnen mensen zelf doen? Daarover gaat de Week van Ons Water.

De Week van Ons Water is een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat, de Unie van Waterschappen, het IPO, de VNG, de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (Vewin), het Deltaprogramma en alle waterschappen, provincies, gemeenten en waterbedrijven. Deze organisaties willen Nederlanders bewuster maken van het bijzondere van water. Dit doen zij door te laten zien wat er aan watermanagement gebeurt in Nederland en aan te geven wat mensen zelf kunnen doen om hun voeten droog te houden en het water schoon. Want hoe beter we voor ons water zorgen, hoe meer we ervan kunnen genieten!
 



Delen




dinsdag 16 oktober 2018

Bewoners meten waterkwaliteit Loosdrechtse Plassen

Omwonenden rondom de Loosdrechtse Plassen helpen vanaf maandag 15 oktober bij de monitoring van de waterkwaliteit in de plassen.

Om waarnemingen vast te leggen, krijgen deelnemers een waterbox met een aantal meetinstrumenten. De metingen voeren zij vervolgens in op een speciale website.

Met de inzet van omwonenden wordt er op meer plekken en vaker gemeten. Hierdoor krijgt het Waterschap Amstel Gooi en Vecht nog beter inzicht de beweging van zevend slib en de locatie van waterplanten en algen.

maandag 15 oktober 2018

Gedrag van vissen in beeld gebracht bij vispassage Den Oever


Voor het eerst is een onderwatercamera gebruikt in de vispassage bij Den Oever. Vis kan via een buis door de Afsluitdijk naar het IJsselmeer zwemmen. Maar hoe doen zij dat en wanneer? Kroes Brugman Technical Solutions (KBTS) testte op verzoek van Rijkswaterstaat de cameraopstelling bij de vispassage. Dit leverde verrassende beelden op.

Martin Kroes en Jeffrey Brugman, eigenaren van KBTS, brachten optrekkende glasalen vanuit de Waddenzee in beeld. Ze ontwierpen een cameraopstelling met bewegingsdetector. Hiermee is het mogelijk vissen te filmen als ze tussen de camera en de achterwand zwemmen. Marianne Greijdanus (Rijkswaterstaat) wilde deze camera ook testen in de vispassage bij Den Oever.

De vispassage is een verbinding tussen de Waddenzee en het IJsselmeer, speciaal ontworpen om kleine vissoorten de Afsluitdijk te laten passeren. In 2016 is de passage voor het eerst gemonitord. Hiervoor werd de binnentrekkende vis met netten gevangen. In de drukste nacht zwommen zo’n 50.000 glasalen door de vispassage naar het IJsselmeer.

Om de vispassage optimaal in te zetten, is meer informatie nodig over het gedrag van de vissen. Hoe gebruiken ze de vispassage? Wanneer zwemmen ze naar binnen en naar buiten? Met deze informatie kunnen bijvoorbeeld de pompinstellingen worden geoptimaliseerd. Eerder werd al geprobeerd camera’s in te zetten om de moeilijk zichtbare glasalen in beeld te brengen. Die werkten prima in het laboratorium, maar niet in het veld. Zou de cameraopstelling van KBTS wel werken? Bij deze pilot lagen verschillende uitdagingen op de loer: algengroei in de camerabox, stroming en een internetverbinding behouden in een stalen bak.

Het lukte om de vissen goed in beeld te brengen. Ook na twee weken blijft het beeld van voldoende kwaliteit. Dit levert interessante beelden op. Niet alleen van de glasaal, stekelbaars en botlarve, maar ook van de spiering, pos en de baars. Greijdanus is enthousiast: 'Met dit soort beelden kan het gedrag van de vissen worden geanalyseerd. Zo blijkt bijvoorbeeld meer vis door de passage te gaan als het water rustig is en het donker is.' De wolhandkrab is de hele dag door te zien. Ook grote vissen als baars en volwassen aal maken dankbaar gebruik van de passage.

vrijdag 12 oktober 2018

Vijf veelgestelde vragen over The Ocean Cleanup

Wageningen Marine Research doet onderzoek naar plastic zwerfvuil en de gevolgen voor het leven in zee. Vaak wordt gevraagd wat wij nu vinden van The Ocean Cleanup, het project van Boyan Slat dat beoogt plastic uit de oceanen te gaan opruimen. Marien onderzoekers Jan Andries van Franeker en Suse Kühn geven antwoord op de meest gestelde vragen.

Ook nu The Ocean Cleanup een eerste vangscherm naar de ‘Garbage Patch’ in de noordelijke Pacifische Oceaan sleept, krijgen we veel vragen. Het huidige scherm is een testmodel dat bestaat uit een 600 meter lang drijvend kunststof gordijn dat een fuik vormt waarin drijvend afval wordt opgevangen. Als het testmodel voldoet om verder te gaan, is het de bedoeling om ongeveer 60 van dit soort schermen in te zetten. Daarmee schat The Ocean Cleanup dat de Garbage Patch in ongeveer vijf jaar voor de helft kan worden opgeruimd.  

Volgens schatting van The Ocean Cleanup (Lebreton et al 2018) drijft er in de noord Pacifische maalstroom (‘gyre’) een vuilnisbelt (‘Garbage Patch’) met in totaal zo’n 80.000 ton plastic afval. Dat komt aardig overeen met de schattingen uit de veel kleinere datasets in sommige eerdere modellen (Sebille et al. 2015). Dit drijvend afval bestaat qua gewicht grotendeels uit grotere stukken plastic, en bijna voor de helft uit visnetten.

De hoeveelheid van 80.000 ton opgehoopt drijvend plastic is ongeveer gelijk aan 1% van de hoeveelheid plastic die  naar schatting JAARLIJKS vanaf land in zee verdwijnt (tussen de 5 en 13 miljoen ton plastic (Jambeck et al. 2015), vaak vereenvoudigd tot ‘rond de 8 miljoen ton’). Samen met afval van bronnen op zee (visserij, aquacultuur, scheepvaart, offshore) meegerekend, is de ‘opvisbare’ hoeveelheid plastic in de  Pacifische Garbage Patch dus zeker minder dan 1% van wat er JAARLIJKS in zee verdwijnt.

Als The Ocean Cleanup volgens plan en op volle schaal (ca. 60 stuks van het huidige 600 meter  model) succesvol verloopt, dan verwacht het project in de loop van vijf jaar ongeveer de helft van het afval, dus rond de 40.000 ton plastic te kunnen opruimen. In vijf jaar tijd verwijdert The Ocean Cleanup dus minder dan een half procent van wat de mensheid  jaarlijks opnieuw in zee laat verdwijnen. Gerekend per jaar, kan de The Ocean Cleanup op volle capaciteit dus ruwweg slechts 0,1% terughalen van wat wij er in datzelfde jaar instoppen. Natuurlijk, alles wat je weghaalt is meegenomen, maar van een efficiënte schoonmaak kunnen we niet echt spreken.

Hoe eenieder, met die 0,1% kennis in het achterhoofd, aankijkt tegen The Ocean Cleanup is een persoonlijke afweging van kosten en baten. Wij vinden eigenlijk dat de slimme ingenieur Slat en zijn team de kennis en creativiteit beter kan richten op technische oplossingen die de bronnen van het probleem aanpakken. Dan kun je denken aan technische oplossingen om het verlies van visnetten of andere visserijobjecten te verminderen en/of het opruimen ervan te vergemakkelijken. Of aan het ontwerpen van slimmer, herbruikbaar en echt recyclebaar verpakkingsmateriaal. Of aan efficiënte afvalopslagsystemen op schepen. Of aan technologie die het wegvangen van plastics uit rioolsytemen en rivieren verbetert. En als je dan uiteindelijk  ‘opruimen op zee’ overweegt, dan kan je denken aan technieken die dichtbij riviermondingen of op de kustlijn toepasbaar zijn. Zelfs bij beperkt succes levert dat een beter vooruitzicht dan de 0,1% opruiming van de jaarlijkse aanvoer in de huidige plannen. The Ocean Cleanup bevestigt bij reactie op dit soort commentaren wel dat voorkomen aan de bron inderdaad ook belangrijk is, maar besteedt zijn fondsen voor zover zichtbaar toch geheel aan het aspect van opruimen van afval helemaal aan het eind van de keten in de gyre(s).

Natuurlijk beseffen we terdege dat The Ocean Cleanup zonder het spectaculaire aura van het opruimen van een historische schuld ver op zee, veel en veel minder geld en steun vanuit publiek, bedrijfsleven en overheden zou genereren. En dus dat onze opsomming van alternatieven nogal theoretisch gebabbel is. Maar misschien kunnen we The Ocean Cleanup wel uitdagen om een substantieel deel van het opgehaalde geld ook te besteden aan andere oplossingsrichtingen voor het probleem dan het installeren van opruimsystemen ver op zee. Dat is een businessplan dat ook richting geldschieters en publiek heel goed te verkopen is en dat The Ocean Cleanup tot een nog veel groter succes kan maken.

Een belangrijk maar moeilijk meetbaar effect van The Ocean Cleanup zit in de ijzersterke ‘public relations’. Bij iedere nieuwe fase weet het project grote media-aandacht op te wekken voor het probleem van plastic vervuiling van de oceanen. In die zin werken ze mee aan een brede maatschappelijke bewustwording van de problematiek. En bewustwording speelt  zeker een belangrijke rol bij de aanpak van het probleem. Aan de andere kant kan de boodschap, dat we onze rotzooi van de afgelopen 50 jaar kunnen opruimen, het gevoel van urgentie doen afnemen om onze manier van omgaan met plastic drastisch te veranderen. Dat zou juist weer een verzwakking van het effect betekenen. Waar de verhouding ligt in het effect van deze aan elkaar tegengestelde invloeden is onmogelijk te bepalen, maar het is wel belangrijk ze beide te blijven benoemen. De schoonmaak is geen aflossing van een oude schuld en geen oplossing van het probleem.

Uiteraard krijgen we vaak vragen over eventueel nadelige ecologische effecten van de huidige opvangsystemen van The Ocean Cleanup. Die zijn heel moeilijk in te schatten en moeten onderzocht worden. Mogelijk kunnen problemen van verstrikking of het eten van plastics voor grotere dieren zoals zeezoogdieren, zeeschildpadden en vogels ‘meevallen’. Die gevaren worden weliswaar bij de schermen geconcentreerd, maar hoeven over het gehele gebied gerekend niet talrijker te worden. Er is ook enig onderzoek in die richting toegezegd. Waar The Ocean Cleanup te makkelijk overheen stapt, zijn eventuele problemen voor kleinere vormen van leven die echt aan het wateroppervlak gebonden zijn (zeewier, viseieren die aan drijvend materiaal zijn gehecht, oppervlakte gebonden zoöplankton en kwallen etc.). De hoop dat al het leven wel onder het scherm doorzwemt of doorstroomt is niet realistisch. Er zijn vormen van leven die echt niet onder het scherm door zullen komen, en uiteindelijk met afval en al zullen worden opgevist. Onderzoek naar dat soort effecten lijkt nog niet in de plannen van The Ocean Cleanup te staan, maar verdient nadrukkelijk de aandacht.

woensdag 10 oktober 2018

Discussie over onderwaterdrains

Bodemdaling in veenweidegebieden is een serieus probleem, mede vanwege de uitstoot van broeikasgassen. Een van de innovatieve oplossingen hiervoor is onderwaterdrainage. Uit onderzoek van Wageningen University & Research blijkt dat dit een veelbelovende techniek is. Maar de Universiteit van Greifswald in Duitsland zette hier onlangs vraagtekens bij. Klopt de Duitse kritiek?

Eeuwenlang had het Nederlandse veenweidegebied een hoog grondwaterpeil. De bovengrond bleef door het jaar heen grotendeels verzadigd met water waardoor de afbraak van veen relatief langzaam ging. In de jaren zestig van de vorige eeuw ging men over op diepere drooglegging om een moderne productielandbouw mogelijk te maken. Door diepere ontwatering van de bovengrond kan de lucht dieper de veenbodem indringen. Het aan zuurstof blootgestelde veen wordt afgebroken, met bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen CO2 (kooldioxide) en N2O (lachgas) tot gevolg. Door oxidatie van veen is het areaal veengrond in Nederland in de afgelopen 30 tot 40 jaar met ongeveer 20 procent afgenomen. Jaarlijks verdwijnt in Nederland zo’n 2000 hectare veengrond.

Het probleem van bodemdaling is serieus, want de Nederlandse veenweiden beslaan 8 tot 9 procent van het Nederlandse grondgebied, voornamelijk in het westen en noorden van ons land, en stoten per jaar net zo veel CO2 uit als twee miljoen personenauto’s. Het Centraal Bureau voor Statistiek becijferde dat de Nederlandse natuur, door deze afbraak van het veen, twee keer meer koolstof uitstoot dan zij opneemt. Al sinds 1969 doet Wageningen University & Research onderzoek naar mogelijkheden om de bodemdaling in veenweidegebieden te beperken, onder andere in diverse proefvelden in Utrecht, Zuid- en Noord-Holland en Friesland.

“Uit meer dan 30 jaar monitoring van veenweidegebieden hebben wij een duidelijk verband vastgesteld tussen maaivelddaling en de gemiddeld laagste grondwaterstand in de zomer,” zegt veenexpert Jan van den Akker van Wageningen Environmental Research. “Die grondwaterstand kan in de zomer decimeters tot onder het slootpeil uitzakken. Op twee percelen in Zegveld hebben we onderwaterdrains aangelegd, en op basis van elf jaar meten konden we vaststellen dat de maaivelddaling daardoor met respectievelijk 50 en 65 procent verminderde.”

Onderzoeker John Couwenberg van de Universiteit van Greifswald zet echter vraagtekens bij de effectiviteit van onderwaterdrainage. Hij stelt dat onderwaterdrains in het eerste jaar na aanleg weliswaar effect hebben, maar dat het effect daarna snel uitdooft. Hij ziet geen aanwijzingen dat bodemdaling door onderwaterdrainage wordt verminderd.

“Maar Couwenberg houdt te weinig rekening met het feit dat in zijn analyses het eerste meetjaar toevallig juist droog was, en het tweede jaar juist nat,” stelt bodemkundig onderzoeker Rob Hendriks van Wageningen Environmental Research. “En dan is het logisch dat het effect van de drains in het tweede jaar minder is. De bodem is dan immers al nat en de grondwaterstanden zijn dan al relatief hoog. Bovendien hebben we vastgesteld dat percelen met onderwaterdrains natter blijven dan referentiepercelen zonder drains, ook als de grondwaterstanden weinig uiteenlopen. Dat Couwenberg verschillen in effectiviteit ziet tussen de verschillende jaren klopt dus, maar dat heeft niet zozeer met de werking van de drains te maken als wel met de verschillen in weersomstandigheden. Ik vraag me af wat hij geconcludeerd zou hebben als de weerssituatie toevallig omgekeerd was geweest.”

Van den Akker wijst er nog op dat niet, zoals door Couwenberg wordt gesteld, de jaargemiddelde grondwaterstand belangrijk is als het om oxidatie van het veen gaat. “Het gaat vooral om de grondwaterstand in de zomer,” zegt hij. “Dat heeft te maken met het afbraakproces van het veen. De meeste afbraak vindt in de zomer plaats, omdat door de diepere grondwaterstand zuurstof makkelijker en dieper in het veen kan dringen, en de bodemtemperatuur dan het hoogst is. De gemiddelde jaarlijkse maaivelddaling is dan ook het sterkst gerelateerd aan de diepere grondwaterstanden in de zomer. Met emissiemetingen worden ook in de zomer de hoogste emissies gemeten.”

Van den Akker en Hendriks verbazen zich dan ook over het feit dat critici van onderwaterdrains bij hun berekeningen uitgaan van de jaargemiddelde grondwaterstand. “Blijkbaar gaan zij ervan uit dat de verlaging van de emissies door een hoge grondwaterstand in de zomer, teniet gedaan wordt door een verhoging van de emissies bij een lagere grondwaterstand in de winter. Alleen al door de lagere temperatuur in de winter echter wordt de veenafbraaksnelheid in die periode minstens een factor 3 lager. Verder is het veen boven de grondwaterstand in de winter zeer nat en dringt er dus weinig zuurstof door in de bodem.”

Ook veehouderij-onderzoeker Idse Hoving van Wageningen Livestock Research is kritisch op de rapportage van Couwenberg: “Hij ziet het verlagen van het grondwaterpeil in de winter, en sowieso het toepassen van drains, als iets dat haaks staat op het behouden van veen. Vernatten van veengrond kan alleen als melkveehouders daar geen nadeel van ondervinden, omdat er anders geen draagvlak voor is, laat staan dat melkveehouders hierin gaan investeren. Daarom is het van belang dat de onderwaterdrains zowel infiltreren als draineren. De extra drainage tijdens natte perioden zorgt ervoor dat de draagkracht van de graszode voor betreding en berijding sneller weer toereikend is, maar de bovengrond blijft evenzogoed verzadigd met vocht, waardoor de veenafbraak wordt tegengegaan.”

Couwenberg suggereert dat door het verlagen van het grondwaterpeil in de winter vroeger en meer mest uitgereden kan worden, maar dit is volgens Idse Hoving geenszins het geval: “Met de huidige machines, zoals een sleepslang, is vernatting in het vroege voorjaar nauwelijks nog een beperking voor het uitrijden van mest. Hoeveel mest er uitgereden kan worden, wordt bepaald door de mestwetgeving en niet door de uitrijmogelijkheden. Een droger maaiveld voorkomt juist afspoeling naar het oppervlaktewater en bevordert de mestbenutting en dit is gunstig voor de oppervlaktewaterkwaliteit."   

Al met al zien de Wageningse onderzoekers geen enkele reden om op basis van het Duitse onderzoek hun bevindingen over de werking van onderwaterdrains te herzien.

dinsdag 9 oktober 2018

Projectplan Waterwet Markermeerdijken overgedragen aan provincie Noord-Holland

Het Algemeen Bestuur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft op 19 september het Projectplan Waterwet Markermeerdijken vastgesteld. Op 21 september heeft het hoogheemraadschap het Projectplan Waterwet overgedragen aan de provincie Noord-Holland.

De portefeuillehouder van het hoogheemraadschap Kees Stam droeg het Projectplan Waterwet over aan de portefeuillehouder van de provincie Noord-Holland Cees Loggen.
Bestuurders van verschillende betrokken gemeenten en het Recreatieschap Twiske-Waterland waren daarbij aanwezig. Het plan moet nu nog worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie. Dit staat voor 30 oktober op de agenda.

maandag 8 oktober 2018

Bovenlandsesluis Aa en Maas wint Nationale Sluizenrestauratieprijs

Waterschap Aa en Maas heeft voor de restauratie van de Rijksmonumentale Bovenlandsesluis in Waalwijk de Nationale Sluizenrestauratieprijs 2018 gewonnen. Dat werd vandaag op de Nationale Sluizendag in Marknesse bekendgemaakt.

De Bovenlandse sluis is gebouwd in 1898 en is in de zomer van 2017 volledig gerestaureerd. Het Rijksmonument is nog steeds een onmisbaar onderdeel van de primaire kering.

Bij de restauratie zijn het metselwerk, het beton en de natuurstenen onderdelen van de sluis hersteld. Ook zijn de schuiven gerepareerd of vervangen. Tegelijkertijd is de volledige technische installatie aangepast en voorzien van techniek die het mogelijk maakt om de sluis op afstand te besturen en te controleren. Er is ook een educatieve buitenruimte gecreëerd en is er een vissluis aangebracht. De totale kosten bedroegen ongeveer 2,5 miljoen euro.

Dagelijks bestuurder William de Kleijn van waterschap Aa en Maas: “We zijn bijzonder blij met deze waardering voor de restauratie van deze sluis. Bij de aanbesteding hebben we ook uitdrukkelijk gekeken naar de kwaliteit.”

De onderscheiding,  ingesteld door de  Stichting Historische Sluizen en Stuwen in Nederland (HSSN), werd uitgereikt tijdens de  Nationale Sluizendag in Marknesse. De HSSN zet zich in voor behoud van het cultureel erfgoed van de sluizen en stuwen, als belangrijk en kenmerkend onderdeel van het cultureel erfgoed. De Nationale Sluizendag wordt in nauwe samenwerking met Vereniging Natuurmonumenten georganiseerd en vindt dit jaar voor de twaalfde keer plaats.

vrijdag 5 oktober 2018

Potentie thermische energie uit water groter dan gedacht

Uit onderzoek naar verschillende vormen van aquathermie, blijkt de potentie van thermische energie uit water als alternatief voor aardgas groter dan gedacht. Zo zou energie uit oppervlaktewater kunnen voorzien in circa 40 procent van de totale warmtevraag van de gebouwde omgeving. De totale potentie van aquathermie is zelfs meer dan 50 procent

Het rapport waar dat uit blijkt is door Dirk-Siert Schoonman van de Unie van Waterschappen overhandigd aan directeur-generaal Chris Kuijpers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. STOWA, de Unie van Waterschappen, Rijkswaterstaat en het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat hebben CE Delft en Deltares gevraagd het nationaal potentieel van aquathermie in beeld te brengen.

“Thermische energie uit oppervlaktewater heeft een potentieel van ongeveer 150 PJ per jaar, ruim 40% van de totale toekomstige warmtevraag in de gebouwde omgeving van 350 PJ per jaar. Dat is meer dan inschattingen uit eerdere studies", aldus Peter Struik van Rijkswaterstaat. Naast het oppervlaktewater heeft ook het afvalwater in Nederland een grote thermische potentie, met een economisch potentieel van circa 56 PJ. Thermische energie uit drinkwater heeft een beperkter technisch potentieel van circa 4-6 PJ, wat vooral lokaal heel interessant kan zijn.

De potenties van de verschillende vormen van aquathermie zijn niet bij elkaar op te tellen, omdat ze deels overlappen. Aanvullende analyses zijn nodig om het exacte gezamenlijk potentieel te bepalen.

Dirk-Siert Schoonman: “Nederland staat voor de grote uitdaging om in 2050 een warmtevoorziening te hebben waarin geen aardgas wordt gebruikt en die geen CO2-uitstoot heeft. Eén van de opties die tot op heden echter beperkt aandacht heeft gekregen is aquathermie. In de Nederlandse delta is veel oppervlaktewater beschikbaar, dat in de zomer opwarmt en in de winter afkoelt. Deze warmte en koude kan aan het oppervlaktewater onttrokken worden om gebouwen en ruimten te verwarmen en te koelen.”

De waterschappen en Rijkswaterstaat kunnen deze duurzame energiebron aan gemeenten of woningcorporaties ter beschikking stellen als alternatief voor aardgas. Juist voor de Warmtetransitieplannen die gemeenten uiterlijk in 2021 moeten opstellen is het belangrijk deze bron goed te ontsluiten. Er is veel bebouwing met water in de buurt en het heeft weinig ruimtelijke impact. Er zijn al diverse succesvolle voorbeelden in de regio. De gemeenten Katwijk en Drimmelen kregen deze week een rijkssubsidie toegekend om aquathermie in te zetten voor aardgasvrije wijken.

donderdag 4 oktober 2018

Oproep Vewin aan kabinet: compenseer de btw-verhoging op drinkwater

De vereniging van waterbedrijven in Nederland Vewin doet een dringend beroep op het kabinet de verhoging van de BTW op drinkwater te compenseren door een verlaging van de Belasting op Leidingwater. Vewin heeft hiertoe per brief opgeroepen aan de staatssecretarissen Paul Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), Menno Snel (Financiën) en Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat).

Het is volgens de drinkwaterbedrijven vanuit het kabinetsbeleid gericht op volksgezondheid en duurzaamheid niet uit te leggen dat de prijs van kraanwater stijgt door belastingverhoging terwijl het kabinet de prijs van bronwater verlaagt.

 Het kabinet heeft besloten het lage BTW-tarief te verhogen van 6 naar 9 procent. Dit leidt tot 50 miljoen lastenverzwaring voor de consument van kraanwater. Drinkwaterbedrijven spannen zich in drinkwater van uitstekende kwaliteit te leveren tegen zo laag mogelijke tarieven. In de afgelopen vijftien jaar is de kostprijs nauwelijks gestegen, gecorrigeerd voor inflatie is zelfs sprake van een bijna voortdurende daling. Maar het profijt voor de consument wordt teniet gedaan door steeds hogere belastingen. Twintig jaar geleden bestond het consumententarief voor drinkwater voor bijna 15 procent uit belastingen, tien jaar geleden was dat bijna 25% en na de komende btw-verhoging zal dat zo’n 30 procent zijn. Dat past niet bij een eerste levensbehoefte en bij het kabinetsbeleid gericht op stimulering van duurzaamheid en een gezonde leefstijl.

Drinkwater is niet alleen gezond, maar ook duurzaam: het wordt op milieuvriendelijke wijze gemaakt en zonder verpakking en vrachtwagenkilometers bij iedereen bezorgd: thuis, op het werk, in de sportkantine en de horeca.

Daar komt bij dat, blijkens recente berichten in de media, in het in de komende periode af te sluiten Preventieakkoord het drinken van water als onderdeel van een gezonde leefstijl zal worden gestimuleerd door verlaging van de verbruiksbelasting op bronwater en suikervrije dranken.

Het is voor de drinkwaterbedrijven onbegrijpelijk hoe verlaging van de belasting op verpakt bronwater valt te rijmen met verhoging van de belasting op drinkwater uit de kraan. Vewin vindt het vanuit het kabinetsbeleid gericht op volksgezondheid en duurzaamheid niet uit te leggen dat de prijs van een glas kraanwater stijgt door belastingverhoging terwijl het kabinet de prijs van flesjes bronwater verlaagt. Dat is, als het gaat om het stimuleren van de consumptie van gezond water, niet consistent en vanuit de optiek van beperking van de (plastic) afvalproblematiek zelfs contraproductief.

woensdag 3 oktober 2018

Zonnepanelen sterk in opmars bij waterschap

Zonnepanelen op huizen zijn inmiddels een bekend straatbeeld. Ook het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDODelta) heeft zonnepanelen als dakbedekking. Maar dat was slechts een opmaat: binnenkort worden op meer gebouwen en loodsen van het waterschap zonnepanelen geplaatst. In totaal gaat het richting de 40.000 panelen.

De afgelopen tijd inventariseerde het waterschap welke eigen locaties in aanmerking komen voor zonnepanelen. Dijk: “Hieruit blijkt dat de terreinen van de rwzi’s verreweg het grootste aandeel in stroomopwekking kunnen leveren. We plaatsen op meerdere rwzi-locaties panelen in grondopstelling.”

Het waterschap heeft als doel in 2025 energieneutraal te zijn. Daarbij kijkt WDODelta overigens niet alleen naar de zon. “Ook het participeren in lokale windprojecten, eigen slibvergisting en productie van biogas levert eigen stroomvoorziening op. Met deze investering in zonnepanelen krijgt realisatie van ons doel voor 2025 een enorme impuls.”

dinsdag 2 oktober 2018

UT-studenten ontrafelen natuurkunde achter ultieme ‘water bottle flip’

‘Water bottle flipping’, het gooien en perfect op de bodem laten landen van een flesje, gedeeltelijk gevuld met water, was in 2016 en 2017 een enorme hype onder jongeren. Vijf eerstejaars natuurkundestudenten van de Universiteit Twente benaderden deze hype wetenschappelijk. Ze ontrafelden de fysica achter de ultieme worp en berekenden wat de optimale vulling van het flesje is. Het onderzoek is vandaag gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift American Journal of Physics.

Als je ‘water bottle flipping’ op YouTube zoekt, vind je bijna 400.000 filmpjes waarin mensen een flesje met water draaiend de lucht ingooien. Het flesje landt vervolgens – als het goed is – perfect op de onderkant en blijft staan. Sommige van deze filmpjes zijn miljoenen keren bekeken. Water bottle flipping is met recht een hype te noemen.

Tijdens het vak Dynamica & Relativiteit besloten vijf eerstejaars studenten Technische Natuurkunde van de Universiteit Twente zich samen te verdiepen in de natuurkunde achter het water bottle flipping. In nauwe samenwerking met de betrokken docenten schreven ze vervolgens het wetenschappelijke artikel.

Gewapend met een hoge resolutievideocamera, legde de projectgroep eerst een groot aantal worpen vast, onder meer met een vol flesje, met een flesje gevuld met twee tennisballen en met een flesje gedeeltelijk gevuld met water. Vervolgens analyseerden de studenten de filmpjes en zetten ze de bewegingen van de flesjes om naar natuurkundige formules. Dit leidde onder meer tot onderstaande natuurkundige formule voor de ultieme water bottle flip, die de studenten definieerden als de worp waarbij de hoeksnelheid maximaal verkleind wordt, waardoor de kans het grootst is dat het flesje op de bodem landt.

Onder de flessengooiers woedt op internet en op de sociale media een felle en langdurige discussie over wat de optimale vulling van het flesje is. De consensus is dat de optimale hoeveelheid water tussen een derde en een kwart ligt, maar hoe vol het flesje precies moet zijn, was niet duidelijk. Uit de formules van de UT-studenten komt nu naar voren dat optimale vulling alleen afhangt van de verhouding tussen de massa van een leeg flesje en de massa van een volledig gevuld flesje. Op basis van hun formules komen de studenten uit op een optimaal vulpercentage dat tussen de 20 en 41 procent ligt. Voor een flesje Spa van een halve liter ligt de optimale vulling bijvoorbeeld op 30 procent (en moet je dus 150 milliliter water toevoegen).

e natuurkunde achter een volledig vol, of juist een volledig leeg flesje, draaiend flesje is relatief eenvoudig. Dit omdat hierbij de draaisnelheid van het flesje constant is. Een vol waterflesje na een draai perfect op de bodem laten landen, is daardoor echter nagenoeg onmogelijk.

Als je een flesje gedeeltelijk met water vult, wordt het goed laten landen een stuk eenvoudiger. De reden hiervoor is dat het water zich tijdens de worp uitspreidt binnen de fles, met als gevolg dat de draaisnelheid sterk afneemt. Als het flesje zich in verticale positie bevindt, dus met de bodem naar boven of beneden, draait het flesje het minst hard, waardoor de kans het grootst is dat de fles netjes op zijn bodem landt.

maandag 1 oktober 2018

Droogte neemt af, aantal maatregelen blijft nodig

Mede dankzij de maatregelen van afgelopen maanden om het watertekort tegen te gaan, is momenteel sprake van een situatie die langzaamaan verbetert. Daarom wordt nu afgeschaald van niveau 2 (feitelijk watertekort) naar niveau 1 (dreigend watertekort). Hoewel er regionaal nog grote verschillen zijn, is er landelijk geen sprake meer van een grotere vraag dan aanbod van zoet water.

De droogte neemt af. Dankzij de regen van de afgelopen weken is het neerslagtekort stabiel. De maatregelen van de waterschappen en Rijkswaterstaat van afgelopen zomer, worden langzaam maar zeker afgebouwd. Zo is onder meer besloten dat de Kleinschalige Wateraanvoer (KWA) voor het westen van Nederland kan worden afgebouwd. Ook zonder de KWA kan weer voldoende water worden aangevoerd van de juiste kwaliteit.

Wel is nog steeds sprake van lage rivierafvoeren, lage grondwaterstanden op de hoge zandgronden, problemen met de waterkwaliteit en verzilting in het IJsselmeer.
 
Minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) laat aan de Tweede Kamer weten dat het Managementteam Watertekorten (MTW) door dit besluit niet meer bij elkaar komt. De Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) blijft wel actief. De LCW monitort de situatie en de uitvoering van de benodigde maatregelen. Dit blijft zij doen totdat ook van een dreigend watertekort geen sprake meer is.

Waar mogelijk gaan de waterschappen en Rijkswaterstaat weer over tot de normale beheersituatie. Rijkswaterstaat zet de peilen van het IJsselmeer en Markermeer uiterlijk medio oktober weer op het lagere winterpeil in verband met het komende stormseizoen.
 
Het tekort aan water had de afgelopen maanden vooral gevolgen voor de waterkwaliteit, landbouw, natuur, scheepvaart en industrie. Op dit moment is er nog steeds aandacht voor de scheepvaart, de verzilting bij het IJsselmeer en in de kustregio’s en de grondwaterstanden op de hoge zandgronden. Ondanks de neerslag van de afgelopen weken zijn de grondwaterstanden aanhoudend laag; volledig herstel, ook van natuur, duurt waarschijnlijk nog maanden.

De beschikbare watervoorraden in het IJsselmeergebied kunnen worden ingezet voor de bestrijding van de verzilting van het IJsselmeer. De extra maatregel die is voorbereid om zoet water aan te voeren met schepen bij het innamepunt bij Andijk, hoeft nog niet te worden ingezet. De situatie van het IJsselmeer is inmiddels zodanig verbeterd, dat drinkwaterbedrijf PWN haar waterbekkens op de gebruikelijke wijze heeft kunnen vullen. Daarmee beschikt PWN voor de komende periode over voldoende kwalitatief goed water voor de drinkwaterproductie. Alle betrokken partijen blijven alert met het oog op de wisselende zoutgehaltes van het IJsselmeer.

Vanwege de aanhoudende laagwatersituatie, kunnen schepen op de Rijn minder lading per reis meenemen dan gebruikelijk. Op de Maas lopen hier en daar de wachttijden bij de sluizen op. Alle informatie hierover is te vinden op vaarweginformatie.nl.