Waterschap Brabantse Delta heeft van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat nieuwe rivierwaterstanden ontvangen. Deze standen hebben naar verwachting effect op de dijktrajecten van het waterschap, zoals het project Dijkversterking Geertruidenberg-Amertak. Het waterschap laat momenteel een QuickScan uitvoeren om de gevolgen van de nieuwe waterstanden op dit project inzichtelijk te maken. De uitkomsten van deze QuickScan zijn naar verwachting eind 2018 bekend. Duidelijk is dat de nieuwe waterstanden invloed hebben op de planning van zowel waterschap Brabantse Delta als de gemeente Geertruidenberg.
Het Ministerie levert eens per zes jaar de waterstanden (hydraulische databases) aan die gelden voor het werkgebied van waterschap Brabantse Delta. Aan de hand van deze standen kan het waterschap beoordelen of de dijken wel of niet voldoen aan veiligheidsnormen. Het waterschap heeft in augustus 2017 deze nieuwe gegevens voor haar werkgebied ontvangen. Na beoordeling door hydrologen van het waterschap bleek dit bestand onjuiste gegevens te bevatten. Het Ministerie heeft dit bestand daarom herzien waarna het waterschap afgelopen juni de definitieve waterstanden heeft ontvangen.
De verwachting is dat de nieuwe rivierwaterstanden invloed hebben op de dijken zoals bij project Dijkversterking Geertruidenberg-Amertak. Het waterschap laat momenteel een QuickScan uitvoeren om de gevolgen van de nieuwe waterstanden op dit project inzichtelijk te maken. De uitkomsten van deze QuickScan zijn naar verwachting eind 2018 bekend.
Bij het vaststellen van het voorkeursalternatief is zoveel mogelijk rekening gehouden met de nieuwe waterstanden. Dit is destijds afgestemd met de vertegenwoordiging van het Ministerie. Echter blijken de waterstanden die het waterschap in juni heeft ontvangentoch af te wijken van de verwachting. Dit kan zorgen voor een gewijzigde veiligheidsopgave. De resultaten van de QuickScan wijzen dit uit. De bevindingen hiervan worden in een zorgvuldig proces met alle betrokken partijen gedeeld.
vrijdag 28 september 2018
donderdag 27 september 2018
‘Internationale onafhankelijke visserijwetenschap belangrijker dan ooit’
Visserijconflicten zijn van alle tijden. En hoewel de visserijdruk in een aantal zeeën – zoals in de Noordzee – behoorlijk in balans is gebracht met de draagkracht van het gebied, is overbevissing elders in de wereld nog een probleem. Met nieuwe uitdagingen in aantocht, zoals effecten van klimaatverandering en aanleg van grootschalige windparken op zee, is een internationaal georganiseerde onafhankelijke visserijwetenschap belangrijker dan ooit, zegt prof. Adriaan Rijnsdorp bij zijn afscheid van Wageningen University & Research.
‘Zo fascinerend als een diamant’, noemt Rijnsdorp het terrein van de visserijwetenschap waar hij 38 jaar actief in is geweest – en nog even zal blijven, want hij blijft betrokken bij het onderzoek naar de pulsvisserij. ‘Het vakgebied heeft zoveel facetten. Alles is voortdurend in beweging: je hebt de natuurlijke dynamiek van vispopulaties en ecosystemen, naast de dynamiek van vissers en visserijen. En dan heb ik het nog niet over maatschappelijke en politieke conflicten rond de visserij.’
Conflicten over de visserij zijn een terugkerend onderwerp. ‘Visserijoorlogen zijn van alle tijden en plaatsen,’ zegt Rijnsdorp. ‘Denk aan conflicten over visgerei en maaswijdte. Rond 1580 was er in de visserij bijvoorbeeld al een hooglopend conflict over het gebruik van de boomkor. Of denk aan de kabeljauwoorlogen midden vorige eeuw tussen het Verenigd Koninkrijk en IJsland. En op dit moment is er in Europa natuurlijk een stevig debat over de pulskor gaande.’
Visserijwetenschappers die overheden adviseren worden gemakkelijk in die conflicten meegezogen. Rijnsdorp: ‘Het instorten van belangrijke visbestanden in de jaren zeventig leidde tot grote zorgen over overbevissing en schade aan het ecosysteem. Biologen aan de universiteiten en belangenorganisaties verweten de wetenschappelijke adviseurs van de overheden dat ze te veel hun oren lieten hangen naar de belangen van de visserijsector. Op hun beurt kregen academische wetenschappers het verwijt dat ze activistische wetenschap bedreven.’
Hoewel de zorgen over overbevissing volgens Rijnsdorp terecht zijn – 35% van de visbestanden in de wereld worden volgens de wereldvoedselorganisatie FAO nog steeds overbevist - is er ook goed nieuws: in diverse gebieden hebben visbestanden zich hersteld van overbevissing. Een voorbeeld is het herstel van het scholbestand in de Noordzee, de vissoort waarover Rijnsdorp in 2016 een veelgeprezen biografie publiceerde: Schol in de Noordzee.
Volgens Adriaan Rijnsdorp illustreert het verhaal van de schol ook hoe complex het onderzoeksterrein van de visserijwetenschap is. ‘Visbestanden en de natuurlijke omgeving hebben me geregeld voor grote verrassingen gesteld.’ Zo’n verrassing was bijvoorbeeld wat er gebeurde na de instelling in 1989 van de zogeheten scholbox, een voor zwaardere vissersschepen gesloten gebied waar jonge schol in alle rust zou kunnen opgroeien. ‘De verwachting dat de scholstand zou verbeteren en de ongewenste bijvangst van ondermaatse schol zou afnemen, kwam helemaal niet uit. We denken dat de jonge schollen het gebied verlieten vanwege de stijgende watertemperatuur. Onduidelijk is of ook de verminderde bodemomwoeling heeft meegespeeld. Het geeft wel aan dat je nooit helemaal zeker weet wat de effecten van beleidsmaatregelen zullen zijn.’
Ook voor de toekomst ziet Rijnsdorp nog genoeg volop uitdagingen voor de visserijwetenschap. Hoe kunnen we de productiviteit van het ecosysteem gebruiken om voedsel te produceren tegen zo laag mogelijke ecologische kosten? Hoe beïnvloeden klimaatverandering en de genetische selectie, die visserij onbedoeld veroorzaakt, de productiviteit en daarmee de vangst die duurzaam kan worden geoogst? Hoe kan de grootschalige toepassing van windenergie op zee worden geïntegreerd met een duurzame visserij? Voor het beantwoorden van deze vragen is volgens Rijnsdorp nieuwe fundamentele kennis nodig, op ecologisch maar ook op sociaalwetenschappelijk terrein.
‘Die kennis hebben we hard nodig in een veld waarin scherpe belangentegenstellingen en de groeiende invloed van activistische groepen nu soms leidt tot symptoombestrijding in plaats van dat naar fundamentele oplossingen wordt gezocht’, zegt de afzwaaiende hoogleraar. De Europese aanlandplicht die in 2012 is geïntroduceerd is daarvan wat hem betreft een voorbeeld: ‘Het is nog volstrekt onduidelijk of die het beoogde effect gaat hebben. Ook het debat over de pulsvisserij laat zien hoe een activistische NGO de politieke besluitvorming beïnvloedt met wetenschappelijk ongefundeerde uitspraken.’
Volgens Adriaan Rijnsdorp onderstreept dit het belang van een breed geaccepteerd internationaal adviesorgaan als ICES dat onafhankelijk wetenschappelijk advies geeft aan Europese overheden. ‘Met nieuwe uitdagingen in aantocht, waarbij verschillende belangengroepen lijnrecht tegenover elkaar kunnen komen te staan, is een internationaal georganiseerde onafhankelijke visserijwetenschap belangrijker dan ooit. Ook in de toekomstige woelige wateren van natuur en maatschappij zal de visserijwetenschap de rug recht moeten houden.’
‘Zo fascinerend als een diamant’, noemt Rijnsdorp het terrein van de visserijwetenschap waar hij 38 jaar actief in is geweest – en nog even zal blijven, want hij blijft betrokken bij het onderzoek naar de pulsvisserij. ‘Het vakgebied heeft zoveel facetten. Alles is voortdurend in beweging: je hebt de natuurlijke dynamiek van vispopulaties en ecosystemen, naast de dynamiek van vissers en visserijen. En dan heb ik het nog niet over maatschappelijke en politieke conflicten rond de visserij.’
Conflicten over de visserij zijn een terugkerend onderwerp. ‘Visserijoorlogen zijn van alle tijden en plaatsen,’ zegt Rijnsdorp. ‘Denk aan conflicten over visgerei en maaswijdte. Rond 1580 was er in de visserij bijvoorbeeld al een hooglopend conflict over het gebruik van de boomkor. Of denk aan de kabeljauwoorlogen midden vorige eeuw tussen het Verenigd Koninkrijk en IJsland. En op dit moment is er in Europa natuurlijk een stevig debat over de pulskor gaande.’
Visserijwetenschappers die overheden adviseren worden gemakkelijk in die conflicten meegezogen. Rijnsdorp: ‘Het instorten van belangrijke visbestanden in de jaren zeventig leidde tot grote zorgen over overbevissing en schade aan het ecosysteem. Biologen aan de universiteiten en belangenorganisaties verweten de wetenschappelijke adviseurs van de overheden dat ze te veel hun oren lieten hangen naar de belangen van de visserijsector. Op hun beurt kregen academische wetenschappers het verwijt dat ze activistische wetenschap bedreven.’
Hoewel de zorgen over overbevissing volgens Rijnsdorp terecht zijn – 35% van de visbestanden in de wereld worden volgens de wereldvoedselorganisatie FAO nog steeds overbevist - is er ook goed nieuws: in diverse gebieden hebben visbestanden zich hersteld van overbevissing. Een voorbeeld is het herstel van het scholbestand in de Noordzee, de vissoort waarover Rijnsdorp in 2016 een veelgeprezen biografie publiceerde: Schol in de Noordzee.
Volgens Adriaan Rijnsdorp illustreert het verhaal van de schol ook hoe complex het onderzoeksterrein van de visserijwetenschap is. ‘Visbestanden en de natuurlijke omgeving hebben me geregeld voor grote verrassingen gesteld.’ Zo’n verrassing was bijvoorbeeld wat er gebeurde na de instelling in 1989 van de zogeheten scholbox, een voor zwaardere vissersschepen gesloten gebied waar jonge schol in alle rust zou kunnen opgroeien. ‘De verwachting dat de scholstand zou verbeteren en de ongewenste bijvangst van ondermaatse schol zou afnemen, kwam helemaal niet uit. We denken dat de jonge schollen het gebied verlieten vanwege de stijgende watertemperatuur. Onduidelijk is of ook de verminderde bodemomwoeling heeft meegespeeld. Het geeft wel aan dat je nooit helemaal zeker weet wat de effecten van beleidsmaatregelen zullen zijn.’
Ook voor de toekomst ziet Rijnsdorp nog genoeg volop uitdagingen voor de visserijwetenschap. Hoe kunnen we de productiviteit van het ecosysteem gebruiken om voedsel te produceren tegen zo laag mogelijke ecologische kosten? Hoe beïnvloeden klimaatverandering en de genetische selectie, die visserij onbedoeld veroorzaakt, de productiviteit en daarmee de vangst die duurzaam kan worden geoogst? Hoe kan de grootschalige toepassing van windenergie op zee worden geïntegreerd met een duurzame visserij? Voor het beantwoorden van deze vragen is volgens Rijnsdorp nieuwe fundamentele kennis nodig, op ecologisch maar ook op sociaalwetenschappelijk terrein.
‘Die kennis hebben we hard nodig in een veld waarin scherpe belangentegenstellingen en de groeiende invloed van activistische groepen nu soms leidt tot symptoombestrijding in plaats van dat naar fundamentele oplossingen wordt gezocht’, zegt de afzwaaiende hoogleraar. De Europese aanlandplicht die in 2012 is geïntroduceerd is daarvan wat hem betreft een voorbeeld: ‘Het is nog volstrekt onduidelijk of die het beoogde effect gaat hebben. Ook het debat over de pulsvisserij laat zien hoe een activistische NGO de politieke besluitvorming beïnvloedt met wetenschappelijk ongefundeerde uitspraken.’
Volgens Adriaan Rijnsdorp onderstreept dit het belang van een breed geaccepteerd internationaal adviesorgaan als ICES dat onafhankelijk wetenschappelijk advies geeft aan Europese overheden. ‘Met nieuwe uitdagingen in aantocht, waarbij verschillende belangengroepen lijnrecht tegenover elkaar kunnen komen te staan, is een internationaal georganiseerde onafhankelijke visserijwetenschap belangrijker dan ooit. Ook in de toekomstige woelige wateren van natuur en maatschappij zal de visserijwetenschap de rug recht moeten houden.’
woensdag 26 september 2018
Nieuwe stoffen in oppervlaktewater geen risico voor gezondheid via drinkwater
Om ervoor te zorgen dat drinkwater schoon blijft, controleren waterbeheerders en drinkwaterbedrijven of ‘nieuwe’ verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater aanwezig zijn. Voor deze stoffen bestaat nog geen wettelijke norm. Om op tijd te signaleren, wordt gekeken of de concentratie niet boven de signaleringswaarde van 0,1 microgram per liter uitkomt. Als dat wel het geval is, wordt nader onderzocht of de stof risico’s voor de gezondheid kan veroorzaken. Van 2013 tot en met 2015 blijken 42 stoffen deze signaleringswaarde te hebben overschreden in oppervlaktewater dat voor de drinkwatervoorziening wordt gebruikt. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat zij geen risico voor de gezondheid vormen via drinkwater.
Bij de 42 onderzochte stoffen gaat het onder andere om medicijnresten, zoetstoffen en industriële stoffen. Ze zijn in het oppervlaktewater terechtgekomen via lozingen door de industrie, de rioolwaterzuiveringsinstallatie of via de landbouw. De meeste van deze stoffen worden niet volledig verwijderd in een eenvoudige oppervlaktewaterzuivering.
Het RIVM heeft voor deze nieuwe stoffen ‘drinkwaterrichtwaarden’ afgeleid - als deze nog niet bestonden. Dit zijn de concentraties waarbij het water nog veilig is om te drinken. Deze richtwaarden zijn niet wettelijk vastgelegd maar dienen als richtlijn voor de gezondheid. Voor dit onderzoek zijn de drinkwaterrichtwaarden vergeleken met de hoogste concentraties van de 42 stoffen die in de oppervlaktewaterbronnen voor drinkwater zijn aangetroffen. Voor elk stof bleef de gemeten concentratie ruim onder de drinkwaterrichtwaarde, voor de meeste stoffen meer dan een factor 10.
Deze risicobeoordeling is uitgevoerd voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) ter ondersteuning van de toetsing van de doelen in de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Bij de 42 onderzochte stoffen gaat het onder andere om medicijnresten, zoetstoffen en industriële stoffen. Ze zijn in het oppervlaktewater terechtgekomen via lozingen door de industrie, de rioolwaterzuiveringsinstallatie of via de landbouw. De meeste van deze stoffen worden niet volledig verwijderd in een eenvoudige oppervlaktewaterzuivering.
Het RIVM heeft voor deze nieuwe stoffen ‘drinkwaterrichtwaarden’ afgeleid - als deze nog niet bestonden. Dit zijn de concentraties waarbij het water nog veilig is om te drinken. Deze richtwaarden zijn niet wettelijk vastgelegd maar dienen als richtlijn voor de gezondheid. Voor dit onderzoek zijn de drinkwaterrichtwaarden vergeleken met de hoogste concentraties van de 42 stoffen die in de oppervlaktewaterbronnen voor drinkwater zijn aangetroffen. Voor elk stof bleef de gemeten concentratie ruim onder de drinkwaterrichtwaarde, voor de meeste stoffen meer dan een factor 10.
Deze risicobeoordeling is uitgevoerd voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) ter ondersteuning van de toetsing van de doelen in de Kaderrichtlijn Water (KRW).
AMvB’s Omgevingswet stellen drinkwatervoorziening onvoldoende duurzaam veilig
De bestuursmaatregelen (AMvB’s, waaronder het Besluit Kwaliteit Leefomgeving) van de Omgevingswet zijn onlangs in het Staatsblad gepubliceerd. Vewin is van mening dat het voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening noodzakelijk is meer zaken afdwingbaar te regelen. De bestuurlijke afwegingsruimte binnen de maatregelen is te groot en er zijn te weinig en te ‘zachte’ normen om de drinkwatervoorziening zeker te stellen.
Positief is dat de omgevingswaarden (normen) voor oppervlaktewater waarvan drinkwater wordt gemaakt zijn overgenomen in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL). Vewin is van mening dat bij het verlenen van watervergunningen voor activiteiten direct moet worden getoetst aan deze milieukwaliteitseisen voortvloeiend uit de Kaderrichtlijn Water, dus niet alleen indirect via globalere doelstellingen in plannen en programma’s. Dit betekent dat een omgevingsvergunning geweigerd dient te worden als een activiteit in strijd is met de doelstellingen: ‘geen achteruitgang van de waterkwaliteit’ en ‘het bereiken van een goede toestand’.
Dit laatste punt heeft ook de Raad van State benoemd in zijn commentaar op het voorstel van minister Van Nieuwenhuizen (volgt uit het Wezer arrest). De Raad van State is van mening dat een watervergunning voor activiteiten geweigerd moet worden als er sprake is van achteruitgang. ‘Rekening houden met’ het waterprogramma is een toets die dan niet streng genoeg is volgens de Raad van State omdat het bestuur dan te veel beoordelingsruimte heeft. Het waterprogramma bevat maatregelen en doelen om de doelen uit de Kaderrichtlijn Water te halen. Voldaan moet worden aan de omgevingswaarden zodat wordt voldaan aan een goede waterkwaliteit.
Volgens Vewin moet het drinkwaterbelang nog zwaarder wegen, onder andere bij milieubelastende- en lozingsactiviteiten. Vewin vindt het belangrijk dat drinkwaterbedrijven bij vergunningverlening en maatwerkvoorschriften in de praktijk betrokken zijn. Van belang is dat bestuursorganen zorg dragen voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening zoals opgenomen in de Drinkwaterwet en Omgevingswet.
Het RIVM heeft een informatieblad uitgegeven dat ingaat op de vraag wat de zorgplicht drinkwater voor bestuursorganen betekent. Vewin heeft het ‘Handboek Omgevingswet voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening’ gepubliceerd.
Positief is dat de omgevingswaarden (normen) voor oppervlaktewater waarvan drinkwater wordt gemaakt zijn overgenomen in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL). Vewin is van mening dat bij het verlenen van watervergunningen voor activiteiten direct moet worden getoetst aan deze milieukwaliteitseisen voortvloeiend uit de Kaderrichtlijn Water, dus niet alleen indirect via globalere doelstellingen in plannen en programma’s. Dit betekent dat een omgevingsvergunning geweigerd dient te worden als een activiteit in strijd is met de doelstellingen: ‘geen achteruitgang van de waterkwaliteit’ en ‘het bereiken van een goede toestand’.
Dit laatste punt heeft ook de Raad van State benoemd in zijn commentaar op het voorstel van minister Van Nieuwenhuizen (volgt uit het Wezer arrest). De Raad van State is van mening dat een watervergunning voor activiteiten geweigerd moet worden als er sprake is van achteruitgang. ‘Rekening houden met’ het waterprogramma is een toets die dan niet streng genoeg is volgens de Raad van State omdat het bestuur dan te veel beoordelingsruimte heeft. Het waterprogramma bevat maatregelen en doelen om de doelen uit de Kaderrichtlijn Water te halen. Voldaan moet worden aan de omgevingswaarden zodat wordt voldaan aan een goede waterkwaliteit.
Volgens Vewin moet het drinkwaterbelang nog zwaarder wegen, onder andere bij milieubelastende- en lozingsactiviteiten. Vewin vindt het belangrijk dat drinkwaterbedrijven bij vergunningverlening en maatwerkvoorschriften in de praktijk betrokken zijn. Van belang is dat bestuursorganen zorg dragen voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening zoals opgenomen in de Drinkwaterwet en Omgevingswet.
Het RIVM heeft een informatieblad uitgegeven dat ingaat op de vraag wat de zorgplicht drinkwater voor bestuursorganen betekent. Vewin heeft het ‘Handboek Omgevingswet voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening’ gepubliceerd.
dinsdag 25 september 2018
Verwijderen begroeiing voor aanleg natuurvriendelijke Maasoevers
In oktober en november 2018 zal aannemer Martens en Van Oord op enkele oevertrajecten langs de Maas de begroeiing tussen de bestorting verwijderen. Dit is voorbereidend werk voor het realiseren van in totaal 10 km aan natuurvriendelijke oevers langs de rivier tussen Kessel (Limburg) en Alphen (Gelderland) in opdracht van Rijkswaterstaat.
Daarbij wordt de oever ‘ontsteend’ voor een beter leefgebied voor plant en dier, één van de maatregelen voor ecologisch herstel van de Maas.
Door de oeverbestorting eerst op te schonen van struiken en bomen die er tussen groeien, is het straks gemakkelijker de verdedigingsstenen weg te halen. Dit kap- en snoeiwerk vindt plaats in oktober-november, buiten het broedseizoen, zodat er geen broedende vogels worden verstoord. Er zijn geen beschermde plant- of diersoorten bekend waar rekening mee moet worden gehouden. De werkzaamheden duren per locatie 1 tot 2 weken. Het groenafval wordt ter plekke versnipperd en per vrachtwagen afgevoerd. Tijdens de werkzaamheden is de oeverzone voor de veiligheid tijdelijk niet toegankelijk.
Niet al het groen op de oever wordt gerooid. Bakenbomen blijven ongemoeid. Datzelfde geldt voor eventuele Maasheggen en ecologisch waardevolle struiken en bomen waar zich bijvoorbeeld een beschermde broedplaats in bevindt. Verder laat de aannemer bepaalde bomen in de bestorting nu nog even staan, om deze later bij het feitelijke ontstenen alsnog te rooien. Deze worden dan vervolgens nuttig hergebruikt als rivierhout in de Maasoever of in een beekmonding. Dood hout hoort van nature thuis in de rivier en vormt een belangrijke schakel in de voedselketen. Rijkswaterstaat past dit daarom steeds vaker toe. Vanzelfsprekend stevig verankerd en alleen daar waar dat kan zonder de scheepvaart of doorstroming bij hoogwater te belemmeren.
Volgend op het rooiwerk zal Martens en Van Oord de oeverstroken onderzoeken op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog, een van de standaard onderzoeken bij dit soort projecten. Wanneer het feitelijke ontstenen vervolgens precies gebeurt, hangt af van het verloop van de vergunningenprocedures en de planning van de aannemer. Hierover volgt te zijner tijd meer informatie. Op een aantal locaties voor natuurvriendelijke Maasoevers wordt na het weghalen van de bestorting meteen een deel van de oevergrond afgegraven om te voorkomen dat dit in de vaarweg belandt en hinder voor de scheepvaart zou kunnen veroorzaken. Daarnaast gaat Martens en Van Oord in totaal 7 beekmondingen natuurlijker inrichten en weer optrekbaar voor vis maken. Alle werkzaamheden moeten uiterlijk december 2019 zijn afgerond.
De Maas heeft de afgelopen 150 jaar door allerlei ingrepen een sterk kanaalachtig karakter gekregen. Dat bleek niet gunstig voor het waterleven in de rivier. Veel van de oorspronkelijke waterplanten, vissen en nuttige kleine waterbeestjes verdwenen door gebrekkige leefomstandigheden. Om de biodiversiteit te verbeteren brengt Rijkswaterstaat daarom samen met andere partijen het authentieke karakter van de Maas weer zoveel mogelijk terug. Zo is al circa 110 km aan natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Ook zijn meer dan 10 uiterwaarden omgevormd tot riviernatuurgebied en werden 20 beekmondingen hersteld. Al deze maatregelen vloeien voort uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Er ligt voor de Maas tot en met 2027 nog een stevige KRW-vervolgopgave aan geulen, oevers en beekmondingen. Rijkswaterstaat zoekt momenteel een ingenieursbureau om daarvoor de planstudie te doen en de realisatie voor te bereiden.
Daarbij wordt de oever ‘ontsteend’ voor een beter leefgebied voor plant en dier, één van de maatregelen voor ecologisch herstel van de Maas.
Door de oeverbestorting eerst op te schonen van struiken en bomen die er tussen groeien, is het straks gemakkelijker de verdedigingsstenen weg te halen. Dit kap- en snoeiwerk vindt plaats in oktober-november, buiten het broedseizoen, zodat er geen broedende vogels worden verstoord. Er zijn geen beschermde plant- of diersoorten bekend waar rekening mee moet worden gehouden. De werkzaamheden duren per locatie 1 tot 2 weken. Het groenafval wordt ter plekke versnipperd en per vrachtwagen afgevoerd. Tijdens de werkzaamheden is de oeverzone voor de veiligheid tijdelijk niet toegankelijk.
Niet al het groen op de oever wordt gerooid. Bakenbomen blijven ongemoeid. Datzelfde geldt voor eventuele Maasheggen en ecologisch waardevolle struiken en bomen waar zich bijvoorbeeld een beschermde broedplaats in bevindt. Verder laat de aannemer bepaalde bomen in de bestorting nu nog even staan, om deze later bij het feitelijke ontstenen alsnog te rooien. Deze worden dan vervolgens nuttig hergebruikt als rivierhout in de Maasoever of in een beekmonding. Dood hout hoort van nature thuis in de rivier en vormt een belangrijke schakel in de voedselketen. Rijkswaterstaat past dit daarom steeds vaker toe. Vanzelfsprekend stevig verankerd en alleen daar waar dat kan zonder de scheepvaart of doorstroming bij hoogwater te belemmeren.
Volgend op het rooiwerk zal Martens en Van Oord de oeverstroken onderzoeken op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog, een van de standaard onderzoeken bij dit soort projecten. Wanneer het feitelijke ontstenen vervolgens precies gebeurt, hangt af van het verloop van de vergunningenprocedures en de planning van de aannemer. Hierover volgt te zijner tijd meer informatie. Op een aantal locaties voor natuurvriendelijke Maasoevers wordt na het weghalen van de bestorting meteen een deel van de oevergrond afgegraven om te voorkomen dat dit in de vaarweg belandt en hinder voor de scheepvaart zou kunnen veroorzaken. Daarnaast gaat Martens en Van Oord in totaal 7 beekmondingen natuurlijker inrichten en weer optrekbaar voor vis maken. Alle werkzaamheden moeten uiterlijk december 2019 zijn afgerond.
De Maas heeft de afgelopen 150 jaar door allerlei ingrepen een sterk kanaalachtig karakter gekregen. Dat bleek niet gunstig voor het waterleven in de rivier. Veel van de oorspronkelijke waterplanten, vissen en nuttige kleine waterbeestjes verdwenen door gebrekkige leefomstandigheden. Om de biodiversiteit te verbeteren brengt Rijkswaterstaat daarom samen met andere partijen het authentieke karakter van de Maas weer zoveel mogelijk terug. Zo is al circa 110 km aan natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Ook zijn meer dan 10 uiterwaarden omgevormd tot riviernatuurgebied en werden 20 beekmondingen hersteld. Al deze maatregelen vloeien voort uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Er ligt voor de Maas tot en met 2027 nog een stevige KRW-vervolgopgave aan geulen, oevers en beekmondingen. Rijkswaterstaat zoekt momenteel een ingenieursbureau om daarvoor de planstudie te doen en de realisatie voor te bereiden.
maandag 24 september 2018
Stenendijk in Hasselt onder de loep
Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDODelta) neemt in de periode van half september tot begin november de Stenendijk in Hasselt onder de loep. De Stenendijk voldoet momenteel niet aan de landelijke veiligheidseisen voor dijken en moet worden versterkt.
Omgevingsmanager Aletta Lüchtenborg: 'Om opbouw van de grond te bepalen doen we grondboringen en sonderingen. De fundering van de oude stenen muur wordt ook onderzocht. Daarvoor graaft men een proefsleuf. Dit aanvullend onderzoek is nodig om een beter beeld te krijgen van de opbouw en samenstelling van de dijk en van de stenen muur. Dit betekent dat in deze periode op en rond de dijk sondeerwagens of ander materieel actief zijn. Fugro NL Land B.V voert het onderzoek uit in opdracht van WDODelta.'
Voor het HWBP-project Stenendijk zijn de voorbereidingen begonnen. Op dit moment schrijft WDODelta het plan van aanpak voor de werkzaamheden. In 2019 start het project met de verkenningsfase. In de verkenningsfase inventariseert het waterschap samen met de direct betrokkenen en plaatselijke organisaties welke oplossingen er zijn voor het waterveiligheidsprobleem, passend bij de bijzondere kenmerken van deze dijk en de omgeving.Uiteindelijk leidt dit tot een voorkeursalternatief, dat verder uitgewerkt wordt in 2020. De daadwerkelijke realisatie van de versterking start in 2021.
Omgevingsmanager Aletta Lüchtenborg: 'Om opbouw van de grond te bepalen doen we grondboringen en sonderingen. De fundering van de oude stenen muur wordt ook onderzocht. Daarvoor graaft men een proefsleuf. Dit aanvullend onderzoek is nodig om een beter beeld te krijgen van de opbouw en samenstelling van de dijk en van de stenen muur. Dit betekent dat in deze periode op en rond de dijk sondeerwagens of ander materieel actief zijn. Fugro NL Land B.V voert het onderzoek uit in opdracht van WDODelta.'
Voor het HWBP-project Stenendijk zijn de voorbereidingen begonnen. Op dit moment schrijft WDODelta het plan van aanpak voor de werkzaamheden. In 2019 start het project met de verkenningsfase. In de verkenningsfase inventariseert het waterschap samen met de direct betrokkenen en plaatselijke organisaties welke oplossingen er zijn voor het waterveiligheidsprobleem, passend bij de bijzondere kenmerken van deze dijk en de omgeving.Uiteindelijk leidt dit tot een voorkeursalternatief, dat verder uitgewerkt wordt in 2020. De daadwerkelijke realisatie van de versterking start in 2021.
vrijdag 21 september 2018
WaterCampus organiseert Experience Day
Op zaterdag 22 september van 10.00 tot 15.00 uur opent WaterCampus Leeuwarden zijn deuren voor het grote publiek. Dan is het namelijk WaterCampus Experience Day, een dag speciaal voor iedereen die altijd al eens een kijkje achter de schermen wilde nemen en geïnteresseerd is in het werk van WaterCampus. Er zijn activiteiten, demonstraties, straattheater en nog veel meer. Experience Day gaat vooraf aan de European Water Tech Week (EWTW2018). Tijdens deze week ontmoeten leiders op het gebied van innovatie, technologie en beleid van bedrijven, universiteiten en overheden elkaar in Leeuwarden.
In het Wetsusgebouw presenteren diverse bedrijven zich, waaronder Wetsus zelf, het Centre of Expertise Water Technology (CEW), CIV Water, Wetsus Academy en de European Water Stewardship (EWS). Bezoekers kunnen een exclusief kijkje nemen in de laboratoria en gaan zelf aan de slag met borrelende waterproefjes. In de nieuwe WaterBar kan geproefd worden uit de watermoestuin en vertelt Vitens over de herkomst van ons kraanwater.
In WaterCampus Business Centre ‘Johannes de Doper’ is een heuse Water Escape Room gebouwd en kunnen bezoekers de Water Battle Game spelen. De Water Alliance en de startup bedrijven demonstreren diverse waterinnovaties. En een geluidskunstenaar verzorgt een show van watergeluiden die, dankzij de akoestiek van de kerk, een bijzondere ervaring belooft te worden.
Van Hall Larenstein Hogeschool, Nordwin College en MBO Life Sciences vertellen over de ‘doorlopende leerlijn water’ en demonsteren projecten met spannende namen als Aquaponics en Vertical Farming. Het Waterapplicatiecentrum (WAC), de proefhal voor studenten en bedrijven, is open en bezoekers kunnen op hun gemak rondkijken. Er lopen experts rond die alles kunnen vertellen over wat daar gebeurt.
Bezoekers kunnen roeien in doorzichtige kano’s van Wetterskip Fryslân en spotten dan misschien wel de Onderwaterdrone die rondvaart.
In het Wetsusgebouw presenteren diverse bedrijven zich, waaronder Wetsus zelf, het Centre of Expertise Water Technology (CEW), CIV Water, Wetsus Academy en de European Water Stewardship (EWS). Bezoekers kunnen een exclusief kijkje nemen in de laboratoria en gaan zelf aan de slag met borrelende waterproefjes. In de nieuwe WaterBar kan geproefd worden uit de watermoestuin en vertelt Vitens over de herkomst van ons kraanwater.
In WaterCampus Business Centre ‘Johannes de Doper’ is een heuse Water Escape Room gebouwd en kunnen bezoekers de Water Battle Game spelen. De Water Alliance en de startup bedrijven demonstreren diverse waterinnovaties. En een geluidskunstenaar verzorgt een show van watergeluiden die, dankzij de akoestiek van de kerk, een bijzondere ervaring belooft te worden.
Van Hall Larenstein Hogeschool, Nordwin College en MBO Life Sciences vertellen over de ‘doorlopende leerlijn water’ en demonsteren projecten met spannende namen als Aquaponics en Vertical Farming. Het Waterapplicatiecentrum (WAC), de proefhal voor studenten en bedrijven, is open en bezoekers kunnen op hun gemak rondkijken. Er lopen experts rond die alles kunnen vertellen over wat daar gebeurt.
Bezoekers kunnen roeien in doorzichtige kano’s van Wetterskip Fryslân en spotten dan misschien wel de Onderwaterdrone die rondvaart.
donderdag 20 september 2018
Innovatieve sensoren in Alkmaarse Brug
De provincie Noord-Holland heeft begin september 2018 innovatieve sensoren geplaatst op de Alkmaarse Brug in de provinciale weg N242, gemeente Hollands Kroon. De sensoren geven informatie waarmee storingen, hinder en verkeersopstoppingen worden voorkomen. De Alkmaarse Brug is de eerste brug waar slimme data wordt verzameld met de sensoren.
De metingen op de Alkmaarse Brug geven inzicht over hoe het brugdek uitzet bij warmte en wat de effecten zijn van koelen met water. De provincie wil met deze slimme technologie onder meer goed kunnen voorspellen wanneer een brugdek gekoeld moet worden. Dit kan hinder en storingen voorkomen, verbetert doorstroming van het wegverkeer en de scheepvaart en werkt daarnaast kostenbesparend.
De nieuwe methodiek is door de provincie in samenwerking met het bedrijf InTraffic ontwikkeld en wordt nu het eerst getest op de Alkmaarse brug. De metingen met de sensoren duren een jaar. Deze pilot van de provincie test met innovatieve technologie in de praktijk hoeveel winst slimme data opleveren. Gebiedsaannemer WaakSaam heeft de sensoren geplaatst.
De metingen op de Alkmaarse Brug geven inzicht over hoe het brugdek uitzet bij warmte en wat de effecten zijn van koelen met water. De provincie wil met deze slimme technologie onder meer goed kunnen voorspellen wanneer een brugdek gekoeld moet worden. Dit kan hinder en storingen voorkomen, verbetert doorstroming van het wegverkeer en de scheepvaart en werkt daarnaast kostenbesparend.
De nieuwe methodiek is door de provincie in samenwerking met het bedrijf InTraffic ontwikkeld en wordt nu het eerst getest op de Alkmaarse brug. De metingen met de sensoren duren een jaar. Deze pilot van de provincie test met innovatieve technologie in de praktijk hoeveel winst slimme data opleveren. Gebiedsaannemer WaakSaam heeft de sensoren geplaatst.
woensdag 19 september 2018
Waterschappen willen snelheid in klimaatbeleid
De waterschappen zijn blij met de aandacht voor klimaat in de Miljoenennota. Het kabinet presenteert op deze Prinsjesdag goede intenties voor een klimaatbeleid, maar deze moeten wel snel worden waargemaakt. De waterschappen roepen op om nu echt door te pakken en voldoende middelen beschikbaar te stellen voor klimaatadaptatie en de energietransitie.
De afgelopen zomer met droogte en wateroverlast laat zien dat weersextremen al aan de orde van de dag zijn en tot grote schade leiden. Samen met het Rijk hebben de decentrale overheden daarom afspraken gemaakt over klimaatadaptatie in het Interbestuurlijk Programma.
Hans Oosters, voorzitter van de Unie van Waterschappen: “De waterschappen putten vertrouwen uit de lopende gesprekken met minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat). We zijn er optimistisch over dat er op korte termijn extra noodzakelijke middelen beschikbaar komen vanuit het Rijk om de maatregelen en projecten versneld uit te kunnen voeren. Met de huidige klimaatverandering is wachten geen optie meer.”
De zeespiegel stijgt daarbij mogelijk veel sneller dan voorzien, blijkt uit vandaag gepresenteerd onderzoek dat Deltares in opdracht van het Deltaprogramma uitvoerde. De waterschappen weten dat de verwachtingen steeds alarmerender worden, wat het belang van goede en tijdige voorbereiding onderstreept. Rijkswaterstaat en de waterschappen werken daarom voortdurend aan sterke dijken en versterken de komende dertig jaar 1.100 km dijken: de grootste dijkversterkingsoperatie ooit.
Hans Oosters: “Zonder een actief klimaat- en energiebeleid is het echter dweilen met de kraan open en wordt de schade door weersextremen onbeheersbaar. Er is daarom een snelle overgang naar duurzame energie nodig om verdere klimaatverandering te beperken. Een ambitieus klimaatakkoord is hiervoor absoluut noodzakelijk.”
Waterschappen zijn al één van de grootste leveranciers van biogas in Nederland en bieden met thermische energie uit water (aquathermie) een kansrijk alternatief voor aardgas. Dat er in de Prinsjesdagstukken geen aandacht is voor aquathermie zien de waterschappen als een gemiste kans. Om de overgang naar duurzame energie en aardgasvrije wijken voor elkaar te krijgen is meer nodig dan de goede intenties van het kabinet. Zonder steun, ruimte en middelen van het Rijk kan toepassing van veelbelovende energiebronnen niet worden gerealiseerd.
De afgelopen zomer met droogte en wateroverlast laat zien dat weersextremen al aan de orde van de dag zijn en tot grote schade leiden. Samen met het Rijk hebben de decentrale overheden daarom afspraken gemaakt over klimaatadaptatie in het Interbestuurlijk Programma.
Hans Oosters, voorzitter van de Unie van Waterschappen: “De waterschappen putten vertrouwen uit de lopende gesprekken met minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat). We zijn er optimistisch over dat er op korte termijn extra noodzakelijke middelen beschikbaar komen vanuit het Rijk om de maatregelen en projecten versneld uit te kunnen voeren. Met de huidige klimaatverandering is wachten geen optie meer.”
De zeespiegel stijgt daarbij mogelijk veel sneller dan voorzien, blijkt uit vandaag gepresenteerd onderzoek dat Deltares in opdracht van het Deltaprogramma uitvoerde. De waterschappen weten dat de verwachtingen steeds alarmerender worden, wat het belang van goede en tijdige voorbereiding onderstreept. Rijkswaterstaat en de waterschappen werken daarom voortdurend aan sterke dijken en versterken de komende dertig jaar 1.100 km dijken: de grootste dijkversterkingsoperatie ooit.
Hans Oosters: “Zonder een actief klimaat- en energiebeleid is het echter dweilen met de kraan open en wordt de schade door weersextremen onbeheersbaar. Er is daarom een snelle overgang naar duurzame energie nodig om verdere klimaatverandering te beperken. Een ambitieus klimaatakkoord is hiervoor absoluut noodzakelijk.”
Waterschappen zijn al één van de grootste leveranciers van biogas in Nederland en bieden met thermische energie uit water (aquathermie) een kansrijk alternatief voor aardgas. Dat er in de Prinsjesdagstukken geen aandacht is voor aquathermie zien de waterschappen als een gemiste kans. Om de overgang naar duurzame energie en aardgasvrije wijken voor elkaar te krijgen is meer nodig dan de goede intenties van het kabinet. Zonder steun, ruimte en middelen van het Rijk kan toepassing van veelbelovende energiebronnen niet worden gerealiseerd.
dinsdag 18 september 2018
Eems-Dollard 2050 opent deuren: hoe kun je slib nuttig gebruiken?
Wat kun je allemaal doen met het overtollige slib uit de Eems-Dollard? En hoe houd je tegelijkertijd het kustgebied bij Delfzijl veilig en leefbaar? Dat konden deelnemers aan de conferentie Eems-Dollard 2050 op 14 september met eigen ogen zien. Eems-Dollard 2050 is de naam van het programma waarin wordt gewerkt aan de versterking van de natuur, economie en leefbaarheid in het Eems-Dollardgebied. Ongeveer 200 deelnemers kwamen bijeen op de pier van Oterdum en maakten daarna een rondje langs verschillende projecten.
De Eems-Dollard is een zogeheten estuarium: de plek waar zoet rivierwater (van de Eems) en zout zeewater (van de Waddenzee) samenkomen. Het gebied is rijk aan bijzondere planten en dieren, maar is de afgelopen decennia ecologisch sterk achteruit gegaan. Het water is troebel vanwege het vele slib, veroorzaakt door bijvoorbeeld het uitbaggeren van vaargeulen. Dat heeft een negatief effect op het natuurlijke evenwicht in het gebied. In het programma Eems-Dollard 2050 werken verschillende partijen (waaronder de provincie Groningen) samen om de hoeveelheid slib terug te dringen. Ook is daarbij aandacht voor de vele economische activiteiten in het gebied en de veiligheid van de dijken.
De afgelopen jaren is er op veel verschillende manieren geëxperimenteerd met overtollig slib uit de Eems-Dollard, in combinatie met het versterken van dijken. Deelnemers van de conferentie, veelal vertegenwoordigers van overheden, bedrijven en natuurorganisaties, hadden nu de kans deze projecten van dichtbij te bekijken. Ze bezochten onder meer de Kleirijperij, de Brede Groene Dijk en de Polder Breebaart, projecten waarbij slib wordt gebruikt voor de versterking van de dijken bij Delfzijl.
De Eems-Dollard is een zogeheten estuarium: de plek waar zoet rivierwater (van de Eems) en zout zeewater (van de Waddenzee) samenkomen. Het gebied is rijk aan bijzondere planten en dieren, maar is de afgelopen decennia ecologisch sterk achteruit gegaan. Het water is troebel vanwege het vele slib, veroorzaakt door bijvoorbeeld het uitbaggeren van vaargeulen. Dat heeft een negatief effect op het natuurlijke evenwicht in het gebied. In het programma Eems-Dollard 2050 werken verschillende partijen (waaronder de provincie Groningen) samen om de hoeveelheid slib terug te dringen. Ook is daarbij aandacht voor de vele economische activiteiten in het gebied en de veiligheid van de dijken.
De afgelopen jaren is er op veel verschillende manieren geëxperimenteerd met overtollig slib uit de Eems-Dollard, in combinatie met het versterken van dijken. Deelnemers van de conferentie, veelal vertegenwoordigers van overheden, bedrijven en natuurorganisaties, hadden nu de kans deze projecten van dichtbij te bekijken. Ze bezochten onder meer de Kleirijperij, de Brede Groene Dijk en de Polder Breebaart, projecten waarbij slib wordt gebruikt voor de versterking van de dijken bij Delfzijl.
Tauw ondersteunt bij beoordeling veiligheid dijken in Flevoland
De nieuwe normen van het Wettelijk beoordelingsinstrumentarium (WBI) geven aan hoe veilig een dijk moet zijn om ons te beschermen tegen overstromingen. Om ervoor te zorgen dat de dijken in Flevoland aan deze nieuwe normen voldoen, gaat waterschap Zuiderzeeland in korte tijd alle dijktrajecten in Flevoland beoordelen. Een enorme klus waaraan ook Tauw bijdraagt.
Een team van specialisten van waterschap Zuiderzeeland is onlangs begonnen om de waterveiligheid van het eerste dijktraject - de IJsselmeerdijk tussen Lelystad en de Ketelbrug (traject 8.3) - te beoordelen aan de hand van deze WBI systematiek. De eindresultaten hiervan worden gerapporteerd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die toezicht houdt op de veiligheid van de dijken.
De dijktrajecten die hierna volgen zijn traject 8.1 de dijken langs het Eemmeer en Gooimeer en traject 8.2 de Oostvaardersdijk gelegen aan het Markermeer.
Een team van specialisten van waterschap Zuiderzeeland is onlangs begonnen om de waterveiligheid van het eerste dijktraject - de IJsselmeerdijk tussen Lelystad en de Ketelbrug (traject 8.3) - te beoordelen aan de hand van deze WBI systematiek. De eindresultaten hiervan worden gerapporteerd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die toezicht houdt op de veiligheid van de dijken.
De dijktrajecten die hierna volgen zijn traject 8.1 de dijken langs het Eemmeer en Gooimeer en traject 8.2 de Oostvaardersdijk gelegen aan het Markermeer.
maandag 17 september 2018
Akkoord over duurzame visserij IJsselmeer
Een toekomstbestendige en duurzame IJsselmeervisserij, waarbij het herstel en behoud van de visstand bepalend is voor de hoeveelheid vis die gevangen mag worden. Minister Carola Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) heeft hierover overeenstemming bereikt met vissers en sportvissers, betrokken provincies, Vogelbescherming, Rijkswaterstaat en stichting Het Blauwe Hart. De sector moet ‘oogsten uit de rente’, de natuurlijke aanwas van de visbestanden, zo luidt het credo. Daar profiteren de visser en de natuur van. De afspraken over een kleinere vloot, beperking van de vangstcapaciteit en strengere regels staan in een brief die vandaag aan de Tweede Kamer is gestuurd.
Minister Schouten: “Dit is een mijlpaal voor het IJsselmeer. Het begin is er en daarmee is de belangrijkste horde genomen. We hebben nu allemaal hetzelfde doel voor ogen: een gezonde visstand, een vitaal ecosysteem, duurzame visvangst en een kleinere, economisch gezonde groep IJsselmeervissers. Dat is waar we de komende jaren gezamenlijk aan gaan werken.”
Het gaat nog altijd niet goed met de visstand in het IJsselmeer. Dit geldt in het bijzonder voor blankvoorn en brasem. Nadat een eerder plan (het zogenoemde plan B) van de sector niet tot een oplossing leidde, heeft minister Schouten de partijen opnieuw om tafel geroepen. Dat heeft geleid tot nieuwe afspraken voor de periode 2018-2021. De afspraken hebben tot doel dat de visbestanden in het IJsselmeer qua omvang, samenstelling en populatieopbouw weer gaan passen bij de draagkracht van het ecosysteem.
Een advies van Wageningen Marine Research om de vangsten te verminderen zal worden opgevolgd. Wageningen Economic Research onderzoekt hoe dat het beste kan. Bijvoorbeeld door het aantal toegestane netten te verminderen, of een gesloten periode of gesloten gebieden te introduceren. Met de provincies wordt gezamenlijk gekeken naar maatregelen die niet alleen bijdragen aan het herstel van de vis, maar ook naar maatregelen die het risico op bijvangsten van futen, aalscholvers en kuifeenden verminderen.
Tegelijkertijd worden de regelgeving, controle en handhaving aangescherpt. De papieren logboeken van vissers worden vervangen door een verplichte, digitale vangstregistratie, en vissersschepen moeten voortaan een betrouwbaar volgsysteem aan boord hebben.
De partijen zijn het eens geworden over herstructurering van de vloot. De financiering hiervan is nog onderwerp van overleg tussen de rijksoverheid en de provincies Flevoland, Friesland en Noord-Holland. Dit alles leidt tot een kleine, economische gezonde, sector met stabiliteit in de opbrengsten, en tot een duurzame IJsselmeervisserij die in balans is met natuur, milieu en recreatie. De betrokken partijen gaan nu samen aan de slag om de afspraken en maatregelen uit te werken.
Minister Schouten: “Dit is een mijlpaal voor het IJsselmeer. Het begin is er en daarmee is de belangrijkste horde genomen. We hebben nu allemaal hetzelfde doel voor ogen: een gezonde visstand, een vitaal ecosysteem, duurzame visvangst en een kleinere, economisch gezonde groep IJsselmeervissers. Dat is waar we de komende jaren gezamenlijk aan gaan werken.”
Het gaat nog altijd niet goed met de visstand in het IJsselmeer. Dit geldt in het bijzonder voor blankvoorn en brasem. Nadat een eerder plan (het zogenoemde plan B) van de sector niet tot een oplossing leidde, heeft minister Schouten de partijen opnieuw om tafel geroepen. Dat heeft geleid tot nieuwe afspraken voor de periode 2018-2021. De afspraken hebben tot doel dat de visbestanden in het IJsselmeer qua omvang, samenstelling en populatieopbouw weer gaan passen bij de draagkracht van het ecosysteem.
Een advies van Wageningen Marine Research om de vangsten te verminderen zal worden opgevolgd. Wageningen Economic Research onderzoekt hoe dat het beste kan. Bijvoorbeeld door het aantal toegestane netten te verminderen, of een gesloten periode of gesloten gebieden te introduceren. Met de provincies wordt gezamenlijk gekeken naar maatregelen die niet alleen bijdragen aan het herstel van de vis, maar ook naar maatregelen die het risico op bijvangsten van futen, aalscholvers en kuifeenden verminderen.
Tegelijkertijd worden de regelgeving, controle en handhaving aangescherpt. De papieren logboeken van vissers worden vervangen door een verplichte, digitale vangstregistratie, en vissersschepen moeten voortaan een betrouwbaar volgsysteem aan boord hebben.
De partijen zijn het eens geworden over herstructurering van de vloot. De financiering hiervan is nog onderwerp van overleg tussen de rijksoverheid en de provincies Flevoland, Friesland en Noord-Holland. Dit alles leidt tot een kleine, economische gezonde, sector met stabiliteit in de opbrengsten, en tot een duurzame IJsselmeervisserij die in balans is met natuur, milieu en recreatie. De betrokken partijen gaan nu samen aan de slag om de afspraken en maatregelen uit te werken.
Noord-Holland overweegt zoet water per schip aan te voeren
In delen van het IJsselmeer is - ondanks de eerder genomen maatregelen – sprake van een te hoog zoutgehalte als gevolg van de langdurige droogte. Dat heeft er toe geleid dat bij Andijk afgelopen week geen water meer is ingenomen voor de productie van drinkwater. Omdat de situatie bij Andijk onzeker blijft, heeft minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) besloten om een aanvullende maatregel voor te bereiden: het aanvoeren van zoet water per schip uit andere delen van het IJsselmeer.
Uit metingen is gebleken dat het zoutgehalte voor de kust van Andijk afgelopen weken hoger is dan gewenst voor de productie van drinkwater. Dit is de locatie waar PWN water inneemt voor drinkwaterbereiding voor West-Friesland. De kwaliteit van het drinkwater is niet in het geding, maar het oplopende zoutgehalte kan er voor zorgen dat het drinkwater net iets anders smaakt dan mensen gewend zijn. Om ervoor te zorgen dat het water uit de kraan voor de 60.000 huishoudens in West-Friesland voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, neemt de minister deze maatregel. De schepen kunnen indien nodig iets verder weg water uit het IJsselmeer halen, daar waar het zoutgehalte laag is.
Rijkswaterstaat is op dit moment samen met drinkwaterbedrijf PWN bezig met de voorbereidingen, zodat de schepen medio deze week kunnen gaan varen. Deze schepen zullen het zoete water inwinnen, vervolgens terugvaren en de bekkens van drinkwaterbedrijf PWN met het water bijvullen. De kwaliteit van het drinkwater, inclusief de smaak, is daarmee gegarandeerd.
Om het zoutgehalte in het IJsselmeer te verlagen zijn al meerdere maatregelen genomen, zoals regelmatig spuien en pompen bij Kornwerderzand en Den Oever en het plaatsen van bellenschermen. Omdat dit nog niet voldoende effect heeft voor de inname van water voor de drinkwatervoorziening, is deze aanvullende maatregel genomen.
Uit metingen is gebleken dat het zoutgehalte voor de kust van Andijk afgelopen weken hoger is dan gewenst voor de productie van drinkwater. Dit is de locatie waar PWN water inneemt voor drinkwaterbereiding voor West-Friesland. De kwaliteit van het drinkwater is niet in het geding, maar het oplopende zoutgehalte kan er voor zorgen dat het drinkwater net iets anders smaakt dan mensen gewend zijn. Om ervoor te zorgen dat het water uit de kraan voor de 60.000 huishoudens in West-Friesland voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, neemt de minister deze maatregel. De schepen kunnen indien nodig iets verder weg water uit het IJsselmeer halen, daar waar het zoutgehalte laag is.
Rijkswaterstaat is op dit moment samen met drinkwaterbedrijf PWN bezig met de voorbereidingen, zodat de schepen medio deze week kunnen gaan varen. Deze schepen zullen het zoete water inwinnen, vervolgens terugvaren en de bekkens van drinkwaterbedrijf PWN met het water bijvullen. De kwaliteit van het drinkwater, inclusief de smaak, is daarmee gegarandeerd.
Om het zoutgehalte in het IJsselmeer te verlagen zijn al meerdere maatregelen genomen, zoals regelmatig spuien en pompen bij Kornwerderzand en Den Oever en het plaatsen van bellenschermen. Omdat dit nog niet voldoende effect heeft voor de inname van water voor de drinkwatervoorziening, is deze aanvullende maatregel genomen.
zaterdag 15 september 2018
Nog altijd lage wateraanvoer Rijn en Maas
De droogte in Nederland is nog niet voorbij. Door beperkte neerslag in het stroomgebied van de Rijn en de Maas blijft de wateraanvoer de komende twee weken laag. Het gemiddelde neerslagtekort in Nederland is in de afgelopen maand ongeveer gelijk gebleven, maar er zijn wel grote regionale verschillen ten gevolge van de (lokaal hevige) neerslag in de afgelopen periode.
In grote delen van Zuid- en Oost-Nederland blijven, vooral op de hogere zandgronden, de grondwaterstanden laag. Het herstel van de grondwaterstanden zal nog geruime tijd duren. Door de lage waterstanden van de rivieren blijven er beperkingen voor de scheepvaart. Het beschikbare water van de grote rivieren wordt geoptimaliseerd ingezet ten behoeve van de vaardiepte voor de scheepvaart, de bestrijding van de verzilting en het stimuleren van de vistrek. De verziltingsproblematiek in de kustregio’s is stabiel. De beschikbare watervoorraden in het IJsselmeergebied worden ingezet voor de bestrijding van de verzilting van het IJsselmeer.
In delen van het IJsselmeer is - ondanks de eerder genomen maatregelen – sprake van een te hoog zoutgehalte als gevolg van de langdurige droogte. Dat heeft er toe geleid dat bij Andijk afgelopen week geen water meer is ingenomen voor de productie van drinkwater. Omdat de situatie bij Andijk onzeker blijft, heeft minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) besloten om een aanvullende maatregel voor te bereiden: het aanvoeren van zoet water per schip uit andere delen van het IJsselmeer.
De waterkwaliteit laat een gunstige ontwikkeling zien, maar is op veel locaties nog onvoldoende. Er wordt nog steeds melding gemaakt van blauwalg, botulisme en vissterfte. Rijkswaterstaat adviseert recreanten de website Zwemwater te raadplegen over de waterkwaliteit van de officiële buitenzwemlocaties.
Beperkingen voor de scheepvaart blijven van kracht. Door de lage Rijnafvoer kunnen schepen nog altijd minder lading meenemen. De wachttijden voor het schutten zijn over het algemeen beperkt. De scheepvaart wordt van de actuele situatie op de hoogte gehouden via onder andere berichten aan de scheepvaart (BAS) en de website Vaarweginformatie. Waterbeheerders doen hun uiterste best om de waterstand waar mogelijk te verhogen en de hinder voor de branche zo beperkt mogelijk te houden. Continu wordt gemonitord of de beperkingen kunnen worden verminderd of opgeheven.
De LCW (Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling) is actief, volgt de droogtesituatie nauwlettend en treft waar nodig maatregelen. Rijkswaterstaat en de waterschappen zetten zich in om zo efficiënt mogelijk met het beschikbare water om te gaan.
Wanneer sprake is van een (dreigend) watertekort of droogte, stellen we een droogtemonitor op. Hierin worden de huidige situatie en de verwachtingen beschreven voor watertekort of droogte. De informatie is gebaseerd op gegevens van waterschappen, KNMI en Rijkswaterstaat. Momenteel wordt de droogtemonitor wekelijks verspreid onder onze waterpartners, zolang er sprake is van watertekorten.
In grote delen van Zuid- en Oost-Nederland blijven, vooral op de hogere zandgronden, de grondwaterstanden laag. Het herstel van de grondwaterstanden zal nog geruime tijd duren. Door de lage waterstanden van de rivieren blijven er beperkingen voor de scheepvaart. Het beschikbare water van de grote rivieren wordt geoptimaliseerd ingezet ten behoeve van de vaardiepte voor de scheepvaart, de bestrijding van de verzilting en het stimuleren van de vistrek. De verziltingsproblematiek in de kustregio’s is stabiel. De beschikbare watervoorraden in het IJsselmeergebied worden ingezet voor de bestrijding van de verzilting van het IJsselmeer.
In delen van het IJsselmeer is - ondanks de eerder genomen maatregelen – sprake van een te hoog zoutgehalte als gevolg van de langdurige droogte. Dat heeft er toe geleid dat bij Andijk afgelopen week geen water meer is ingenomen voor de productie van drinkwater. Omdat de situatie bij Andijk onzeker blijft, heeft minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) besloten om een aanvullende maatregel voor te bereiden: het aanvoeren van zoet water per schip uit andere delen van het IJsselmeer.
De waterkwaliteit laat een gunstige ontwikkeling zien, maar is op veel locaties nog onvoldoende. Er wordt nog steeds melding gemaakt van blauwalg, botulisme en vissterfte. Rijkswaterstaat adviseert recreanten de website Zwemwater te raadplegen over de waterkwaliteit van de officiële buitenzwemlocaties.
Beperkingen voor de scheepvaart blijven van kracht. Door de lage Rijnafvoer kunnen schepen nog altijd minder lading meenemen. De wachttijden voor het schutten zijn over het algemeen beperkt. De scheepvaart wordt van de actuele situatie op de hoogte gehouden via onder andere berichten aan de scheepvaart (BAS) en de website Vaarweginformatie. Waterbeheerders doen hun uiterste best om de waterstand waar mogelijk te verhogen en de hinder voor de branche zo beperkt mogelijk te houden. Continu wordt gemonitord of de beperkingen kunnen worden verminderd of opgeheven.
De LCW (Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling) is actief, volgt de droogtesituatie nauwlettend en treft waar nodig maatregelen. Rijkswaterstaat en de waterschappen zetten zich in om zo efficiënt mogelijk met het beschikbare water om te gaan.
Wanneer sprake is van een (dreigend) watertekort of droogte, stellen we een droogtemonitor op. Hierin worden de huidige situatie en de verwachtingen beschreven voor watertekort of droogte. De informatie is gebaseerd op gegevens van waterschappen, KNMI en Rijkswaterstaat. Momenteel wordt de droogtemonitor wekelijks verspreid onder onze waterpartners, zolang er sprake is van watertekorten.
vrijdag 14 september 2018
Nieuwe vaarweg loopt gecontroleerd vol
De provincie Zuid-Holland legt een nieuwe vaarweg aan in de Delftse Schie. Delfland is nauw betrokken voor de stevigheid van de kades, het beheren van het waterpeil en de waterkwaliteit. In dit bijzondere project is een belangrijke mijlpaal bereikt: de nieuw aangelegde vaarweg vult zich geleidelijk met water.
ln de Delftse Schie zitten ter hoogte van het dorp Overschie twee stevige haakse bochten. Voor grotere schepen zijn deze een knelpunt. De provincie heeft daarom besloten een 800 meter lange bypass te maken, waardoor schepen in het vervolg gewoon rechtdoor kunnen varen. Dat is veiliger en efficiënter. Sinds 2016 wordt hieraan gewerkt.
Eind vorige week is gestart met het laten vollopen van de nieuwe vaargeul. Vanwege de aanhoudende droogte is dit op ons verzoek eerder uitgesteld, maar nu wordt er elke dag vanuit de Schie zo’n 5.500 m3 water in het nieuwe kanaal gelaten. Het water stijgt per dag ongeveer 14 cm. Bij dit tempo is eind deze maand het gewenste waterpeil bereikt.
Het vullen gaat dus geleidelijk en gecontroleerd, in goed overleg met onze peilbeheerders. De nieuwe vaarweg is nog afgedamd. Wij controleren nauwgezet hoe de dijken langs de vaargeul zich gedragen en of alles op gebied van waterhuishouding naar behoren werkt.
Naar verwachting wordt de nieuwe vaarweg begin volgend jaar kan in gebruik genomen.
ln de Delftse Schie zitten ter hoogte van het dorp Overschie twee stevige haakse bochten. Voor grotere schepen zijn deze een knelpunt. De provincie heeft daarom besloten een 800 meter lange bypass te maken, waardoor schepen in het vervolg gewoon rechtdoor kunnen varen. Dat is veiliger en efficiënter. Sinds 2016 wordt hieraan gewerkt.
Eind vorige week is gestart met het laten vollopen van de nieuwe vaargeul. Vanwege de aanhoudende droogte is dit op ons verzoek eerder uitgesteld, maar nu wordt er elke dag vanuit de Schie zo’n 5.500 m3 water in het nieuwe kanaal gelaten. Het water stijgt per dag ongeveer 14 cm. Bij dit tempo is eind deze maand het gewenste waterpeil bereikt.
Het vullen gaat dus geleidelijk en gecontroleerd, in goed overleg met onze peilbeheerders. De nieuwe vaarweg is nog afgedamd. Wij controleren nauwgezet hoe de dijken langs de vaargeul zich gedragen en of alles op gebied van waterhuishouding naar behoren werkt.
Naar verwachting wordt de nieuwe vaarweg begin volgend jaar kan in gebruik genomen.
donderdag 13 september 2018
Wetenschap en waterschappen gaan samen aan groene waterzuivering werken
Na anderhalf jaar onderzoek hebben wetenschappers van de Radboud Universiteit en Wageningen Universiteit laten zien dat het principe van Aquafarm werkt. In een Aquafarm leven waterplanten en dieren in het afvalwater die op een efficiënte manier afvalstoffen uit het water halen. Hiermee moet het water schoner worden dan nu het geval is, en daarmee voldoen aan de Europese richtlijn voor natuurlijke wateren. Een ander doel is om deze natuurlijke waterzuivering te combineren met het produceren van grondstoffen, zoals eiwitten en vetten, die gewonnen kunnen worden uit de planten en dieren.
Uit het onderzoek blijkt dat twee organismen goed samenwerken in de waterbakken van de Aquafarm: zoetwaterwormen, die slibdeeltjes afbreken, en de grote kroosvaren, een drijvende waterplant die het water zuivert door opgeloste nutriënten op te nemen, zoals fosfor. ‘Maar uiteindelijk kunnen er veel meer organismen aan toegevoegd worden, zoals mosselen, kreeftjes en andere waterplanten’, zegt Leon Lamers, hoogleraar Aquatische ecologie en milieubiologie aan de Radboud Universiteit.
‘Met Aquafarm willen de waterschappen deelnemen aan een circulaire economie’, zegt Lamers. Dat betekent dus dat de afvalstoffen zo goed mogelijk worden hergebruikt. Daarom kijken de onderzoekers goed naar welke omstandigheden nodig zijn voor de productie van bepaalde gewilde producten, zoals eiwitten en vetten, maar ook groene meststoffen, visvoer of lijmcoatings. Ook is er al een praktijkproef gedaan bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie Dodewaard, waarbij ruim 400 kilo kroos is geoogst die nu wordt gebruikt om lijm te produceren.
Het onderzoek naar duurzame manieren van waterzuivering wordt steeds belangrijker. ‘Medicijnresten die in het rioolwater terechtkomen, worden op dit moment eigenlijk per toeval verwijderd door bacteriën in de huidige waterzuiveringsinstallaties, maar niet alles wordt hiermee verwijderd. Hiervoor zijn nu dure extra technieken nodig. Als we niet gauw meer inzicht krijgen in het proces, komen er uiteindelijk te veel medicijnresten en andere nieuwe vervuilende stoffen in ons drinkwater’, zegt medeonderzoeker Tamara van Bergen.
Daarnaast is er momenteel veel uitstoot van broeikasgassen (kooldioxide, methaan, lachgas) tijdens waterzuivering. Lamers: ‘In de komende jaren willen we ons ook focussen op hoe we de emissie van deze gassen op een slimme manier kunnen verlagen in Aquafarm. Dit kan door biomassa te oogsten en te zorgen dat methaan en lachgas door bacteriën op planten afgebroken worden.’
Naast de verdere experimenten op kleinere schaal in het kassencomplex van de Radboud Universiteit, gaat Aquafarm de komende jaren aan de slag met het opschalen van het principe bij waterzuiveringsinstallaties. ‘Omdat we dan met grote wateroppervlaktes zitten, komen we weer nieuwe uitdagingen tegen, zoals ruimtewinst door stapelen en het in toom houden van infecties’, aldus Lamers. ‘De financiering is deze maand net rond, dus we kunnen aan de slag!’
woensdag 12 september 2018
Europese subsidie voor verbetering kwaliteit en beschikbaarheid water
Waterschappen, gemeenten en samenwerkingsverbanden kunnen van 3 september tot en met 12 oktober 2018 subsidie aanvragen om de kwaliteit en de hoeveelheid water in watergangen te verbeteren. Het totale subsidiebedrag van €582.000 komt uit het Europese subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling (POP3).
Maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen zijn onder andere:
het aanleggen van een nieuwe stuw of dam waarbij vissen kunnen passeren
het aanleggen van voorzieningen waardoor vissen kunnen passeren bij een bestaande stuw
het geven van een natuurlijke vorm aan waterlopen, zoals beekherstel
het verbeteren van waterevenwicht voor landbouw en natuurbehoud, bijvoorbeeld door het verminderen van stroomsnelheid en waterhoeveelheid of hetondieper maken van de watergangen.
Waterschappen, gemeenten en samenwerkingsverbanden kunnen de subsidie aanvragen. Zo kunnen waterschappen en gemeenten met bijvoorbeeld landbouwers, grondeigenaren, grondgebruikers of landbouw-, natuur-, of landschapsorganisaties een samenwerking aangaan.
Maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen zijn onder andere:
het aanleggen van een nieuwe stuw of dam waarbij vissen kunnen passeren
het aanleggen van voorzieningen waardoor vissen kunnen passeren bij een bestaande stuw
het geven van een natuurlijke vorm aan waterlopen, zoals beekherstel
het verbeteren van waterevenwicht voor landbouw en natuurbehoud, bijvoorbeeld door het verminderen van stroomsnelheid en waterhoeveelheid of hetondieper maken van de watergangen.
Waterschappen, gemeenten en samenwerkingsverbanden kunnen de subsidie aanvragen. Zo kunnen waterschappen en gemeenten met bijvoorbeeld landbouwers, grondeigenaren, grondgebruikers of landbouw-, natuur-, of landschapsorganisaties een samenwerking aangaan.
dinsdag 11 september 2018
Grens bereikt bij medewerkers Dunea: staking voor goede cao
Medewerkers van Dunea staken op dinsdag 11 september 2018 voor een goede cao Waterbedrijven. De directeur van Dunea is tevens de cao onderhandelaar namens de werkgevers van de Waterbedrijven. Op de stoep van het hoofdkantoor van Dunea in Zoetermeer houden werknemers een protestlunch. Eerder staakten honderden medewerkers bij Vitens op verschillende locaties en vorige week bij WML in Limburg.
De cao van ongeveer 5000 medewerkers van de vijftien waterbedrijven en waterlaboratoria verliep op 1 juli 2017. De medewerkers eisen minimaal een loonsverhoging van 2,5% per jaar met terugwerkende kracht.
De cao van ongeveer 5000 medewerkers van de vijftien waterbedrijven en waterlaboratoria verliep op 1 juli 2017. De medewerkers eisen minimaal een loonsverhoging van 2,5% per jaar met terugwerkende kracht.
Waterschap werkt mee aan pilot voor vitaal buitengebied in Zundert
Voorafgaand aan het Corso op 2 september, hebben de gemeente Zundert, de Provincie Noord-Brabant, waterschap Brabantse Delta en de dorpsraden van Achtmaal, Wernhout en Klein Zundert de handen ineengeslagen voor de allereerste West-Brabantse pilot voor een vitaal buitengebied. Op initiatief van de gemeente Zundert werken de organisaties in 2019 aan een ‘omgevingsvisie buitengebied Zundert’ en de aanpak van agrarische leegstand. Het betreft een integrale aanpak gericht op thema’s zoals economie, water en klimaatverandering.
In de pilot werken de partners aan een toekomstbestendige omgevingsvisie. Dit is onderdeel van de implementatie van de Omgevingswet, die in 2021 wordt ingevoerd. Een lange-termijnaanpak voor het beperken van de gevolgen van de klimaatverandering met aandacht voor het waterbeheer, maakt hier deel van uit. Water is een belangrijk element in de economische ontwikkeling van Zundert. De aanpak van de agrarische leegstand is ook een wezenlijk onderdeel van de pilot waardoor er een kruisbestuiving ontstaat. “Dat is nodig want het buitengebied is stevig in verandering. Het aantal lege stallen en schuren in Brabant groeit snel. De beekdalen, bieden kansen voor het tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering, zoals droogte en extreme regenval. Ook veiligheid, recreatie en gezondheid in het buitengebied zijn grote opgaven. Ik ben blij met het enthousiasme en het lef in Zundert om hierin samen de hand aan de ploeg te slaan, slimme combinaties te zoeken. Als provincie ondersteunen wij dit initiatief dus graag, ” aldus Erik van Merrienboer, gedeputeerde Ruimte en Financiën.
In de pilot werken de partners aan een toekomstbestendige omgevingsvisie. Dit is onderdeel van de implementatie van de Omgevingswet, die in 2021 wordt ingevoerd. Een lange-termijnaanpak voor het beperken van de gevolgen van de klimaatverandering met aandacht voor het waterbeheer, maakt hier deel van uit. Water is een belangrijk element in de economische ontwikkeling van Zundert. De aanpak van de agrarische leegstand is ook een wezenlijk onderdeel van de pilot waardoor er een kruisbestuiving ontstaat. “Dat is nodig want het buitengebied is stevig in verandering. Het aantal lege stallen en schuren in Brabant groeit snel. De beekdalen, bieden kansen voor het tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering, zoals droogte en extreme regenval. Ook veiligheid, recreatie en gezondheid in het buitengebied zijn grote opgaven. Ik ben blij met het enthousiasme en het lef in Zundert om hierin samen de hand aan de ploeg te slaan, slimme combinaties te zoeken. Als provincie ondersteunen wij dit initiatief dus graag, ” aldus Erik van Merrienboer, gedeputeerde Ruimte en Financiën.
maandag 10 september 2018
Weinig aandacht voor waterduurzaamheid bij grote Nederlandse investeerders
Grote Nederlandse investeerders hebben in hun investeringsplannen te weinig aandacht voor waterduurzaamheid. Rick Hogeboom, promovendus aan de Universiteit Twente, ontwikkelde een meetlat om duurzaam omgaan met water bij grote banken, verzekeraars en pensioenfondsen in kaart te brengen. De twintig onderzochte bedrijven scoren daarin doorgaans matig. Het onderzoek is de basis voor het artikel ‘Water sustainability of investors: development and application of an assessment framework’, dat werd gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Cleaner Production.
Door hun investeringskeuzes bepalen banken, verzekeraars en pensioenfondsen in sterke mate hoe de economie van morgen eruit komt te zien. En daarmee hoe het met de waterbronnen en -voorraden gesteld zal zijn. En daar is nog een wereld te winnen, stelt Hogeboom.
Hogeboom en zijn collega’s ontwikkelden een model om businessmodellen en investeringsvoorstellen te beoordelen, gebaseerd op het Water Footprint-concept. De Water Footprint is een alomvattende indicator van watervraag en -vervuiling, die in de ruimte en de tijd zowel directe waterconsumptie en -vervuiling in de operaties van beoogde investeringsactiviteiten weergeeft als indirecte consumptie en vervuiling in de bevoorradingsketen van deze activiteiten.
In een casestudy namen de onderzoekers twintig Nederlandse investeerders onder de loep. Aan de hand van criteria in drie categorieën wordt de watervoetafdruk geanalyseerd: efficiënte allocatie, duurzame schaal en eerlijke verdeling. Efficiënte allocatie draait om de efficiënte inzet van water in het productieproces, duurzame schaal vergelijkt het totaal van alle watergebruikers in de regio met ecologische plafondwaarden en het criterium eerlijke verdeling maakt inzichtelijk hoe het gebruik zich verhoudt tot andere gebruikers, niet in de laatste plaats huishoudelijk water.
Noodzaak voor aandacht voor water
Het World Economic Forum, waar leiders uit politiek en bedrijfsleven samenkomen, waarschuwde vorig jaar dat watercrises een van de grootste systeemrisico’s vormen voor de mondiale economie in termen van impact, van dezelfde orde als massavernietigingswapens en grootschalige migratie.
“Het model dat we ontwikkeld hebben, kan investeerders helpen beter te doordenken welke implicaties hun keuzes hebben op het gebied van waterduurzaamheid. We zien dat er veel over duurzaamheid wordt gesproken, maar dan gaat het met name over terugdringen van CO2”, stelt Hogeboom, “Het operationaliseren van de prestaties op het gebied van waterduurzaamheid behoeft nog veel aandacht, er lijkt sprake te zijn van veel onwetendheid bij investeerders. In hun rapportages komt de indicator waterduurzaamheid nauwelijks voor. Vaak blijft het bij verhalen over nieuwe ecotoiletten of andere kleine maatregelen, terwijl de grote winst juist te boeken is door kritisch naar de hele keten te kijken.”
Het Water Footprint-concept is zo’n 15 jaar geleden bedacht door dr.ir. Arjen Hoekstra, hoogleraar waterbeheer aan de Universiteit Twente. Deze waterindicator heeft bijgedragen aan het feit dat onder andere bedrijven zich steeds bewuster zijn van hun watergebruik (watervoetafdruk), met name bedrijven die actief zijn in landbouw-gerelateerde producten als voeding en kleding. Om deze bedrijven te helpen in hun verbetertrajecten, richtte prof Hoekstra in 2008 mede het Water Footprint Network op. Jaren van praktijkervaring en vorderende wetenschappelijke inzichten leidden tot een standaard, de Water Footprint Assessment handleiding. Hierin worden de meest relevante aspecten van waterduurzaamheid benadrukt, op basis waarvan de juiste vragen kunnen worden gesteld in een (waterduurzaamheids)beoordeling.
Door hun investeringskeuzes bepalen banken, verzekeraars en pensioenfondsen in sterke mate hoe de economie van morgen eruit komt te zien. En daarmee hoe het met de waterbronnen en -voorraden gesteld zal zijn. En daar is nog een wereld te winnen, stelt Hogeboom.
Hogeboom en zijn collega’s ontwikkelden een model om businessmodellen en investeringsvoorstellen te beoordelen, gebaseerd op het Water Footprint-concept. De Water Footprint is een alomvattende indicator van watervraag en -vervuiling, die in de ruimte en de tijd zowel directe waterconsumptie en -vervuiling in de operaties van beoogde investeringsactiviteiten weergeeft als indirecte consumptie en vervuiling in de bevoorradingsketen van deze activiteiten.
In een casestudy namen de onderzoekers twintig Nederlandse investeerders onder de loep. Aan de hand van criteria in drie categorieën wordt de watervoetafdruk geanalyseerd: efficiënte allocatie, duurzame schaal en eerlijke verdeling. Efficiënte allocatie draait om de efficiënte inzet van water in het productieproces, duurzame schaal vergelijkt het totaal van alle watergebruikers in de regio met ecologische plafondwaarden en het criterium eerlijke verdeling maakt inzichtelijk hoe het gebruik zich verhoudt tot andere gebruikers, niet in de laatste plaats huishoudelijk water.
Noodzaak voor aandacht voor water
Het World Economic Forum, waar leiders uit politiek en bedrijfsleven samenkomen, waarschuwde vorig jaar dat watercrises een van de grootste systeemrisico’s vormen voor de mondiale economie in termen van impact, van dezelfde orde als massavernietigingswapens en grootschalige migratie.
“Het model dat we ontwikkeld hebben, kan investeerders helpen beter te doordenken welke implicaties hun keuzes hebben op het gebied van waterduurzaamheid. We zien dat er veel over duurzaamheid wordt gesproken, maar dan gaat het met name over terugdringen van CO2”, stelt Hogeboom, “Het operationaliseren van de prestaties op het gebied van waterduurzaamheid behoeft nog veel aandacht, er lijkt sprake te zijn van veel onwetendheid bij investeerders. In hun rapportages komt de indicator waterduurzaamheid nauwelijks voor. Vaak blijft het bij verhalen over nieuwe ecotoiletten of andere kleine maatregelen, terwijl de grote winst juist te boeken is door kritisch naar de hele keten te kijken.”
Het Water Footprint-concept is zo’n 15 jaar geleden bedacht door dr.ir. Arjen Hoekstra, hoogleraar waterbeheer aan de Universiteit Twente. Deze waterindicator heeft bijgedragen aan het feit dat onder andere bedrijven zich steeds bewuster zijn van hun watergebruik (watervoetafdruk), met name bedrijven die actief zijn in landbouw-gerelateerde producten als voeding en kleding. Om deze bedrijven te helpen in hun verbetertrajecten, richtte prof Hoekstra in 2008 mede het Water Footprint Network op. Jaren van praktijkervaring en vorderende wetenschappelijke inzichten leidden tot een standaard, de Water Footprint Assessment handleiding. Hierin worden de meest relevante aspecten van waterduurzaamheid benadrukt, op basis waarvan de juiste vragen kunnen worden gesteld in een (waterduurzaamheids)beoordeling.
zaterdag 8 september 2018
Kom de historie van gemaal Wortman bekijken tijdens openmonumentendag
Op zaterdag 8 september kan men de historie van gemaal Wortman van binnen bekijken. Gemaal Wortman bemaalt samen met de gemalen Blocq van Kuffeler, gemaal Colijn en gemaal Lovink Zuidelijk en Oostelijk Flevoland.
Een polder blijft niet vanzelf droog. Neerslag en water dat in de polder terechtkomt, moet weggepompt worden. Een gemaal is eigenlijk een grote pomp die het water van een lager naar een hoger niveau kan brengen. Gemaal Wortman bestaat uit vier door dieselmotoren aangedreven pompen. Wanneer alle pompen draaien, wordt er twee miljoen liter water per minuut weggepompt. Tijdens de openmonumentendag kun je die dieselmotoren horen, zien en ruiken!
Het gemaal is geopend van 10.00 uur tot 16.00 uur.
Een polder blijft niet vanzelf droog. Neerslag en water dat in de polder terechtkomt, moet weggepompt worden. Een gemaal is eigenlijk een grote pomp die het water van een lager naar een hoger niveau kan brengen. Gemaal Wortman bestaat uit vier door dieselmotoren aangedreven pompen. Wanneer alle pompen draaien, wordt er twee miljoen liter water per minuut weggepompt. Tijdens de openmonumentendag kun je die dieselmotoren horen, zien en ruiken!
Het gemaal is geopend van 10.00 uur tot 16.00 uur.
vrijdag 7 september 2018
Nachtafsluiting bij Beatrixbrug (N246) in Westknollendam
De N246 tussen de kruising Noorddijk en de inrit Markervaart is vanaf vrijdag 7 september 20.00 uur tot en met zaterdag 5.00 uur afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. In deze nacht wordt de N246 aangesloten op de tijdelijke Beatrixbrug.
In deze nacht wordt de N246 aangesloten op de tijdelijke Beatrixbrug. Vanaf zaterdag 8 september 5.00 uur kan het verkeer van de tijdelijke brug gebruikmaken. Ook de nieuwe aansluiting N246-Starnmeerdijk is dan open voor alle verkeer. Het verkeer richting Zaanstad, Purmerend of Alkmaar rijdt tijdens de afsluiting om via de A7 of A9. Het verkeer van en naar de Starnmeer rijdt via de Middelweg naar de N246 via de A7 of A9. De omleiding is met borden aangegeven. Voor het scheepvaartverkeer zijn geen belemmeringen.
Op 8 september worden ook de wachtplaatsen voor de recreatievaart in de Tapsloot, Markervaart en Nauernasche Vaart opgeleverd. De wachtplaatsen voor de beroepsvaart volgen later dit jaar. Deze komen in de Tapsloot en de Markervaart.
De tijdelijke brug ligt naast de bestaande Beatrixbrug, die in 2018 wordt vervangen vanwege trajectonderhoud aan de N246 tot de N244. De nieuwe Beatrixbrug is naar verwachting gereed in maart 2019. Vanaf begin 2019 wordt ook de Kogerpolderbrug vervangen. De nieuwe Kogerpolderbrug is eind dat jaar gereed.
In deze nacht wordt de N246 aangesloten op de tijdelijke Beatrixbrug. Vanaf zaterdag 8 september 5.00 uur kan het verkeer van de tijdelijke brug gebruikmaken. Ook de nieuwe aansluiting N246-Starnmeerdijk is dan open voor alle verkeer. Het verkeer richting Zaanstad, Purmerend of Alkmaar rijdt tijdens de afsluiting om via de A7 of A9. Het verkeer van en naar de Starnmeer rijdt via de Middelweg naar de N246 via de A7 of A9. De omleiding is met borden aangegeven. Voor het scheepvaartverkeer zijn geen belemmeringen.
Op 8 september worden ook de wachtplaatsen voor de recreatievaart in de Tapsloot, Markervaart en Nauernasche Vaart opgeleverd. De wachtplaatsen voor de beroepsvaart volgen later dit jaar. Deze komen in de Tapsloot en de Markervaart.
De tijdelijke brug ligt naast de bestaande Beatrixbrug, die in 2018 wordt vervangen vanwege trajectonderhoud aan de N246 tot de N244. De nieuwe Beatrixbrug is naar verwachting gereed in maart 2019. Vanaf begin 2019 wordt ook de Kogerpolderbrug vervangen. De nieuwe Kogerpolderbrug is eind dat jaar gereed.
donderdag 6 september 2018
Gewassen beter bestand tegen droogte met innovatie uit Eindhoven
Het bedrijf Aris uit Eindhoven heeft camerasystemen ontwikkeld die allerlei soorten gewassen kunnen analyseren. Dit Brabantse bedrijf ontvangt van de provincie de Agrofoodpluim.
De camerasystemen worden onder ander gebruikt bij een groot onderzoek in de VS om maisplanten aan te kunnen passen aan het veranderende klimaat, waaronder langere droogteperiodes.
Het bedrijf ontwikkelde in de jaren ‘90 de software die haar eerste Brabantse klant Stork (nu Marel Stork) in Boxmeer gebruikt om kippenvlees te beoordelen op kwaliteit. Die techniek is verder ontwikkeld en nu richt Aris zich meerdere natuurlijke producten: vlees, groenten in de glastuinbouw, maar ook orchideeën, potrozen en snijbloemen. De systemen van Aris gebruiken camera’s, LED-belichting, PC- en IO-apparatuur (‘vision systemen’), die informatie verzamelen over hoe een plant groeit en bloeit.
Onderzoek is de laatste jaren steeds belangrijker geworden voor Aris. Het bedrijf werkt inmiddels samen met universiteiten in de V.S. en China. Rien de Boer, algemeen directeur van Aris: “Voor een miljoenenproject bij de Purdue-universiteit in de V.S. hebben we systemen geleverd voor o.a. een grote testomgeving die maisplanten tot 4 meter hoog meet. Men onderzoekt daar hoe je gewassen aan kunt passen op het veranderende klimaat. Informatie over hoe de plant groeit is daarbij essentieel.”
De camerasystemen worden onder ander gebruikt bij een groot onderzoek in de VS om maisplanten aan te kunnen passen aan het veranderende klimaat, waaronder langere droogteperiodes.
Het bedrijf ontwikkelde in de jaren ‘90 de software die haar eerste Brabantse klant Stork (nu Marel Stork) in Boxmeer gebruikt om kippenvlees te beoordelen op kwaliteit. Die techniek is verder ontwikkeld en nu richt Aris zich meerdere natuurlijke producten: vlees, groenten in de glastuinbouw, maar ook orchideeën, potrozen en snijbloemen. De systemen van Aris gebruiken camera’s, LED-belichting, PC- en IO-apparatuur (‘vision systemen’), die informatie verzamelen over hoe een plant groeit en bloeit.
Onderzoek is de laatste jaren steeds belangrijker geworden voor Aris. Het bedrijf werkt inmiddels samen met universiteiten in de V.S. en China. Rien de Boer, algemeen directeur van Aris: “Voor een miljoenenproject bij de Purdue-universiteit in de V.S. hebben we systemen geleverd voor o.a. een grote testomgeving die maisplanten tot 4 meter hoog meet. Men onderzoekt daar hoe je gewassen aan kunt passen op het veranderende klimaat. Informatie over hoe de plant groeit is daarbij essentieel.”
woensdag 5 september 2018
Waterschap Zuiderzeeland test slibbewerkingstechnologie TORWASH
Waterschap Zuiderzeeland en ECN part of TNO zijn gestart met een pilotonderzoek op de afvalwaterzuivering (AWZI) in Almere om de werking van de TORWASH-technologie op grotere schaal aan te tonen. Met deze technologie kan zuiveringsslib zonder toevoeging van hulpstoffen voor een groot deel worden ontwaterd. Ook kan meer biogas uit zuiveringsslib worden gehaald en fosfor als potentiële grondstof worden teruggewonnen.
In de periode 2015-2017 hebben bij Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) diverse laboratoriumonderzoeken plaatsgevonden naar de innovatieve TORWASH-technologie en zuiveringsslib. Dit najaar wordt met de pilotinstallatie op AWZI Almere onderzoek gedaan naar de wijze waarop zuiveringsslib na TORWASH het beste kan worden ontwaterd. Het bij de ontwatering vrijgekomen water is een bron van energie en potentiële grondstoffen. De komende periode wordt ook onderzoek gedaan naar de productie van biogas uit dit water en het terugwinnen van fosfor als potentiële grondstof.
Dit project wordt samen met ECN part of TNO, Paques en STOWA uitgevoerd en is mede gefinancierd met een Topsector Energie-subsidie van het Ministerie van Economische Zaken.
Afgelopen week is op de website van Waterforum een artikel hierover gepubliceerd.
In de periode 2015-2017 hebben bij Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) diverse laboratoriumonderzoeken plaatsgevonden naar de innovatieve TORWASH-technologie en zuiveringsslib. Dit najaar wordt met de pilotinstallatie op AWZI Almere onderzoek gedaan naar de wijze waarop zuiveringsslib na TORWASH het beste kan worden ontwaterd. Het bij de ontwatering vrijgekomen water is een bron van energie en potentiële grondstoffen. De komende periode wordt ook onderzoek gedaan naar de productie van biogas uit dit water en het terugwinnen van fosfor als potentiële grondstof.
Dit project wordt samen met ECN part of TNO, Paques en STOWA uitgevoerd en is mede gefinancierd met een Topsector Energie-subsidie van het Ministerie van Economische Zaken.
Afgelopen week is op de website van Waterforum een artikel hierover gepubliceerd.
dinsdag 4 september 2018
Japanse oester helpt bedreigde Nederlandse platte oester
De platte oester, eeuwenlang onlosmakelijk verbonden met de Nederlandse Noordzee, is de vorige eeuw bijna geheel verdwenen. Slechts een eilandpopulatie in de Grevelingen overleefde. Geen bioloog die het schelpdier in zijn gewone gedrag kon bestuderen. Totdat in 2016 een duikende onderzoeker een groot oester rif ontdekte in de Zeeuwse Voordelta. Een bijzondere ontdekking en meteen een grote kans om de mysteriën van de platte oester nader te bestuderen.
De resultaten, afgelopen week gepubliceerd in Marine Biology Research, laten zien dat de concurrerende Japanse oester zijn Nederlandse neefje te hulp komt, en bieden handvatten voor het herstel van platte oesterbanken.
De platte oester profiteert in de Voordelta van de aanwezigheid van Japanse oester schelpen. Schelpresten van de Japanse oester worden door de platte oesters het meest gebruikt als materiaal om zich aan vast te hechten. Ook blijkt de soortenrijkdom van de oesterbank 60% hoger dan in de directe omgeving door de platte oesters. Dat is de conclusie die onderzoekers van Bureau Waardenburg, Wageningen Marine Research, Sas consultancy en ARK Natuurontwikkeling/WNF trekken in een wetenschappelijk artikel in Marine Biology Research.
Platte oesterbanken kwamen vroeger op grote schaal voor in de Noordzee. ‘Tot het begin van de twintigste eeuw was zo’n 20 procent van de Nederlandse Noordzee bedekt met oesterbanken’, vertelt Wouter Lengkeek, mariene ecoloog en duiker bij Bureau Waardenburg. ‘Maar in de vorige eeuw is de platte oester bijna helemaal verdwenen uit de Noordzee, door overbevissing, ziektes en koude winters. Alleen in de Grevelingen hadden we nog een kleine bronpopulatie.’ Heel belangrijk is dat de soort nu is opgenomen in de EU Rode lijst van leefomgevingen en de OSPAR-lijst van bedreigde en afnemende soorten en leefomgevingen. Geheel onverwacht was dan ook zijn ontdekking in 2016 van een platte-oesterbank vlak voor de Nederlandse kust. De ontdekking opende mogelijkheden om nader onderzoek te doen naar de inheemse oester in zijn natuurlijke omgeving.
Tegenwoordig bieden de Japanse oesterbanken enorme oppervlakten met hard materiaal. Ze zijn niet zo populair bij boten met netten of watersporters, maar wel bij de inheemse oesters. “De bodemrust die zo wordt gecreëerd zorgt ervoor dat platte oesters zich ongestoord kunnen ontwikkelen en voortplanten”.
Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd is er op dit moment veel aandacht voor het herstel van inheemse oesterbanken. In historische documenten (Figuur 2.1.1a in Smaal et al. 2015, zie rechts) staan natuurlijke oesterbanken bekend als rijke ecosystemen waar andere zeedieren floreren en waar graag gevist werd. Essentiële kennis over de eigenschappen van inheemse oestersoorten ontbreekt omdat een eeuw geleden de meeste platte oesters opeens verdwenen door overbevissing in combinatie met een agressieve parasiet. Karel van den Wijngaard, ARK/WNF; ‘De ontdekking van deze oesterbank werkt als een vliegwiel voor de herstelkansen voor platte oesterbanken in Nederland. Kennis over de platte oester in zijn natuurlijke omgeving zorgt ervoor dat we herstelplannen kunnen aanpassen aan de eisen van de soort en zo de kans op succes sterk vergroten.’
De resultaten, afgelopen week gepubliceerd in Marine Biology Research, laten zien dat de concurrerende Japanse oester zijn Nederlandse neefje te hulp komt, en bieden handvatten voor het herstel van platte oesterbanken.
De platte oester profiteert in de Voordelta van de aanwezigheid van Japanse oester schelpen. Schelpresten van de Japanse oester worden door de platte oesters het meest gebruikt als materiaal om zich aan vast te hechten. Ook blijkt de soortenrijkdom van de oesterbank 60% hoger dan in de directe omgeving door de platte oesters. Dat is de conclusie die onderzoekers van Bureau Waardenburg, Wageningen Marine Research, Sas consultancy en ARK Natuurontwikkeling/WNF trekken in een wetenschappelijk artikel in Marine Biology Research.
Platte oesterbanken kwamen vroeger op grote schaal voor in de Noordzee. ‘Tot het begin van de twintigste eeuw was zo’n 20 procent van de Nederlandse Noordzee bedekt met oesterbanken’, vertelt Wouter Lengkeek, mariene ecoloog en duiker bij Bureau Waardenburg. ‘Maar in de vorige eeuw is de platte oester bijna helemaal verdwenen uit de Noordzee, door overbevissing, ziektes en koude winters. Alleen in de Grevelingen hadden we nog een kleine bronpopulatie.’ Heel belangrijk is dat de soort nu is opgenomen in de EU Rode lijst van leefomgevingen en de OSPAR-lijst van bedreigde en afnemende soorten en leefomgevingen. Geheel onverwacht was dan ook zijn ontdekking in 2016 van een platte-oesterbank vlak voor de Nederlandse kust. De ontdekking opende mogelijkheden om nader onderzoek te doen naar de inheemse oester in zijn natuurlijke omgeving.
Tegenwoordig bieden de Japanse oesterbanken enorme oppervlakten met hard materiaal. Ze zijn niet zo populair bij boten met netten of watersporters, maar wel bij de inheemse oesters. “De bodemrust die zo wordt gecreëerd zorgt ervoor dat platte oesters zich ongestoord kunnen ontwikkelen en voortplanten”.
Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd is er op dit moment veel aandacht voor het herstel van inheemse oesterbanken. In historische documenten (Figuur 2.1.1a in Smaal et al. 2015, zie rechts) staan natuurlijke oesterbanken bekend als rijke ecosystemen waar andere zeedieren floreren en waar graag gevist werd. Essentiële kennis over de eigenschappen van inheemse oestersoorten ontbreekt omdat een eeuw geleden de meeste platte oesters opeens verdwenen door overbevissing in combinatie met een agressieve parasiet. Karel van den Wijngaard, ARK/WNF; ‘De ontdekking van deze oesterbank werkt als een vliegwiel voor de herstelkansen voor platte oesterbanken in Nederland. Kennis over de platte oester in zijn natuurlijke omgeving zorgt ervoor dat we herstelplannen kunnen aanpassen aan de eisen van de soort en zo de kans op succes sterk vergroten.’
maandag 3 september 2018
Noorse Oisann Engineering op WaterCampus Leeuwarden
Het Noorse Oisann Engineering heeft onlangs een vestiging geopend op WaterCampus Leeuwarden.
Oisann Engineering is opgericht door drie voormalige collega's van een Noors oliebedrijf. Tor Stolpestad had als student al het idee van dit ontziltingssysteem. Hij riep zijn oud-collega’s Rolf Bendiksen en Kurt Andresen bijeen en samen gingen ze aan de slag met het bouwen van een prototype Waterfountain.
Inmiddels is Kurt Andresen met pensioen, zijn taken zijn overgenomen door Kyle Hopkins. Het lukte het team binnen een jaar om water te produceren dat ruimschoots voldoet aan de EU-normen voor drinkwater.
Het Waterfountain-project wordt medegefinancierd door het financieringsprogramma voor startups in Noord-Nederland Bison en Innovation Norway, een programma dat is opgezet voor de ‘groene’ industrie.
Oisann Engineering is opgericht door drie voormalige collega's van een Noors oliebedrijf. Tor Stolpestad had als student al het idee van dit ontziltingssysteem. Hij riep zijn oud-collega’s Rolf Bendiksen en Kurt Andresen bijeen en samen gingen ze aan de slag met het bouwen van een prototype Waterfountain.
Inmiddels is Kurt Andresen met pensioen, zijn taken zijn overgenomen door Kyle Hopkins. Het lukte het team binnen een jaar om water te produceren dat ruimschoots voldoet aan de EU-normen voor drinkwater.
Het Waterfountain-project wordt medegefinancierd door het financieringsprogramma voor startups in Noord-Nederland Bison en Innovation Norway, een programma dat is opgezet voor de ‘groene’ industrie.