De dijken bij Zwolle gaan op de schop en een vleermuizenpopulatie speelt daarbij een belangrijke rol. 'Dijken en bosjes worden gebruikt door vleermuizen als aanvliegroute. Omdat ze blind zijn, gebruiken ze objecten. Het is een soort navigatiemiddel', legt Bram Wennekers van EcoGroen uit Zwolle uit aan RTV Oost.
Van juli tot november voert Waterschap Drents Overijsselse Delta verschillende onderzoeken uit op en rondom de stadsdijken in Zwolle. Zo krijgt het waterschap extra informatie over de bodem en de natuur. Die gegevens zijn nodig om een definitief ontwerp van de dijkversterking te maken.
vrijdag 31 augustus 2018
woensdag 29 augustus 2018
Klaar voor Kierbesluit, Haringvlietsluizen later open
Waterschap Hollandse Delta en Evides Waterbedrijf hebben de afgelopen vier jaar verschillende maatregelen genomen om er voor te zorgen dat er voldoende zoet water beschikbaar blijft als de Haringvlietsluizen op een kier gaan.
Het Kierbesluit schrijft voor dat de sluizen bij een lage Rijnafvoer dicht staan. Bovendien heeft de droogte in Nederland geleid tot veel hinder als gevolg van watertekorten. Daarom heeft minister van Infrastructuur en Waterstaat Cora van Nieuwenhuizen in overleg met het waterschap en het drinkwaterbedrijf besloten om de feestelijke starthandeling van het Kierbesluit op 5 september 2018 uit te stellen naar een nieuwe datum. Een datum op korte termijn die aansluit bij het op een kier zetten van de sluizen.
Waterschap Hollandse Delta en Evides Waterbedrijf hebben de afgelopen 4 jaar diverse nieuwe innamepunten, pijpleidingen, sloten en kanalen aangelegd. Hiermee is de zoetwatervoorziening voor de eilanden Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland veiliggesteld. Nu deze werkzaamheden zijn afgerond, is aan alle voorwaarden voldaan om te kunnen starten met ‘Lerend implementeren’ van het Kierbesluit.
Het doel van het Kierbesluit is het bevorderen van de internationale vismigratie en het verbeteren van de biodiversiteit. Het wordt voor bijvoorbeeld zalm en zeeforel mogelijk om stroomopwaarts naar hun paaigebieden te zwemmen.
Een ander effect is dat het westelijk deel van het Haringvliet zouter wordt. In het Kierbesluit is geborgd dat innamepunten ten oosten van de lijn Middelharnis–Spui zoetwater kunnen innemen. Bij lage rivierafvoeren staan de sluizen dicht. Met een uitgebreid onderzoeks- en monitoringsprogramma houdt Rijkswaterstaat nauwkeurig in de gaten of de zoutintrek niet verder komt dan de afgesproken grens.
Tijdens deze droge zomer heeft waterschap Hollandse Delta de nieuwe innamepunten al gebruikt. De agrariërs op Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee beschikken hierdoor de hele zomer over voldoende zoetwater. Ook Evides Waterbedrijf maakt de hele zomer al gebruik van het nieuwe innamepunt.
Het Kierbesluit schrijft voor dat de sluizen bij een lage Rijnafvoer dicht staan. Bovendien heeft de droogte in Nederland geleid tot veel hinder als gevolg van watertekorten. Daarom heeft minister van Infrastructuur en Waterstaat Cora van Nieuwenhuizen in overleg met het waterschap en het drinkwaterbedrijf besloten om de feestelijke starthandeling van het Kierbesluit op 5 september 2018 uit te stellen naar een nieuwe datum. Een datum op korte termijn die aansluit bij het op een kier zetten van de sluizen.
Waterschap Hollandse Delta en Evides Waterbedrijf hebben de afgelopen 4 jaar diverse nieuwe innamepunten, pijpleidingen, sloten en kanalen aangelegd. Hiermee is de zoetwatervoorziening voor de eilanden Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland veiliggesteld. Nu deze werkzaamheden zijn afgerond, is aan alle voorwaarden voldaan om te kunnen starten met ‘Lerend implementeren’ van het Kierbesluit.
Het doel van het Kierbesluit is het bevorderen van de internationale vismigratie en het verbeteren van de biodiversiteit. Het wordt voor bijvoorbeeld zalm en zeeforel mogelijk om stroomopwaarts naar hun paaigebieden te zwemmen.
Een ander effect is dat het westelijk deel van het Haringvliet zouter wordt. In het Kierbesluit is geborgd dat innamepunten ten oosten van de lijn Middelharnis–Spui zoetwater kunnen innemen. Bij lage rivierafvoeren staan de sluizen dicht. Met een uitgebreid onderzoeks- en monitoringsprogramma houdt Rijkswaterstaat nauwkeurig in de gaten of de zoutintrek niet verder komt dan de afgesproken grens.
Tijdens deze droge zomer heeft waterschap Hollandse Delta de nieuwe innamepunten al gebruikt. De agrariërs op Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee beschikken hierdoor de hele zomer over voldoende zoetwater. Ook Evides Waterbedrijf maakt de hele zomer al gebruik van het nieuwe innamepunt.
Is een paar dagen regen genoeg om de droogte te bestrijden?
De droogte van de afgelopen maanden heeft zichtbaar effect gehad op het Nederlandse landschap. De Rijn staat historisch laag, groene grasvelden zijn overwegend geel en de waterreserves raken op. De ergste droogte lijkt door alle regen inmiddels voorbij. Maar is een aantal dagen aan regen voldoende om de droogte te bestrijden?
“Helaas niet”, zegt droogte-expert Niko Wanders. “Het grondwater wat in onze bodem zit is erg belangrijk voor onze watervoorziening en droogtebestrijding, maar het reageert erg langzaam op regen. Grofweg 65% van deze regen zal namelijk gewoon weer verdampen, en dus blijft er maar weinig over om het grondwater weer op peil te krijgen. Dat zorgt ervoor dat een droogte niet zomaar verdwijnt.”
Een tweede gevolg van droogte is dat de bodem minder water op kan nemen als het eenmaal gaat regenen, stelt Wanders. De heftige onweersbuien die we zo vaak hebben gezien deze zomer hebben daarom weinig effect. Ze zorgen wel voor ondergelopen fietstunnels en kelders, maar niet voor een aanvulling in het grondwater die zo hard nodig is. Zeker in het oosten en zuiden van Nederland is nog meer regen de enige manier om de droogte op te heffen.
“Helaas niet”, zegt droogte-expert Niko Wanders. “Het grondwater wat in onze bodem zit is erg belangrijk voor onze watervoorziening en droogtebestrijding, maar het reageert erg langzaam op regen. Grofweg 65% van deze regen zal namelijk gewoon weer verdampen, en dus blijft er maar weinig over om het grondwater weer op peil te krijgen. Dat zorgt ervoor dat een droogte niet zomaar verdwijnt.”
Een tweede gevolg van droogte is dat de bodem minder water op kan nemen als het eenmaal gaat regenen, stelt Wanders. De heftige onweersbuien die we zo vaak hebben gezien deze zomer hebben daarom weinig effect. Ze zorgen wel voor ondergelopen fietstunnels en kelders, maar niet voor een aanvulling in het grondwater die zo hard nodig is. Zeker in het oosten en zuiden van Nederland is nog meer regen de enige manier om de droogte op te heffen.
dinsdag 28 augustus 2018
Regen na de droogte veroorzaakte blauwalgenexplosie
Na maanden van droogte en een toenemende verslechtering van de waterkwaliteit door blauwalgen, bracht neerslag (9 augustus) wat verkoeling. Met de neerslag spoelden echter ook meststoffen het oppervlaktewater in. In hun onderzoek dat zij vanaf 2010 verrichtten, keken de onderzoekers naar het effect van dit scenario. Zij bemonsterden 39 verschillende stadswateren, voornamelijk in Noord-Brabant. Telkens namen zij twee monsters. In het laboratorium verrijkten zij een van de watermonsters met meststoffen en het andere monster niet, en zetten beide weg bij normale of hogere temperatuur. “Of het water 20 graden of 25 graden was, maakte niet zoveel uit,” zegt onderzoeksleider Miquel Lürling. “Maar bij beide temperaturen zorgden toevoeging van nutriënten voor een explosie van de aanwezige blauwalgen.”
Het onderzoek liet ook zien dat in water waarin bij aanvang al minder meststoffen zitten, een blauwalgexplosie uitblijft. Lurling: “Dit is een heel belangrijke indicatie om de meststoffen in een oppervlaktewater drastisch te reduceren. Een vijver, plas of meer krijgt dan veel meer bufferend vermogen om de negatieve aspecten van klimaatverandering – droogte afgewisseld met een plensbui – te weerstaan. Er zijn diverse technieken om het oppervlaktewater bestendiger te maken tegen algenbloei, bv via onderhoud en het immobiel maken van meststoffen.”
Blauwalgen zijn in feite bacteriën, cyanobacteriën. Ze groeien in warm zoetwater dat voldoende voedingsstoffen bevat. Wanneer er zoveel blauwalgen in het water voorkomen dat het oppervalk groenblauw gekleurd raakt, spreken we van een algenbloei. Veel blauwalgensoorten maken gifstoffen die bij contact of inslikken gezondheidsklachten kunnen veroorzaken.
Het onderzoek liet ook zien dat in water waarin bij aanvang al minder meststoffen zitten, een blauwalgexplosie uitblijft. Lurling: “Dit is een heel belangrijke indicatie om de meststoffen in een oppervlaktewater drastisch te reduceren. Een vijver, plas of meer krijgt dan veel meer bufferend vermogen om de negatieve aspecten van klimaatverandering – droogte afgewisseld met een plensbui – te weerstaan. Er zijn diverse technieken om het oppervlaktewater bestendiger te maken tegen algenbloei, bv via onderhoud en het immobiel maken van meststoffen.”
Blauwalgen zijn in feite bacteriën, cyanobacteriën. Ze groeien in warm zoetwater dat voldoende voedingsstoffen bevat. Wanneer er zoveel blauwalgen in het water voorkomen dat het oppervalk groenblauw gekleurd raakt, spreken we van een algenbloei. Veel blauwalgensoorten maken gifstoffen die bij contact of inslikken gezondheidsklachten kunnen veroorzaken.
maandag 27 augustus 2018
Oprukkende ribkwallen in polder Oostzanerveld
Er zijn Amerikaanse ribkwallen gesignaleerd in het Oostzanerveld. Ook het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) was verrast door de aanwezigheid van de kwallen.
Vermoed wordt dat de ribkwallen hier terechtkomen vanuit de ballasttanks van zeeschepen. Bij aankomst in de Amsterdamse haven wordt dit water er weer uitgepompt en zo komt de kwal in het Noordzeekanaal terecht, meldt NH Nieuws.
Vermoed wordt dat de ribkwallen hier terechtkomen vanuit de ballasttanks van zeeschepen. Bij aankomst in de Amsterdamse haven wordt dit water er weer uitgepompt en zo komt de kwal in het Noordzeekanaal terecht, meldt NH Nieuws.
vrijdag 24 augustus 2018
Steeds meer toepassingen voor reststoffen uit drinkwaterzuivering
AquaMinerals (voorheen de Reststoffenunie) zorgt al 22 jaar voor het hergebruik of de recycling van reststoffen die na waterzuivering overblijven. In de loop der jaren zijn steeds meer toepassingen in de bouw, infrastructuur of landbouw mogelijk gebleken. ‘We begonnen met een oplossing voor de afvalproblematiek’, zegt Olaf van der Kolk, directeur van AquaMinerals. ‘Gaandeweg vonden we nieuwe bestemmingen voor de reststoffen. Zo bleek waterijzer – dat overblijft na het ontijzeren van grondwater – goed bruikbaar om zwavel uit biomassa te verwijderen. En daarmee konden we een probleem van biogasproducenten helpen oplossen.’
Een nieuwe ontwikkeling die hieruit voortvloeit, komt de watersector zelf ten goede. Van der Kolk: ‘Waterijzer kan arseen aan zich binden. Tot korrels geperst waterijzerslib kan als filter fungeren om natuurlijk arseen uit het opgepompte grondwater te verwijderen.
Ook de markt vraagt AquaMinerals om innovaties. Zo waren kalkkorrels lange tijd niet toepasbaar in de tapijt- en papierindustrie, omdat er nog te veel zand achterbleef. Pas toen er met behulp van calciet zuiver kalk gemaakt kon worden, waren de korrels bruikbaar in het productieproces voor nieuwe tapijttegels en voor papier. Ook de glassector heeft behoefte aan zuivere kalk, onder andere voor het glas van zonnecollectoren. Van der Kolk: ‘Vooral de kalk uit het zachte Limburgse drinkwater is heel zuiver. Het is populair bij vlakglasfabrikanten in het Ruhrgebied die zonnecollectoren produceren. Dat heeft de voorkeur boven kalk uit een steengroeve, hoewel dat minder kostbaar is.’
AquaMinerals werd opgericht als shared service centrum voor alle drinkwaterbedrijven om reststoffen uit drinkwaterproductie een betere bestemming te geven. Sinds 1 januari 2018 is er een nieuwe aandeelhouder bijgekomen: Waterschap Aa en Maas. Het Brabantse waterschap had behoefte aan een uitvoeringsorganisatie die teruggewonnen reststoffen uit de rioolzuivering, zoals struviet, cellulose en zand, een goede bestemming kon geven. Van der Kolk verwacht dat andere waterschappen zullen volgen. ‘Het zijn publieke organisaties met andere bestuursprocessen en regelgeving dan de drinkwaterbedrijven, maar er zijn meer overeenkomsten dan verschillen. Ook het waterschap zuivert water en zoekt zinvolle bestemmingen voor reststoffen. Wij kunnen daarbij helpen en elkaar versterken.'
Een nieuwe ontwikkeling die hieruit voortvloeit, komt de watersector zelf ten goede. Van der Kolk: ‘Waterijzer kan arseen aan zich binden. Tot korrels geperst waterijzerslib kan als filter fungeren om natuurlijk arseen uit het opgepompte grondwater te verwijderen.
Ook de markt vraagt AquaMinerals om innovaties. Zo waren kalkkorrels lange tijd niet toepasbaar in de tapijt- en papierindustrie, omdat er nog te veel zand achterbleef. Pas toen er met behulp van calciet zuiver kalk gemaakt kon worden, waren de korrels bruikbaar in het productieproces voor nieuwe tapijttegels en voor papier. Ook de glassector heeft behoefte aan zuivere kalk, onder andere voor het glas van zonnecollectoren. Van der Kolk: ‘Vooral de kalk uit het zachte Limburgse drinkwater is heel zuiver. Het is populair bij vlakglasfabrikanten in het Ruhrgebied die zonnecollectoren produceren. Dat heeft de voorkeur boven kalk uit een steengroeve, hoewel dat minder kostbaar is.’
AquaMinerals werd opgericht als shared service centrum voor alle drinkwaterbedrijven om reststoffen uit drinkwaterproductie een betere bestemming te geven. Sinds 1 januari 2018 is er een nieuwe aandeelhouder bijgekomen: Waterschap Aa en Maas. Het Brabantse waterschap had behoefte aan een uitvoeringsorganisatie die teruggewonnen reststoffen uit de rioolzuivering, zoals struviet, cellulose en zand, een goede bestemming kon geven. Van der Kolk verwacht dat andere waterschappen zullen volgen. ‘Het zijn publieke organisaties met andere bestuursprocessen en regelgeving dan de drinkwaterbedrijven, maar er zijn meer overeenkomsten dan verschillen. Ook het waterschap zuivert water en zoekt zinvolle bestemmingen voor reststoffen. Wij kunnen daarbij helpen en elkaar versterken.'
donderdag 23 augustus 2018
Maatregelen tegen verzilting IJsselmeer
Rijkswaterstaat, drinkwaterbedrijf PWN en enkele waterschappen rondom het IJsselmeer nemen maatregelen om de verzilting tegen te gaan.
Uit metingen is gebleken dat het zoutgehalte in een deel van het IJsselmeer periodiek hoger is dan de gewenste waarde (150mg/l) die drinkwaterbedrijven hanteren voor de productie van drinkwater. Deze verzilting is het directe gevolg van de aanhoudende warmte en droogte.
De overschrijding van de gewenste waarde is niet permanent en ook niet overal in het IJsselmeer, maar leidde er toe dat af en toe de inname van water bij Andijk door drinkwaterbedrijf PWN moest worden gestaakt.
Uit metingen is gebleken dat het zoutgehalte in een deel van het IJsselmeer periodiek hoger is dan de gewenste waarde (150mg/l) die drinkwaterbedrijven hanteren voor de productie van drinkwater. Deze verzilting is het directe gevolg van de aanhoudende warmte en droogte.
De overschrijding van de gewenste waarde is niet permanent en ook niet overal in het IJsselmeer, maar leidde er toe dat af en toe de inname van water bij Andijk door drinkwaterbedrijf PWN moest worden gestaakt.
woensdag 22 augustus 2018
Sluisdeuren van de Prins Bernhardsluis in Deventer nog gesloten
Wegens het lage waterpeil in de IJssel zijn de sluisdeuren van de Prins Bernhardsluis in Deventer sinds 8 augustus gesloten, waardoor een aantal schepen vastligt in de haven. Om tot een oplossing te komen hebben de gemeente Deventer en waterschap Drents Overijsselse Delta onderzocht bij welk waterpeil het verantwoord is de schepen door te laten. Het waterschap heeft Tauw ingeschakeld voor een contra-expertise.
Op 8 augustus ging de Prins Bernhardsluis om veiligheidsredenen van het een op andere moment op slot. Door de extreem lage stand van de IJssel was het peilverschil in en buiten de sluis zo groot dat de deuren overbelast raakten bij het schutten. Daarom werd acuut besloten tot het stremmen van de sluis, waardoor schepen niet meer in of uit de haven konden. Schutten bij 1.22 +NAP In navolging van het onderzoek dat de gemeente heeft laten uitvoeren, is besloten dat het schutten van de sluis verantwoord is bij een waterstand van 1.22 +NAP (de huidige ondergrens is volgens de vergunning 1.47 +NAP). Tauw heeft deze berekening geverifieerd en parallel een eigen berekening opgesteld.
Momenteel is de waterstand rond 0.90 +NAP. Het waterpeil moet dus nog 30 centimeter stijgen voordat de sluisdeuren weer opengaan. Op basis van de resultaten van het onderzoek acht de gemeente Deventer het niet verantwoord om te schutten bij een lagere waterstand dan 1.22 +NAP. Hoewel de kans klein lijkt, zijn de gevolgen als het onverhoopt fout gaat niet te overzien. Het Overijsselse kanaal en de daarop aangesloten waterwegen lopen dan leeg, wat een schadepost van vele miljoenen betekent.
Op 8 augustus ging de Prins Bernhardsluis om veiligheidsredenen van het een op andere moment op slot. Door de extreem lage stand van de IJssel was het peilverschil in en buiten de sluis zo groot dat de deuren overbelast raakten bij het schutten. Daarom werd acuut besloten tot het stremmen van de sluis, waardoor schepen niet meer in of uit de haven konden. Schutten bij 1.22 +NAP In navolging van het onderzoek dat de gemeente heeft laten uitvoeren, is besloten dat het schutten van de sluis verantwoord is bij een waterstand van 1.22 +NAP (de huidige ondergrens is volgens de vergunning 1.47 +NAP). Tauw heeft deze berekening geverifieerd en parallel een eigen berekening opgesteld.
Momenteel is de waterstand rond 0.90 +NAP. Het waterpeil moet dus nog 30 centimeter stijgen voordat de sluisdeuren weer opengaan. Op basis van de resultaten van het onderzoek acht de gemeente Deventer het niet verantwoord om te schutten bij een lagere waterstand dan 1.22 +NAP. Hoewel de kans klein lijkt, zijn de gevolgen als het onverhoopt fout gaat niet te overzien. Het Overijsselse kanaal en de daarop aangesloten waterwegen lopen dan leeg, wat een schadepost van vele miljoenen betekent.
dinsdag 21 augustus 2018
Nederland eerste land dat gevolgen extreme neerslag per woning digitaal in kaart heeft gebracht
Nederland heeft als eerste land ter wereld de gevolgen van extreme neerslag per woning digitaal in kaart gebracht. Het gaat om bijna 8 miljoen woningen en bedrijfspanden in Nederland. De digitale kaarten zijn ontwikkeld door BlueLabel, een initiatief van Achmea, Royal HaskoningDHV en Nelen & Schuurmans. BlueLabel heeft als doel burgers en bedrijven bewust te maken van de kans op wateroverlast zodat ze – samen met gemeenten en waterschappen – gericht aan de slag kunnen met maatregelen.
“Woningen zijn op perceelniveau door BlueLabel voorzien van een label dat inzichtelijk maakt hoe groot het risico is op wateroverlast wanneer er een hevige stortbui valt van 93 millimeter in 70 minuten”, zegt Hanneke Schuurmans van BlueLabel. Naast woningen zijn ook 200.000 wegen binnen de stedelijke kernen in beeld gebracht om de begaanbaarheid bij extreme neerslagsituaties in beeld te brengen. Dit laatste kan grote gevolgen hebben voor bijvoorbeeld hulpdiensten en de bereikbaarheid van kritieke infrastructuur zoals ziekenhuizen.
BlueLabel pleit voor risicodialoog met overheid, bedrijfsleven en burgers “Door toename van extreme buien zal de schade toenemen als er geen maatregelen worden getroffen. Hier ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid van (lokale) overheden en burgers. Essentieel bij een gezamenlijke aanpak is om een goed beeld te hebben van de risico’s. Binnen een gemeente maar belangrijker nog, binnen een wijk en zelfs binnen een straat. Pas dan kan de risicodialoog goed plaatsvinden en gezocht worden naar effectieve en efficiënte oplossingen”, aldus Schuurmans.
Alle gemeenten in Nederland moeten voor het einde van 2019 een stresstest doen om knelpunten op het gebied van onder meer wateroverlast in kaart te brengen. BlueLabel heeft nu voor het stedelijk gebied voor alle gemeenten in Nederland de impact van een extreme bui dus al in beeld gebracht, en stelt de resultaten beschikbaar via een digitale service. Het BlueLabel geeft daarmee voor elke woning de kans op wateroverlast aan via een label, vergelijkbaar met het energielabel van een woning. Een A-label betekent een bijzonder kleine kans op wateroverlast. Een E-Label een relatief grote kans op wateroverlast.
Klimaatinvesteringen hebben invloed op waterschapsbelasting
De huidige droogte en de wateroverlast door hoosbuien maken duidelijk dat het klimaat snel verandert. Om schade aan gebouwen, natuur en landbouw en overlast voor inwoners zoveel mogelijk te beperken, zijn extra maatregelen nodig. Deze maatregelen kosten geld en zullen daarom voor een kleine lastenstijging zorgen.
Tijdens extreme weersituaties, zoals hoosbuien en droogte, maken waterschappen meer kosten dan onder normale omstandigheden. Effectief inspelen op dit soort situaties hoort bij het werk van de waterschappen. Dat wordt opgevangen in de begrotingen en leidt dus niet tot een verhoging van de waterschapsbelasting.
De structurele maatregelen die moeten worden genomen om in te spelen op steeds sneller veranderende omstandigheden heeft wel impact op de tarieven.
Omdat de omstandigheden sneller veranderen, is volgens de waterschappen een nog intensievere aanpak dan tot nu toe vereist. Alleen door innovatiever en meer toekomstgericht samen te werken, kunnen we de veranderende omstandigheden de baas blijven. Analyses hebben aangetoond dat als er niets wordt gedaan, we tot 2050 ruim 71 miljard euro schade tegemoet kunnen zien.
De waterschappen kunnen dat niet alleen. Wateroverlast in stedelijk gebied en droogte kunnen alleen worden opgelost als alle overheden samenwerken, bijvoorbeeld door de openbare ruimte aan te passen waardoor water meer ruimte krijgt.
Verder moet er gezorgd worden voor meer groen en waterbergingen in bebouwde gebieden. Ook moet bij nieuwe bouwplannen meer rekening worden gehouden met de effecten van klimaatverandering. Verder zullen ook inwoners en bedrijven een bijdrage moeten leveren.
In het Interbestuurlijk Programma hebben de overheden hierover afspraken gemaakt, maar deze afspraken slagen alleen als er ook in de regio’s daadwerkelijk maatregelen worden getroffen. Gemeenten, provincies en waterschappen hebben het Rijk om een financiële impuls gevraagd om een snelle start te bevorderen. We hopen op spoedige concrete toezeggingen hierover.
Over de relatie tussen de maatregelen die de waterschappen treffen en de belastingen van de waterschappen is meer te vinden op de website Waterschapsspiegel.
Tijdens extreme weersituaties, zoals hoosbuien en droogte, maken waterschappen meer kosten dan onder normale omstandigheden. Effectief inspelen op dit soort situaties hoort bij het werk van de waterschappen. Dat wordt opgevangen in de begrotingen en leidt dus niet tot een verhoging van de waterschapsbelasting.
De structurele maatregelen die moeten worden genomen om in te spelen op steeds sneller veranderende omstandigheden heeft wel impact op de tarieven.
Omdat de omstandigheden sneller veranderen, is volgens de waterschappen een nog intensievere aanpak dan tot nu toe vereist. Alleen door innovatiever en meer toekomstgericht samen te werken, kunnen we de veranderende omstandigheden de baas blijven. Analyses hebben aangetoond dat als er niets wordt gedaan, we tot 2050 ruim 71 miljard euro schade tegemoet kunnen zien.
De waterschappen kunnen dat niet alleen. Wateroverlast in stedelijk gebied en droogte kunnen alleen worden opgelost als alle overheden samenwerken, bijvoorbeeld door de openbare ruimte aan te passen waardoor water meer ruimte krijgt.
Verder moet er gezorgd worden voor meer groen en waterbergingen in bebouwde gebieden. Ook moet bij nieuwe bouwplannen meer rekening worden gehouden met de effecten van klimaatverandering. Verder zullen ook inwoners en bedrijven een bijdrage moeten leveren.
In het Interbestuurlijk Programma hebben de overheden hierover afspraken gemaakt, maar deze afspraken slagen alleen als er ook in de regio’s daadwerkelijk maatregelen worden getroffen. Gemeenten, provincies en waterschappen hebben het Rijk om een financiële impuls gevraagd om een snelle start te bevorderen. We hopen op spoedige concrete toezeggingen hierover.
Over de relatie tussen de maatregelen die de waterschappen treffen en de belastingen van de waterschappen is meer te vinden op de website Waterschapsspiegel.
maandag 20 augustus 2018
Rutte op bezoek bij WaterCampus
Minister-president Rutte bezoekt maandag 20 augustus 2018 Dairy Campus en WaterCampus in Leeuwarden. Op beide locaties wordt de minister-president rondgeleid en gaat hij in gesprek met onderzoekers, ondernemers en bestuurders over de toekomst van landbouw, land- en watergebruik, waterbeschikbaarheid en duurzaamheid.
Het werkbezoek start met een rondleiding bij Dairy Campus, het innovatiecentrum voor de melkveehouderij van Wageningen University & Research. Tijdens de rondleiding wordt aandacht besteed aan innovaties die een bijdrage leveren aan kringlooplandbouw. In de voedingsstal wordt de minister-president geïnformeerd over ontwikkelingen op het gebied van diervoeding, in de milieustal over innovatieve concepten rondom mestscheiding en mestverwaarding. Het bezoek wordt afgesloten met een uitleg over het burgerinitiatief 'Kening fan 'e greide' - dat zich inzet voor behoud van biodiversiteit in het weidelandschap.
Aansluitend bezoekt de minister-president WaterCampus Leeuwarden, waar door bedrijven, kennisinstellingen en overheden wordt gewerkt aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van watertechnologie. Het werkbezoek van de minister-president is specifiek gericht op het op WaterCampus gevestigde innovatie-instituut voor duurzame watertechnologie Wetsus. Wetsus faciliteert samenwerking tussen bedrijven en universiteiten voor kennisontwikkeling op het terrein van onder meer waterzuivering, drinkwatervoorziening, duurzaam watergebruik en de terugwinning van energie en grondstoffen. De minister-president wordt rondgeleid over de campus en krijgt in het laboratorium van Wetsus een toelichting op verschillende onderzoeksopstellingen.
Aan het eind van de dag is de minister-president in Leeuwarden aanwezig bij de finish van Maarten van der Weijden, die de Elfstedentocht zwemmend aflegt.
Het werkbezoek start met een rondleiding bij Dairy Campus, het innovatiecentrum voor de melkveehouderij van Wageningen University & Research. Tijdens de rondleiding wordt aandacht besteed aan innovaties die een bijdrage leveren aan kringlooplandbouw. In de voedingsstal wordt de minister-president geïnformeerd over ontwikkelingen op het gebied van diervoeding, in de milieustal over innovatieve concepten rondom mestscheiding en mestverwaarding. Het bezoek wordt afgesloten met een uitleg over het burgerinitiatief 'Kening fan 'e greide' - dat zich inzet voor behoud van biodiversiteit in het weidelandschap.
Aansluitend bezoekt de minister-president WaterCampus Leeuwarden, waar door bedrijven, kennisinstellingen en overheden wordt gewerkt aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van watertechnologie. Het werkbezoek van de minister-president is specifiek gericht op het op WaterCampus gevestigde innovatie-instituut voor duurzame watertechnologie Wetsus. Wetsus faciliteert samenwerking tussen bedrijven en universiteiten voor kennisontwikkeling op het terrein van onder meer waterzuivering, drinkwatervoorziening, duurzaam watergebruik en de terugwinning van energie en grondstoffen. De minister-president wordt rondgeleid over de campus en krijgt in het laboratorium van Wetsus een toelichting op verschillende onderzoeksopstellingen.
Aan het eind van de dag is de minister-president in Leeuwarden aanwezig bij de finish van Maarten van der Weijden, die de Elfstedentocht zwemmend aflegt.
vrijdag 17 augustus 2018
Massastranding dertig potvissen niet door menselijk handelen
In 2016 strandden in een periode van zes weken dertig potvissen in de Noordzee. Een internationaal team onderzocht deze gebeurtenis. Niet de oorzaak: plastic, een infectie, verstrikking, aanvaring, chemische vervuiling en verandering van de temperatuur van het zeeoppervlak. Wat wel de reden was: “een combinatie van verschillende complexe omgevingsfactoren,” vertelt mariene bioloog Lonneke IJsseldijk van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Ze is hoofdauteur van het artikel dat dinsdagavond 7 augustus 2018 verscheen in PLOS ONE.
De dertig potvissen strandden in vijf landen, waaronder Nederland. Internationale teams van wetenschappers en experts uit heel Europa sloegen de handen ineen om deze gebeurtenis te onderzoeken. Het onderzoek werd één van de meest uitgebreide onderzoeken naar potvisstrandingen ooit.
De wetenschappers onderzochten 27 potvissen. Het bleken allen jonge mannetjes tussen de tien en zestien jaar oud. Uit dieetonderzoek kwam naar voren dat de dieren voor de laatste keer in Noorse wateren hadden gegeten, minimaal 1300 kilometer verderop.
“We kunnen veel doodsoorzaken uitsluiten”, vertelt IJsseldijk. “We hebben gekeken naar de gezondheids- en de voedingstoestand van elk dier. We vonden verschillende infecties, maar geen ernstig genoeg om deze grootschalige stranding te verklaren. Een ziekte was dus niet de primaire doodsoorzaak. We moesten verder denken.”
Ook vonden de wetenschappers geen bewijs voor trauma’s door de mens veroorzaakt, zoals verstrikking, aanvaring, of chemische vervuiling. In negen onderzochte potvissen werd afval aangetroffen - waaronder plastic -, maar dit afval veroorzaakte geen obstructies van het maagdarmkanaal of verhongering. Ook mariene aardbevingen, schadelijke algenbloei en veranderingen in de temperatuur van het zeeoppervlak werden uitgesloten. IJsseldijk: “De massastranding was hoogstwaarschijnlijk een combinatie van verschillende complexe omgevingsfactoren, in plaats van een enkele factor.”
De dertig potvissen strandden in vijf landen, waaronder Nederland. Internationale teams van wetenschappers en experts uit heel Europa sloegen de handen ineen om deze gebeurtenis te onderzoeken. Het onderzoek werd één van de meest uitgebreide onderzoeken naar potvisstrandingen ooit.
De wetenschappers onderzochten 27 potvissen. Het bleken allen jonge mannetjes tussen de tien en zestien jaar oud. Uit dieetonderzoek kwam naar voren dat de dieren voor de laatste keer in Noorse wateren hadden gegeten, minimaal 1300 kilometer verderop.
“We kunnen veel doodsoorzaken uitsluiten”, vertelt IJsseldijk. “We hebben gekeken naar de gezondheids- en de voedingstoestand van elk dier. We vonden verschillende infecties, maar geen ernstig genoeg om deze grootschalige stranding te verklaren. Een ziekte was dus niet de primaire doodsoorzaak. We moesten verder denken.”
Ook vonden de wetenschappers geen bewijs voor trauma’s door de mens veroorzaakt, zoals verstrikking, aanvaring, of chemische vervuiling. In negen onderzochte potvissen werd afval aangetroffen - waaronder plastic -, maar dit afval veroorzaakte geen obstructies van het maagdarmkanaal of verhongering. Ook mariene aardbevingen, schadelijke algenbloei en veranderingen in de temperatuur van het zeeoppervlak werden uitgesloten. IJsseldijk: “De massastranding was hoogstwaarschijnlijk een combinatie van verschillende complexe omgevingsfactoren, in plaats van een enkele factor.”
donderdag 16 augustus 2018
Maatregelen tegen droogte blijven van kracht
De maatregelen tegen de droogte in Nederland blijven onverminderd van kracht. De problemen met betrekking tot de waterkwaliteit, verzilting en natuur, scheepvaart en landbouw zijn voorlopig zeker nog niet voorbij. Dat heeft het landelijke Managementteam Watertekorten vanmorgen bekend gemaakt. De regen van afgelopen week heeft niet gezorgd voor een structurele verbetering.
Het aantal meldingen van blauwalg, botulisme en vissterfte neemt toe. Zwemmers moeten oppassen. De aanvoer van water via de rivieren blijft onvoldoende om zonder de huidige maatregelen het zoute water terug te dringen. Het grondwaterpeil verschilt per regio. Vooral op de hoge zandgronden in het oosten en zuiden van Nederland is het grondwaterpeil zeer laag.
In de regio rond het IJsselmeer is het afgelopen weekend veel regen gevallen. Het IJsselmeerpeil is gestegen. Door de regen in het gebied hebben de waterschappen nu minder water nodig uit het IJsselmeer. De verwachting is dat het peil van het IJsselmeer en Markermeer over een aantal dagen weer zal dalen, maar minder snel dan eerder werd ingeschat.
Het aantal meldingen van blauwalg, botulisme en vissterfte neemt toe. Zwemmers moeten oppassen. De aanvoer van water via de rivieren blijft onvoldoende om zonder de huidige maatregelen het zoute water terug te dringen. Het grondwaterpeil verschilt per regio. Vooral op de hoge zandgronden in het oosten en zuiden van Nederland is het grondwaterpeil zeer laag.
In de regio rond het IJsselmeer is het afgelopen weekend veel regen gevallen. Het IJsselmeerpeil is gestegen. Door de regen in het gebied hebben de waterschappen nu minder water nodig uit het IJsselmeer. De verwachting is dat het peil van het IJsselmeer en Markermeer over een aantal dagen weer zal dalen, maar minder snel dan eerder werd ingeschat.
Gelderland: Blijf komende maand zuinig met drinkwater
Kort douchen, geen drinkwater gebruiken voor het sproeien van de tuin en de vaatwasser pas aanzetten als hij vol is. Provincie Gelderland, waterbedrijf Vitens en de Gelderse waterschappen roepen mensen op om ook de komende maand zuinig te blijven met water. Ondanks de recente regen blijft het watertekort onverminderd groot. ‘Na een paar buien sta je minder stil bij het watertekort, maar de extreem lage grondwaterstand is niet met een week regen verholpen,’ aldus Gelderse gedeputeerde Josan Meijers.
Gelderland maakt voor zijn drinkwater gebruik van grondwater. Door de weinige regen en het hoge verbruik van water hebben we de afgelopen tijd een aanslag gepleegd op onze reserves. Om het grondwatertekort op te lossen zijn 200 dagen met regen nodig.
Jelle Hannema van Vitens: ‘Ja, er blijft water uit de kraan komen, maar bij aanhoudende droogte moeten we echt bewuster en zuiniger met ons drinkwater omgaan om de grondwatervoorraden op peil te houden. Boeren mogen niet sproeien waardoor een deel van de oogst dreigt te mislukken en natuurgebieden lopen ernstige schade op. Laten we daarom solidair zijn en allemaal zuinig aan doen.’
Dat een paar buien de problemen niet oplossen, blijkt ook uit de aanhoudende droogtemaatregelen van de Gelderse waterschappen. Waterschap Vallei en Veluwe en Waterschap Rijn en IJssel handhaven het verbod op het onttrekken van oppervlaktewater. Waterschap Rivierenland houdt vast aan het beregeningsverbod. Waterschap Rijn en IJssel heeft daarbij ook een verbod ingesteld op het onttrekken van grondwater rond 3 kwetsbare natuurgebieden.
Gelderland maakt voor zijn drinkwater gebruik van grondwater. Door de weinige regen en het hoge verbruik van water hebben we de afgelopen tijd een aanslag gepleegd op onze reserves. Om het grondwatertekort op te lossen zijn 200 dagen met regen nodig.
Jelle Hannema van Vitens: ‘Ja, er blijft water uit de kraan komen, maar bij aanhoudende droogte moeten we echt bewuster en zuiniger met ons drinkwater omgaan om de grondwatervoorraden op peil te houden. Boeren mogen niet sproeien waardoor een deel van de oogst dreigt te mislukken en natuurgebieden lopen ernstige schade op. Laten we daarom solidair zijn en allemaal zuinig aan doen.’
Dat een paar buien de problemen niet oplossen, blijkt ook uit de aanhoudende droogtemaatregelen van de Gelderse waterschappen. Waterschap Vallei en Veluwe en Waterschap Rijn en IJssel handhaven het verbod op het onttrekken van oppervlaktewater. Waterschap Rivierenland houdt vast aan het beregeningsverbod. Waterschap Rijn en IJssel heeft daarbij ook een verbod ingesteld op het onttrekken van grondwater rond 3 kwetsbare natuurgebieden.
woensdag 15 augustus 2018
Beter inzicht in concurrentiestrijd tussen microben in bodems en oceanen
Vooral neerslag en bodemzuurgraad bepalen welke microben in een bepaalde habitat overleven en welke niet. Deze kennis is van belang om de biodiversiteit in stand te houden. Leidse milieukundigen werkten mee aan het onderzoek. Publicatie in Nature op 1 augustus.
Onderzoekers van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden, Peter van Bodegom en Nadia Soudzilovskaia, namen deel aan een onderzoeksconsortium dat de mondiale verspreidingspatronen van micro-organismen in bodems en oceanen heeft vastgesteld. Voor het eerst is onderzocht hoe micro-organismen over de verschillende habitattypen en klimaatzones van de aarde zijn verspreid.
Onderzoekers van het consortium namen monsters van bodems en oceaanwater in tweehonderd verschillende ecosystemen. Met behulp van nieuwe metagenomics-methoden – waarbij genetisch materiaal direct uit bodemmonsters wordt geanalyseerd – onderzochten ze de samenstelling van de gemeenschappen van micro-organismen en keken ze hoe de micro-organismen met elkaar concurreren. Ze ontdekten dat milieuomstandigheden, vooral neerslag en de zuurgraad van de bodem (pH-niveau), de verdeling van microben op aarde regelen. Daarnaast zagen ze dat bacteriën en schimmels de voorkeur geven aan verschillende habitattypen. Concurrentie vindt plaats doordat micro-organismen antibiotische verbindingen produceren die concurrerende microben doden. Opvallend is dat zich in de bodem en in het water dezelfde processen afspelen.
Het onderzoek maakt duidelijk hoe microben een deel van de mondiale biodiversiteitspatronen creëren. Microben of micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels, reguleren planten- en diervoedingsprocessen, de voedingsstoffencyclus en de koolstofopslag in ecosystemen. Tot nu toe was echter nog niet bekend welke microben hierbij op verschillende plaatsen op aarde betrokken zijn. Ook was nog onbekend hoe ze met elkaar concurreren om ruimte en voedingsstoffen en waarom welke microben in een bepaald milieu de concurrentiestrijd winnen. Zonder kennis van de verspreidingspatronen van micro-organismen is een volledig inzicht in de voedings- en koolstofcycli in de ecosystemen van de aarde niet mogelijk. En zonder dat inzicht kunnen geen goede beheersmaatregelen worden ontwikkeld om de biodiversiteit in stand te houden.
De negentien universiteiten die deel uitmaakten van het consortium zijn gevestigd in Estland, Noorwegen, Zweden, Duitsland, Zwitserland en Spanje
Onderzoekers van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden, Peter van Bodegom en Nadia Soudzilovskaia, namen deel aan een onderzoeksconsortium dat de mondiale verspreidingspatronen van micro-organismen in bodems en oceanen heeft vastgesteld. Voor het eerst is onderzocht hoe micro-organismen over de verschillende habitattypen en klimaatzones van de aarde zijn verspreid.
Onderzoekers van het consortium namen monsters van bodems en oceaanwater in tweehonderd verschillende ecosystemen. Met behulp van nieuwe metagenomics-methoden – waarbij genetisch materiaal direct uit bodemmonsters wordt geanalyseerd – onderzochten ze de samenstelling van de gemeenschappen van micro-organismen en keken ze hoe de micro-organismen met elkaar concurreren. Ze ontdekten dat milieuomstandigheden, vooral neerslag en de zuurgraad van de bodem (pH-niveau), de verdeling van microben op aarde regelen. Daarnaast zagen ze dat bacteriën en schimmels de voorkeur geven aan verschillende habitattypen. Concurrentie vindt plaats doordat micro-organismen antibiotische verbindingen produceren die concurrerende microben doden. Opvallend is dat zich in de bodem en in het water dezelfde processen afspelen.
Het onderzoek maakt duidelijk hoe microben een deel van de mondiale biodiversiteitspatronen creëren. Microben of micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels, reguleren planten- en diervoedingsprocessen, de voedingsstoffencyclus en de koolstofopslag in ecosystemen. Tot nu toe was echter nog niet bekend welke microben hierbij op verschillende plaatsen op aarde betrokken zijn. Ook was nog onbekend hoe ze met elkaar concurreren om ruimte en voedingsstoffen en waarom welke microben in een bepaald milieu de concurrentiestrijd winnen. Zonder kennis van de verspreidingspatronen van micro-organismen is een volledig inzicht in de voedings- en koolstofcycli in de ecosystemen van de aarde niet mogelijk. En zonder dat inzicht kunnen geen goede beheersmaatregelen worden ontwikkeld om de biodiversiteit in stand te houden.
De negentien universiteiten die deel uitmaakten van het consortium zijn gevestigd in Estland, Noorwegen, Zweden, Duitsland, Zwitserland en Spanje
dinsdag 14 augustus 2018
Regen vergroot kans op zetting grond
De regen die eindelijk weer valt in Nederland kan onverwachte, vervelende consequenties hebben: stroomstoringen en gebroken waterleidingen. De kurkdroge grond kan door de regen namelijk gaan verschuiven.
Waterleidingbedrijf Dunea houdt er rekening mee: zetting van de grond na een fikse regenbui. Dat zit zo: de afgelopen maanden is de grond volkomen uitgedroogd. De regen maakt de grond zwaar, waardoor die kan gaan 'zetten'. Daardoor kunnen kabels en leidingen breken.
Bomen kunnen ook een probleem zijn. Door de uitgedroogde grond staan die iets losser, ze zitten nog vol in het blad, en als het dan gaat waaien en er zijn wortels om de leidingen gegroeid kan het zijn dat die wortels een pijp los wrikkken.'
Waterleidingbedrijf Dunea houdt er rekening mee: zetting van de grond na een fikse regenbui. Dat zit zo: de afgelopen maanden is de grond volkomen uitgedroogd. De regen maakt de grond zwaar, waardoor die kan gaan 'zetten'. Daardoor kunnen kabels en leidingen breken.
Bomen kunnen ook een probleem zijn. Door de uitgedroogde grond staan die iets losser, ze zitten nog vol in het blad, en als het dan gaat waaien en er zijn wortels om de leidingen gegroeid kan het zijn dat die wortels een pijp los wrikkken.'
maandag 13 augustus 2018
‘Herzieningsvoorstel voor Drinkwaterrichtlijn goed tegen het licht houden’
Eind februari heeft de Nederlandse Eurocommissaris Frans Timmermans, samen met Eurocommissaris Vella van milieu, namens de Europese Commissie (EC) het voorstel voor de herziening van de Drinkwaterrichtlijn gepresenteerd. Het Europees Parlement heeft de Franse Europarlementariër Michel Dantin aangewezen als rapporteur op dit dossier. Woensdag 23 mei bracht hij een werkbezoek aan de Nederlandse drinkwatersector, bij de productielocatie Scheveningen van Dunea.
De Europese Drinkwaterrichtlijn is een belangrijke basis voor veilig drinkwater in de EU. Het doel is het beschermen van de menselijke gezondheid tegen verontreinigingen via drinkwater. Uit een evaluatie die de Europese Commissie vanaf 2015 heeft laten uitvoeren, blijkt dat de richtlijn in principe goed werkt, maar op vier punten aan verbetering toe is. Daarbij gaat het om de lijst van te controleren parameters, het invoeren van een risico-gebaseerde benadering van deze controle, regels voor de handel in materialen en producten die met drinkwater in contact komen, en de kwaliteit van de informatie
die de consument krijgt. Dit leidde tot het herzieningsvoorstel van de Commissie dat in februari is gepresenteerd.
die de consument krijgt. Dit leidde tot het herzieningsvoorstel van de Commissie dat in februari is gepresenteerd.
Rapporteur Michel Dantin onderzoekt nu voor het Europees Parlement of de voorstellen van de Europese Commissie effectief zijn om de gestelde doelen te halen. Hij formuleert namens het Europees Parlement een reactie op het voorstel van de Commissie. Na stemming in het Europees Parlement is Dantin hoofdonderhandelaar namens het parlement om tot een akkoord te komen over de tekst van de richtlijn. Vewin heeft Dantin uitgenodigd het voorstel van de Commissie te bespreken en te bekijken welke impact het voorstel heeft op de drinkwatersector in Nederland en in Europa.
Hoe kijkt u aan tegen de watersector in Europa? En de positie van Nederland ten opzichte van de andere lidstaten?
Dantin: ‘Het is al jarenlang een belangrijke prioriteit van de Europese Unie om alle burgers van het continent te voorzien van goed drinkwater. De Drinkwaterrichtlijn was een van de eerste Europese wetgevingsteksten op het gebied van water. Deze tekst, die halverwege de jaren 70 is opgesteld, zorgt tegenwoordig in meer dan 99% van de gevallen voor een hoogwaardige drinkwatervoorziening binnen de Europese Unie. Op internationaal niveau vervult Europa een leidersrol. Onze drinkwaterbedrijven behoren tot de beste ter wereld. Nederland is een voorbeeld van dit geweldige succes.
De kwaliteit van het water dat aan consumenten wordt geleverd en de effectiviteit van de dienstverlening en infrastructuren geven blijk van veel ervaring in het beheer van waterreserves in dit land.’
Hoe kijkt u aan tegen de watersector in Europa? En de positie van Nederland ten opzichte van de andere lidstaten?
Dantin: ‘Het is al jarenlang een belangrijke prioriteit van de Europese Unie om alle burgers van het continent te voorzien van goed drinkwater. De Drinkwaterrichtlijn was een van de eerste Europese wetgevingsteksten op het gebied van water. Deze tekst, die halverwege de jaren 70 is opgesteld, zorgt tegenwoordig in meer dan 99% van de gevallen voor een hoogwaardige drinkwatervoorziening binnen de Europese Unie. Op internationaal niveau vervult Europa een leidersrol. Onze drinkwaterbedrijven behoren tot de beste ter wereld. Nederland is een voorbeeld van dit geweldige succes.
De kwaliteit van het water dat aan consumenten wordt geleverd en de effectiviteit van de dienstverlening en infrastructuren geven blijk van veel ervaring in het beheer van waterreserves in dit land.’
Wat vindt u de grootste uitdagingen in het Europese waterbeleid?
Dantin: ‘In de eerste plaats de klimaatverandering, die het zuiden van Europa zwaarder treft dan het noorden. De verstoringen die we nu en in de toekomst gaan ondervinden, zullen grote gevolgen hebben voor de beschikbaarheid en kwaliteit van water. We moeten op deze veranderingen anticiperen door een beter waterbeheer, en wel zo vroeg
mogelijk in de productieketen. Ten tweede onze werkmethoden.De afgelopen decennia zijn veel inspanningen verricht om de druk van onze activiteiten op de waterreserves te verminderen, vooral in de landbouw en de industrie. Maar met het oog op de klimaatverandering en de demografische groei moeten we ons waterverbruik nog verder terugdringen en bronnen van verontreiniging beter bestrijden, met name opkomende verontreinigende stoffen.’
Waarom wilde u rapporteur worden van het drinkwaterdossier?
Dantin: ‘De toegang tot hoogwaardig drinkwater blijft van groot belang voor de Europese burgers: het heeft invloed op hun dagelijks leven, gezondheid en activiteiten. Ik ben als burgemeester van een stad met meer dan 60.000 inwoners en gedurende meer dan 10 jaar als voorzitter van een stroomgebieddistrict volgens de Kaderrichtlijn Water in Frankrijk al jarenlang betrokken bij het waterbeleid op lokaal en regionaal niveau. Dit rapport is een goede kans om mijn praktijkervaring te benutten en een praktische blik te werpen op de herziening van de Drinkwaterrichtlijn.’
Wat zou volgens u centraal moeten staan in de nieuwe Drinkwaterrichtlijn?
Dantin: ‘Het drinkwater in de Europese Unie voldoet weliswaar aan de kwaliteitseisen, maar de huidige tekst is al twintig jaar van kracht en heeft sindsdien geen grote veranderingen ondergaan. De herziening heeft dus als doel de kwaliteitsnormen voor drinkwater af te stemmen op de meest recente wetenschappelijke gegevens. Ook moet het wetgevingskader worden aangepast om beter in te spelen op nieuwe uitdagingen, zoals klimaatverandering en de transitie
naar een circulaire economie.’
Wat vindt u van het voorstel van de Europese Commissie?
Dantin: ‘De Europese Commissie stelt vier mogelijke verbeterpunten vast, namelijk de lijst parameters, het gebruik van een risicogestuurde aanpak, de verbetering van de transparantie en toegang tot informatie over drinkwater voor consumenten en ten slotte de materialen die in contact komen met drinkwater. Dit zijn de belangrijkste onderwerpen die ruimte bieden om de kwaliteit van het drinkwater in de Europese Unie te verbeteren. Ik steun het voorstel van de Commissie dat beoogt de risicogestuurde aanpak algemener te maken, op basis van de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dit is een grote stap vooruit, waardoor het waterbeheer kan worden verbeterd om het risico op vervuiling in een zo vroeg mogelijk stadium te vermijden. Zo kan de behandeling van water dat bestemd is voor menselijke consumptie aan het eind van de keten worden beperkt of voorkomen. Ik vind echter dat het voorstel in sommige aspecten van de uitvoering niet praktisch genoeg is. Bovendien moet duidelijker worden gemaakt hoe de verantwoordelijkheid wordt verdeeld over de verschillende betrokkenen, met name de lokale en nationale overheden en de waterleveranciers.’
Dantin: ‘In de eerste plaats de klimaatverandering, die het zuiden van Europa zwaarder treft dan het noorden. De verstoringen die we nu en in de toekomst gaan ondervinden, zullen grote gevolgen hebben voor de beschikbaarheid en kwaliteit van water. We moeten op deze veranderingen anticiperen door een beter waterbeheer, en wel zo vroeg
mogelijk in de productieketen. Ten tweede onze werkmethoden.De afgelopen decennia zijn veel inspanningen verricht om de druk van onze activiteiten op de waterreserves te verminderen, vooral in de landbouw en de industrie. Maar met het oog op de klimaatverandering en de demografische groei moeten we ons waterverbruik nog verder terugdringen en bronnen van verontreiniging beter bestrijden, met name opkomende verontreinigende stoffen.’
Waarom wilde u rapporteur worden van het drinkwaterdossier?
Dantin: ‘De toegang tot hoogwaardig drinkwater blijft van groot belang voor de Europese burgers: het heeft invloed op hun dagelijks leven, gezondheid en activiteiten. Ik ben als burgemeester van een stad met meer dan 60.000 inwoners en gedurende meer dan 10 jaar als voorzitter van een stroomgebieddistrict volgens de Kaderrichtlijn Water in Frankrijk al jarenlang betrokken bij het waterbeleid op lokaal en regionaal niveau. Dit rapport is een goede kans om mijn praktijkervaring te benutten en een praktische blik te werpen op de herziening van de Drinkwaterrichtlijn.’
Wat zou volgens u centraal moeten staan in de nieuwe Drinkwaterrichtlijn?
Dantin: ‘Het drinkwater in de Europese Unie voldoet weliswaar aan de kwaliteitseisen, maar de huidige tekst is al twintig jaar van kracht en heeft sindsdien geen grote veranderingen ondergaan. De herziening heeft dus als doel de kwaliteitsnormen voor drinkwater af te stemmen op de meest recente wetenschappelijke gegevens. Ook moet het wetgevingskader worden aangepast om beter in te spelen op nieuwe uitdagingen, zoals klimaatverandering en de transitie
naar een circulaire economie.’
Wat vindt u van het voorstel van de Europese Commissie?
Dantin: ‘De Europese Commissie stelt vier mogelijke verbeterpunten vast, namelijk de lijst parameters, het gebruik van een risicogestuurde aanpak, de verbetering van de transparantie en toegang tot informatie over drinkwater voor consumenten en ten slotte de materialen die in contact komen met drinkwater. Dit zijn de belangrijkste onderwerpen die ruimte bieden om de kwaliteit van het drinkwater in de Europese Unie te verbeteren. Ik steun het voorstel van de Commissie dat beoogt de risicogestuurde aanpak algemener te maken, op basis van de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dit is een grote stap vooruit, waardoor het waterbeheer kan worden verbeterd om het risico op vervuiling in een zo vroeg mogelijk stadium te vermijden. Zo kan de behandeling van water dat bestemd is voor menselijke consumptie aan het eind van de keten worden beperkt of voorkomen. Ik vind echter dat het voorstel in sommige aspecten van de uitvoering niet praktisch genoeg is. Bovendien moet duidelijker worden gemaakt hoe de verantwoordelijkheid wordt verdeeld over de verschillende betrokkenen, met name de lokale en nationale overheden en de waterleveranciers.’
In hoeverre is de Drinkwaterrichtlijn een belangrijk dossier in het Europees Parlement?
Dantin: ‘Via zijn vertegenwoordigers, die gekozen zijn via rechtstreekse algemene verkiezingen, ziet het Europees Parlement toe op de verwachtingen van Europese burgers en op de wensen die in de grondgebieden van de EU worden geuit. Veel initiatieven in heel Europa, zoals het EU-burgerinitiatief ‘Right2Water’, wijzen erop dat drinkwater een essentieel onderwerp blijft voor de Europeanen.’
Welke issues vindt u belangrijk bij de komende behandeling in het Europees Parlement? Welke discussies voorziet u met betrekking tot de onderhandelingen met de lidstaten? Dantin: ‘De toegang tot betaalbaar drinkwater van hoge kwaliteit en tot begrijpelijke, relevante informatie voor consumenten blijft een belangrijk aandachtspunt tijdens deze hervorming. Dit zal ongetwijfeld nog leiden tot vele debatten tussen de parlementariërs onderling én met de vertegenwoordigers van de lidstaten. Hoewel de kwaliteit van het drinkwater het belangrijkste onderwerp van de richtlijn blijft, denk ik dat deze nieuwe thema’s beter in de tekst geïntegreerd moeten worden.’
Hoe ziet u de relatie tussen de Drinkwaterrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water, en Europese landbouwwetgeving zoals het gemeenschappelijk Landbouwbeleid?
Dantin: ‘De verbanden tussen de Drinkwaterrichtlijn en andere Europese regelgeving spelen een belangrijke rol in mijn ontwerprapport. De toepassing van de risicogestuurde aanpak impliceert dat de waterreserves hogerop in de keten beheerd moeten worden, namelijk in het milieu. Deze kwestie valt vooral onder de Kaderrichtlijn van 2000. In mijn ontwerprapport streef ik ernaar de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de verschillende betrokkenen te verduidelijken in het licht van de andere Europese teksten en het principe dat de vervuiler betaalt.’
Dantin: ‘Via zijn vertegenwoordigers, die gekozen zijn via rechtstreekse algemene verkiezingen, ziet het Europees Parlement toe op de verwachtingen van Europese burgers en op de wensen die in de grondgebieden van de EU worden geuit. Veel initiatieven in heel Europa, zoals het EU-burgerinitiatief ‘Right2Water’, wijzen erop dat drinkwater een essentieel onderwerp blijft voor de Europeanen.’
Welke issues vindt u belangrijk bij de komende behandeling in het Europees Parlement? Welke discussies voorziet u met betrekking tot de onderhandelingen met de lidstaten? Dantin: ‘De toegang tot betaalbaar drinkwater van hoge kwaliteit en tot begrijpelijke, relevante informatie voor consumenten blijft een belangrijk aandachtspunt tijdens deze hervorming. Dit zal ongetwijfeld nog leiden tot vele debatten tussen de parlementariërs onderling én met de vertegenwoordigers van de lidstaten. Hoewel de kwaliteit van het drinkwater het belangrijkste onderwerp van de richtlijn blijft, denk ik dat deze nieuwe thema’s beter in de tekst geïntegreerd moeten worden.’
Hoe ziet u de relatie tussen de Drinkwaterrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water, en Europese landbouwwetgeving zoals het gemeenschappelijk Landbouwbeleid?
Dantin: ‘De verbanden tussen de Drinkwaterrichtlijn en andere Europese regelgeving spelen een belangrijke rol in mijn ontwerprapport. De toepassing van de risicogestuurde aanpak impliceert dat de waterreserves hogerop in de keten beheerd moeten worden, namelijk in het milieu. Deze kwestie valt vooral onder de Kaderrichtlijn van 2000. In mijn ontwerprapport streef ik ernaar de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de verschillende betrokkenen te verduidelijken in het licht van de andere Europese teksten en het principe dat de vervuiler betaalt.’
Hoe kijkt u terug op dit werkbezoek?
Dantin: ‘Nederland heeft van oudsher een uitstekende reputatie als het gaat om de kwaliteit van drinkwater en de efficiëntie van de watervoorziening, zoals ik vandaag kon ervaren op de productielocatie van Dunea. Met deze herziening zullen drinkwaterbedrijven een sleutelrol spelen bij het toepassen van de risicobenadering in alle fasen van de drinkwaterproductie en -voorziening. Hierdoor kan het waterbeheer stroomopwaarts in de keten worden verbeterd en de waterzuivering aan het eind van de keten worden verminderd.’
Dantin: ‘Nederland heeft van oudsher een uitstekende reputatie als het gaat om de kwaliteit van drinkwater en de efficiëntie van de watervoorziening, zoals ik vandaag kon ervaren op de productielocatie van Dunea. Met deze herziening zullen drinkwaterbedrijven een sleutelrol spelen bij het toepassen van de risicobenadering in alle fasen van de drinkwaterproductie en -voorziening. Hierdoor kan het waterbeheer stroomopwaarts in de keten worden verbeterd en de waterzuivering aan het eind van de keten worden verminderd.’
Minimumeisen drinkwatermaterialen
Hans de Groene, directeur Vewin: ‘Het bezoek van de heer Dantin was heel nuttig. Het bood een uitstekende gelegenheid om de Europarlementariër te laten zien hoe de Nederlandse drinkwatersector in de praktijk omgaat met de Drinkwaterrichtlijn en welke impact het huidige voorstel van
de Europese Commissie zou hebben.’ Het voorstel bevat volgens Vewin goede elementen zoals bijvoorbeeld de aansluiting bij bestaande Europese regels voor de verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, de Kaderrichtlijn Water. Vewin heeft namens de Nederlandse drinkwatersector en de Europese koepelorganisatie EurEau echter ook gepleit voor een aantal wijzigingen. ‘We missen in het huidige voorstel bijvoorbeeld een goede regeling voor materialen en chemicaliën die in contact komen met drinkwater. We zien graag EU-brede minimumeisen voor de kwaliteit waar materialen aan moeten voldoen, zoals leidingen, kranen etc. Dat is van belang voor de hygiëne en de volksgezondheid. We stellen het op prijs als dit onderwerp ook aan de orde komt in de reactie van het Europees Parlement op het voorstel van de Commissie’, aldus De Groene.
Hans de Groene, directeur Vewin: ‘Het bezoek van de heer Dantin was heel nuttig. Het bood een uitstekende gelegenheid om de Europarlementariër te laten zien hoe de Nederlandse drinkwatersector in de praktijk omgaat met de Drinkwaterrichtlijn en welke impact het huidige voorstel van
de Europese Commissie zou hebben.’ Het voorstel bevat volgens Vewin goede elementen zoals bijvoorbeeld de aansluiting bij bestaande Europese regels voor de verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, de Kaderrichtlijn Water. Vewin heeft namens de Nederlandse drinkwatersector en de Europese koepelorganisatie EurEau echter ook gepleit voor een aantal wijzigingen. ‘We missen in het huidige voorstel bijvoorbeeld een goede regeling voor materialen en chemicaliën die in contact komen met drinkwater. We zien graag EU-brede minimumeisen voor de kwaliteit waar materialen aan moeten voldoen, zoals leidingen, kranen etc. Dat is van belang voor de hygiëne en de volksgezondheid. We stellen het op prijs als dit onderwerp ook aan de orde komt in de reactie van het Europees Parlement op het voorstel van de Commissie’, aldus De Groene.
vrijdag 10 augustus 2018
Watertekort blijft, extra actie tegen verzilting
Er is zeker twee tot drie maanden normaal Nederlands weer met regen voor nodig voordat het water weer op peil is. De regen die deze dagen valt is onvoldoende. Ook de aanvoer van water via de rivieren blijft laag. De grondwaterstand daalt, zeker op de hoge zandgronden in het oosten en zuiden. De verzilting neemt toe, natuur verdroogt, de waterkwaliteit verslechtert, zwemmers moeten oppassen, onder andere voor blauwalg, en ook de landbouwsector, industrie en scheepvaart hebben steeds meer last van de droogte.
Maatregelen tegen droogte blijven dan ook onverminderd nodig. Dat bleek vandaag uit het landelijke crisisoverleg droogte (managementteam watertekorten). Er komt een extra maatregel. De Prinses Irenesluizen bij Wijk bij Duurstede worden ingezet om extra zoet water naar het Amsterdam Rijnkanaal te sturen. Voor de natuur, landbouw, industrie en drinkwater is zoet water cruciaal. Met deze maatregel wordt de indringing van zout zeewater, ofwel verzilting, tegengegaan.
Rijkswaterstaat kijkt samen met de scheepvaartsector hoe deze maatregel met zo min mogelijk hinder voor de scheepvaart ingezet kan worden.
Het managementteam watertekorten roept nogmaals op geen water te verspillen, ook al is er voldoende drinkwater. De oproep blijft om water verspreid over de dag te gebruiken.
Maatregelen tegen droogte blijven dan ook onverminderd nodig. Dat bleek vandaag uit het landelijke crisisoverleg droogte (managementteam watertekorten). Er komt een extra maatregel. De Prinses Irenesluizen bij Wijk bij Duurstede worden ingezet om extra zoet water naar het Amsterdam Rijnkanaal te sturen. Voor de natuur, landbouw, industrie en drinkwater is zoet water cruciaal. Met deze maatregel wordt de indringing van zout zeewater, ofwel verzilting, tegengegaan.
Rijkswaterstaat kijkt samen met de scheepvaartsector hoe deze maatregel met zo min mogelijk hinder voor de scheepvaart ingezet kan worden.
Het managementteam watertekorten roept nogmaals op geen water te verspillen, ook al is er voldoende drinkwater. De oproep blijft om water verspreid over de dag te gebruiken.
donderdag 9 augustus 2018
ERC Grant voor onderzoek Peter Bijl naar toekomstige zeespiegelstijging
Het nauwkeurig voorspellen van zeespiegelstijging in de toekomst is een van de grootste uitdagingen van deze tijd,” zegt aardwetenschapper dr. Peter Bijl van de Universiteit Utrecht. Bijl is een van de drie Geowetenschappers die vrijdag een prestigieuze subsidie voor jonge onderzoekers ontvingen van de Europese Onderzoeksraad (ERC). Met zijn ERC Starting Grant ter waarde van 1,5 miljoen euro gaat Bijl onderzoek doen naar de rol van oceaancondities in de veranderende grootte van de Antarctische ijskap in warme perioden in het verleden. Met deze kennis kan het smelten van ijskappen in de toekomst nauwkeuriger voorspeld worden.
De mate van zeespiegelstijging in de toekomst kan niet met zekerheid worden vastgesteld, ook niet in projecties zoals die van het IPCC. “Dat komt vooral doordat we niet weten hoeveel daarvan wordt veroorzaakt door het smelten van de Antarctische ijskap,” legt Bijl uit. “In tegenstelling tot wat men vroeger aannam, heeft de opwarming van de oceanen sterke invloed op de stabiliteit van de ijskappen op Antarctica.” Op plaatsen waar de ijskap het sterkst smelt, wordt dat voornamelijk veroorzaakt door de opwarming van het oceaanwater en niet van de atmosfeer. Volgens Bijl wijst dit erop dat de interactie tussen ijs en oceaan een sleutelrol speelt in de stabiliteit van de Antarctische ijskap, en daarmee in de mondiale zeespiegelstijging. “Hoewel deze interactie erg belangrijk is, is hier weinig over bekend, en is deze factor daardoor ondervertegenwoordigd in smeltscenario’s,” zegt Bijl. “Hierdoor kunnen geen goede voorspellingen worden gemaakt van het smelten van het ijs op tijdsschalen van eeuwen of langer.”
De enige manier om te begrijpen wat de invloed is van oceanen op de ijskappen in warme perioden in het verleden en in de toekomst is door geologische perioden uit het verleden te bestuderen met CO2-niveaus die vergelijkbaar zijn wat wordt voorspeld voor deze eeuw en daarna. Tot nu toe was het niet mogelijk om de oceaancondities uit het verleden te reconstrueren. Dit is precies wat Bijl gaat doen met zijn ERC Starting Grant. In het onderzoeksproject ‘OceaNice’ richt hij zich op het ontwikkelen van nieuwe manieren voor het reconstrueren van oceanografische omstandigheden uit het verleden op basis van organische cysten van dinoflagellaten – een groep van algenfossielen – en organische moleculaire technieken. Dit past hij vervolgens toe op twee warme perioden uit het verleden die lijken op het klimaat dat verwacht wordt in de toekomst. Vervolgens test hij deze reconstructies met oceaancirculatiesimulaties. “Deze combinatie van een reconstructie van oceaancondities in het verleden op basis van proxies leidt tot een beter begrip van de dynamiek van ijssmelt en preciezere toekomstscenario’s. Dat zal bijdragen aan betrouwbare zeespiegelvoorspellingen voor de komende eeuwen,” zegt Bijl.
De mate van zeespiegelstijging in de toekomst kan niet met zekerheid worden vastgesteld, ook niet in projecties zoals die van het IPCC. “Dat komt vooral doordat we niet weten hoeveel daarvan wordt veroorzaakt door het smelten van de Antarctische ijskap,” legt Bijl uit. “In tegenstelling tot wat men vroeger aannam, heeft de opwarming van de oceanen sterke invloed op de stabiliteit van de ijskappen op Antarctica.” Op plaatsen waar de ijskap het sterkst smelt, wordt dat voornamelijk veroorzaakt door de opwarming van het oceaanwater en niet van de atmosfeer. Volgens Bijl wijst dit erop dat de interactie tussen ijs en oceaan een sleutelrol speelt in de stabiliteit van de Antarctische ijskap, en daarmee in de mondiale zeespiegelstijging. “Hoewel deze interactie erg belangrijk is, is hier weinig over bekend, en is deze factor daardoor ondervertegenwoordigd in smeltscenario’s,” zegt Bijl. “Hierdoor kunnen geen goede voorspellingen worden gemaakt van het smelten van het ijs op tijdsschalen van eeuwen of langer.”
De enige manier om te begrijpen wat de invloed is van oceanen op de ijskappen in warme perioden in het verleden en in de toekomst is door geologische perioden uit het verleden te bestuderen met CO2-niveaus die vergelijkbaar zijn wat wordt voorspeld voor deze eeuw en daarna. Tot nu toe was het niet mogelijk om de oceaancondities uit het verleden te reconstrueren. Dit is precies wat Bijl gaat doen met zijn ERC Starting Grant. In het onderzoeksproject ‘OceaNice’ richt hij zich op het ontwikkelen van nieuwe manieren voor het reconstrueren van oceanografische omstandigheden uit het verleden op basis van organische cysten van dinoflagellaten – een groep van algenfossielen – en organische moleculaire technieken. Dit past hij vervolgens toe op twee warme perioden uit het verleden die lijken op het klimaat dat verwacht wordt in de toekomst. Vervolgens test hij deze reconstructies met oceaancirculatiesimulaties. “Deze combinatie van een reconstructie van oceaancondities in het verleden op basis van proxies leidt tot een beter begrip van de dynamiek van ijssmelt en preciezere toekomstscenario’s. Dat zal bijdragen aan betrouwbare zeespiegelvoorspellingen voor de komende eeuwen,” zegt Bijl.
woensdag 8 augustus 2018
Nieuw directielid Waterschap Rijn en IJssel
Vanaf oktober 2018 gaat mevrouw Rosemarie Ampting-Wichman onderdeel uitmaken van het directieteam van Waterschap Rijn en IJssel. Zij volgt het huidige directielid Jan Lourens op, die met pensioen gaat.
Ampting studeerde bestuurskunde en bedrijfseconomie en heeft veel ervaring in het leidinggeven aan overheidsorganisaties, het laatst als directeur-bestuurder van uitvoeringsorganisatie Buurtplein BV in Doetinchem.
Ampting studeerde bestuurskunde en bedrijfseconomie en heeft veel ervaring in het leidinggeven aan overheidsorganisaties, het laatst als directeur-bestuurder van uitvoeringsorganisatie Buurtplein BV in Doetinchem.
dinsdag 7 augustus 2018
Bernardsluizen bij Tiel deels weer open voor scheepvaart
Zondag 5 augustus heeft Rijkswaterstaat de Bernhardsluizen bij Tiel gestremd voor de scheepvaart. Reden daarvoor was dat er extra water via de sluis naar de Lek geleid moet worden om verzilting tegen te gaan. De stroming die daardoor werd verwacht zou een gevaarlijke situatie voor de scheepvaart kunnen zijn.
Maandag zijn bij de Bernhardsluizen metingen naar de stroming uitgevoerd. Daaruit blijkt deze stroming minder groot dan verwacht. De scheepvaart kan deels weer gebruik kan maken van de sluis. Bij de toegang tot de sluis komen tekstkarren die schippers waarschuwen voor de extra stroming en er is slechts één schip tegelijk in de sluiskolk toegestaan. De scheepvaart is hierover geïnformeerd. We verwachten dat scheepvaart in de loop van de avond weer van de Bernhardsluis gebruik kan maken.
Maandag zijn bij de Bernhardsluizen metingen naar de stroming uitgevoerd. Daaruit blijkt deze stroming minder groot dan verwacht. De scheepvaart kan deels weer gebruik kan maken van de sluis. Bij de toegang tot de sluis komen tekstkarren die schippers waarschuwen voor de extra stroming en er is slechts één schip tegelijk in de sluiskolk toegestaan. De scheepvaart is hierover geïnformeerd. We verwachten dat scheepvaart in de loop van de avond weer van de Bernhardsluis gebruik kan maken.
maandag 6 augustus 2018
Nieuwe app en website Waterplantmelder voor melden overlast waterplanten
Met behulp van de nieuwe app en website Waterplantmelder willen de provincies Noord-Holland, Flevoland en Rijkswaterstaat de locaties van waterplantenoverlast in het IJsselmeergebied in kaart brengen.
Omdat de waterkwaliteit als gevolg van de Europese Kaderrichtlijn Water de afgelopen jaren steeds verder is verbeterd, groeien er meer waterplanten, zoals fonteinkruid. Voor de natuur is dat een positieve ontwikkeling, maar op sommige plekken groeien zoveel waterplanten dat de waterrecreatie hier hinder van heeft.
In het IJsselmeergebied (IJsselmeer, Markermeer en IJmeer en Randmeren) leidt de overlast van waterplanten op verschillende plaatsen tot een beperking van het vaargebied en van de bereikbaarheid van (jacht)havens. Ook andere waterrecreanten en hulpdiensten hebben overlast van de waterplanten in het gebied. Met de ‘Waterplantmelder’-app en -website roepen de betrokken organisaties de hulp in van de vaarweggebruikers, waterrecreanten en andere betrokkenen om de overlast van deze waterplanten zo goed mogelijk in kaart te brengen. De locaties van waterplanten kunnen verschillen en waterplanten kunnen door de wind en stroming verplaatst worden. Met de hulp van de waterrecreanten en de Waterplantmelder kan beter vastgesteld worden waar waterplanten overlast veroorzaken.
De gemeenten Hoorn en Almere en coöperatie Gastvrije Randmeren maaien elk jaar waterplanten op een aantal locaties. Deze inspanningen zorgen ervoor dat er een aantal waterplantvrije zones is waar na het maaien zonder problemen gevaren kan worden. Waar gemaaid is zal aangegeven worden in de app, met de recreatiebetonning die de waterplantvrije zone aangeeft.
De app en website bevatten een kaart waarop de locaties met meldingen duidelijk te zien zijn. Vaarweggebruikers wordt gevraagd een foto aan de melding toe te voegen, zodat de exacte gps-locatie van de overlastgevende planten bekend en geregistreerd wordt. De informatie wordt gedeeld met Rijkswaterstaat, de provincie Noord-Holland, de provincie Flevoland en andere betrokken beheerders,
Omdat de waterkwaliteit als gevolg van de Europese Kaderrichtlijn Water de afgelopen jaren steeds verder is verbeterd, groeien er meer waterplanten, zoals fonteinkruid. Voor de natuur is dat een positieve ontwikkeling, maar op sommige plekken groeien zoveel waterplanten dat de waterrecreatie hier hinder van heeft.
In het IJsselmeergebied (IJsselmeer, Markermeer en IJmeer en Randmeren) leidt de overlast van waterplanten op verschillende plaatsen tot een beperking van het vaargebied en van de bereikbaarheid van (jacht)havens. Ook andere waterrecreanten en hulpdiensten hebben overlast van de waterplanten in het gebied. Met de ‘Waterplantmelder’-app en -website roepen de betrokken organisaties de hulp in van de vaarweggebruikers, waterrecreanten en andere betrokkenen om de overlast van deze waterplanten zo goed mogelijk in kaart te brengen. De locaties van waterplanten kunnen verschillen en waterplanten kunnen door de wind en stroming verplaatst worden. Met de hulp van de waterrecreanten en de Waterplantmelder kan beter vastgesteld worden waar waterplanten overlast veroorzaken.
De gemeenten Hoorn en Almere en coöperatie Gastvrije Randmeren maaien elk jaar waterplanten op een aantal locaties. Deze inspanningen zorgen ervoor dat er een aantal waterplantvrije zones is waar na het maaien zonder problemen gevaren kan worden. Waar gemaaid is zal aangegeven worden in de app, met de recreatiebetonning die de waterplantvrije zone aangeeft.
De app en website bevatten een kaart waarop de locaties met meldingen duidelijk te zien zijn. Vaarweggebruikers wordt gevraagd een foto aan de melding toe te voegen, zodat de exacte gps-locatie van de overlastgevende planten bekend en geregistreerd wordt. De informatie wordt gedeeld met Rijkswaterstaat, de provincie Noord-Holland, de provincie Flevoland en andere betrokken beheerders,
vrijdag 3 augustus 2018
Twee tijdelijke pompen bij Voorhavendijk Wijk bij Duurstede
Deze week plaatsten medewerkers van het waterschap een tijdelijk pomp aan de noord- en zuidzijde van de Irenesluizen bij de Voorhavendijk in Wijk bij Duurstede. De pomp aan de noordkant voorziet het gebied rond Wijk bij Duurstede van water. De pomp aan de zuidkant is nodig om extra water aan te voeren naar het oostelijk deel van het Eiland van Schalkwijk.
Door de extreme droogte is de waterstand op de Neder-Rijn en de Lek aanzienlijk gedaald. Hierdoor kan er, onder vrij verval, minder water worden ingelaten. Door de inzet van pompen kan meer water worden opgepompt. Hierdoor daalt het waterpeil niet tot onder het in het peilbesluit vastgestelde peil.
Op dit moment is er nog voldoende water beschikbaar om het gebied van De Stichtse Rijnlanden van water te voorzien; er zijn nog geen onttrekkingsverboden voor oppervlaktewater van kracht. Wel vragen we agrariërs in het Kromme Rijngebied om beregeningstijden op elkaar af te stemmen.
Door de extreme droogte is de waterstand op de Neder-Rijn en de Lek aanzienlijk gedaald. Hierdoor kan er, onder vrij verval, minder water worden ingelaten. Door de inzet van pompen kan meer water worden opgepompt. Hierdoor daalt het waterpeil niet tot onder het in het peilbesluit vastgestelde peil.
Op dit moment is er nog voldoende water beschikbaar om het gebied van De Stichtse Rijnlanden van water te voorzien; er zijn nog geen onttrekkingsverboden voor oppervlaktewater van kracht. Wel vragen we agrariërs in het Kromme Rijngebied om beregeningstijden op elkaar af te stemmen.
donderdag 2 augustus 2018
Droogte in Nederland vraagt om verdeling water
De aanhoudende droogte zorgt dat er landelijk een grotere vraag is naar water dan wat er aan regen valt en via de rivieren ons land binnenstroomt. De voorspelling is dat dit nog een tijd aanhoudt, waardoor komende weken mogelijk nieuwe maatregelen volgen om het water te verdelen. Minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) laat vandaag aan de Tweede Kamer weten deze waterverdeling vanaf nu bij het Managementteam Watertekorten MTW te beleggen.
Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies, betrokken ministeries en de drinkwaterbedrijven hebben en blijven in dit MTW samen op landelijk en regionaal niveau de verdeling van het water bespreken en op elkaar afstemmen. Het tekort aan water heeft vooral gevolgen voor de landbouw, de natuur, scheepvaart en industrie omdat er simpelweg minder voorraad is aan water in rivieren, sloten en meren. Er is geen tekort aan water uit de kraan, zelfs bij langdurig aanhoudende droogte komt de drinkwatervoorziening niet in het gedrang.
De natuur en de waterkwaliteit staan door de droogte onder druk, botulisme, vissterfte en blauwalg steken de kop op. Voor de scheepvaart geldt dat schepen door de lagere waterstand niet meer optimaal kunnen worden beladen en dat ook de wachttijden bij de sluizen toenemen. De industrie kan het koelwater in sommige gevallen niet meer kwijt.
De uitzonderlijke droogte treft ook boeren en telers. Dit is voor hen een zware en onzekere tijd. De ernst van de situatie, die per regio verschilt, wordt onderkend. Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft daarom besloten praktische knelpunten weg te nemen door regels te versoepelen. Zo wordt ingezet op een langere uitrijdperiode van mest op akkers. Ook dringt Nederland bij de Europese Commissie aan op coulance bij de regels voor het omploegen (scheuren) van grasland en de vergroeningsvoorwaarden. Een dergelijke versoepeling moet ertoe leiden dat er later dit jaar meer veevoer beschikbaar is. Er is nauw contact tussen het ministerie van LNV en de sector over de droogte en de gevolgen daarvan voor boeren en akkerbouwers. Samen wordt bekeken welke andere knelpunten nog kunnen worden weggenomen.
De afgelopen periode hebben de betrokken partijen hard gewerkt om de droogte het hoofd te bieden. Zo zijn er al in aanloop naar deze droogteperiode maatregelen genomen om het tekort aan water te beperken. In het IJsselmeer, Markermeer en Volkerak-Zoommeer is extra zoet water vastgehouden, waardoor ze nu dienstdoen als een nationale regenton. Op de hoge zandgronden in het oosten en zuiden van Nederland zijn sproeiverboden ingesteld, naast enkele regionale sproeiverboden in het westen en het noorden.
Hoewel er genoeg drinkwater is in heel Nederland, wordt iedereen opgeroepen om zelf ook een bijdrage te leveren aan het verminderen van de vraag naar water door zuinig te zijn met water op de piekmomenten ’s morgens en ’s avonds en water niet te verspillen.
Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies, betrokken ministeries en de drinkwaterbedrijven hebben en blijven in dit MTW samen op landelijk en regionaal niveau de verdeling van het water bespreken en op elkaar afstemmen. Het tekort aan water heeft vooral gevolgen voor de landbouw, de natuur, scheepvaart en industrie omdat er simpelweg minder voorraad is aan water in rivieren, sloten en meren. Er is geen tekort aan water uit de kraan, zelfs bij langdurig aanhoudende droogte komt de drinkwatervoorziening niet in het gedrang.
De natuur en de waterkwaliteit staan door de droogte onder druk, botulisme, vissterfte en blauwalg steken de kop op. Voor de scheepvaart geldt dat schepen door de lagere waterstand niet meer optimaal kunnen worden beladen en dat ook de wachttijden bij de sluizen toenemen. De industrie kan het koelwater in sommige gevallen niet meer kwijt.
De uitzonderlijke droogte treft ook boeren en telers. Dit is voor hen een zware en onzekere tijd. De ernst van de situatie, die per regio verschilt, wordt onderkend. Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft daarom besloten praktische knelpunten weg te nemen door regels te versoepelen. Zo wordt ingezet op een langere uitrijdperiode van mest op akkers. Ook dringt Nederland bij de Europese Commissie aan op coulance bij de regels voor het omploegen (scheuren) van grasland en de vergroeningsvoorwaarden. Een dergelijke versoepeling moet ertoe leiden dat er later dit jaar meer veevoer beschikbaar is. Er is nauw contact tussen het ministerie van LNV en de sector over de droogte en de gevolgen daarvan voor boeren en akkerbouwers. Samen wordt bekeken welke andere knelpunten nog kunnen worden weggenomen.
De afgelopen periode hebben de betrokken partijen hard gewerkt om de droogte het hoofd te bieden. Zo zijn er al in aanloop naar deze droogteperiode maatregelen genomen om het tekort aan water te beperken. In het IJsselmeer, Markermeer en Volkerak-Zoommeer is extra zoet water vastgehouden, waardoor ze nu dienstdoen als een nationale regenton. Op de hoge zandgronden in het oosten en zuiden van Nederland zijn sproeiverboden ingesteld, naast enkele regionale sproeiverboden in het westen en het noorden.
Hoewel er genoeg drinkwater is in heel Nederland, wordt iedereen opgeroepen om zelf ook een bijdrage te leveren aan het verminderen van de vraag naar water door zuinig te zijn met water op de piekmomenten ’s morgens en ’s avonds en water niet te verspillen.
Water uit lucht halen zonder energie te gebruiken
Het NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen heeft een Take-off haalbaarheidsstudie toegekend aan de valorisatie van een temperatuurgevoelig ‘smart material’ dat water uit de lucht wint. Het materiaal is ontwikkeld door het team van dr. Catarina Esteves aan de Technische Universiteit Eindhoven.
Water is de belangrijkste voorwaarde voor leven. Volgens een recente studie van de Verenigde Naties, zal droogte wereldwijd significant toenemen door klimaatverandering. In 2050 zal de helft van de wereldbevolking watertekorten ervaren. Door te kijken hoe de natuur overleeft in droge kustgebieden, hebben wetenschappers aan de TU Eindhoven onder leiding van Catarina Esteves een temperatuurgevoelig smart material ontwikkeld. Bij lage temperaturen is het materiaal super-hydrofiel en absorbeert het grote hoeveelheden water uit lucht.
Bij hoge temperaturen wordt het materiaal super-hydrofoob en perst het vrijwel al het water eruit. De vezels knijpen zich dan samen en het materiaal gedraagt zich als een spons die uitgeknepen wordt. De eerste resultaten laten zien dat 1 m2 materiaal tot 1,3 liter per dag opneemt en loslaat. TU/e spin-off Sponsh Water Systems gaat dit materiaal opschalen, zodat het een goedkope, off-grid, energie-vrije bron van water kan zijn voor droge kustgebieden.
Water is de belangrijkste voorwaarde voor leven. Volgens een recente studie van de Verenigde Naties, zal droogte wereldwijd significant toenemen door klimaatverandering. In 2050 zal de helft van de wereldbevolking watertekorten ervaren. Door te kijken hoe de natuur overleeft in droge kustgebieden, hebben wetenschappers aan de TU Eindhoven onder leiding van Catarina Esteves een temperatuurgevoelig smart material ontwikkeld. Bij lage temperaturen is het materiaal super-hydrofiel en absorbeert het grote hoeveelheden water uit lucht.
Bij hoge temperaturen wordt het materiaal super-hydrofoob en perst het vrijwel al het water eruit. De vezels knijpen zich dan samen en het materiaal gedraagt zich als een spons die uitgeknepen wordt. De eerste resultaten laten zien dat 1 m2 materiaal tot 1,3 liter per dag opneemt en loslaat. TU/e spin-off Sponsh Water Systems gaat dit materiaal opschalen, zodat het een goedkope, off-grid, energie-vrije bron van water kan zijn voor droge kustgebieden.
woensdag 1 augustus 2018
Planten spelen dominante rol bij landschapsvorming in kustgebieden
Planteigenschappen en hun interactie met stromend water en transport van zand en slib spelen een dominante rol in het ontstaan van karakteristieke landschapsvormen in kustgebieden. Dat stellen wetenschappers van de Universiteit Utrecht, het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee en de Universiteit Antwerpen in de jongste uitgave van het toonaangevende blad Nature Geoscience.
Niet alleen de fysieke eigenschappen van planten (worteldichtheid, dikte van de stengel, grootte van de plant etc.) zijn belangrijk, maar meer nog de manier waarop planten zich vestigen en uitbreiden (hun kolonisatiegedrag) bepaalt hoe een landschap eruit gaat zien. Het onderzoek is niet alleen interessant voor biologen en fysisch geografen; het heeft ook veel waarde voor kustmanagers en waterbouwkundig ingenieurs die de natuur als kustverdediging willen gebruiken.
De onderzoekers keken naar het kolonisatiegedrag van de vegetatie in kustgebieden, met name bij pioniersoorten, en concludeerden dat het tempo waarin pioniersoorten zich vestigen, een grote rol speelt in de landschapsvorming. Dat is niet alleen interessant vanuit een puur wetenschappelijk oogpunt. Onderzoeksleider Christian Schwarz (Universiteit Utrecht, Departement Fysische Geografie) vertelt: “Klimaatverandering leidt tot verandering in plantengroei, en met deze kennis weten we dat dit leidt tot een ander soort kustvorming. In het Middellandse Zeegebied zie je nu al een verschuiving in de kustvegetatie. Wanneer je begrijpt hoe organismen en hun omgeving op elkaar inwerken, dan snap je ook beter hoe onze huidige kusten er nu uit zien, en hoe ze zich onder toekomstige klimaatverandering gaan ontwikkelen.”
Kustbeheer en -bescherming zijn met andere woorden enorm gebaat bij een goed begrip van de rol die planten spelen in de verandering van het landschap.
De veranderende processen hoeven niet altijd negatief te zijn, benadrukt Schwarz. Het gaat hem er ook om een bijdrage te leveren aan een beter begrip van landschapsveranderingen aan de kust, en de rol die het kolonisatiegedrag daarin speelt. ”Het kolonisatiegedrag van pioniers loopt namelijk sterk uiteen. We maken onderscheid tussen trage en snelle kolonisatoren. Bij snelle kolonisatoren zie je een gelijkmatig groeipatroon, terwijl bij de trage kolonisatoren de bodem veel onregelmatiger bedekt wordt. In het eerste geval leidt dat tot het vastleggen van de bestaande landschapsvormen. Trage kolonisatoren daarentegen bevorderen het ontstaan van allerlei nieuwe vormen en patronen in het landschap. Je ziet dan bijvoorbeeld meer en diepere geulen dan daar waar de pioniersvegetatie bestaat uit snelle kolonisatoren. En geulen zijn van grote invloed, ondermeer op de mate waarin een kustgebied zich kan handhaven bij zeespiegelstijging.”
Uit ander onderzoek was al bekend dat je bij snellere kolonisatoren een grotere kans hebt op verlies van een kustsysteem. ”We wisten ook al dat vorm en omvang van geulen invloed hebben op de aanvoer van sediment en voedingsstoffen, en zo op het vermogen van kustmoerassen om mee te groeien met de zeespiegelstijging. Uit ons onderzoek blijkt nu dat snelle en langzame kolonisatoren ieder hun eigen rol spelen in de vorming van geulen. En uiteindelijk dus een belangrijke bijdrage leveren aan de vorming van al dan niet klimaatbestendige kustlandschappen.’
Voor hun studie maakten de onderzoekers gebruik van modellen. Die toetsten ze vervolgens aan de bestaande situatie in twee schor- of kweldergebieden in de Westerschelde: de Hooge Platen en de Platen van Walsoorden. Daarbij gebruikten ze remote sensing-technieken, zoals luchtfoto’s. De modellen zijn wereldwijd toepasbaar.
In het eerste gebied domineert de kortarige zeekraal (Salicornea europaea), een snelle kolonisator, in het tweede het Engels slijkgras (Spartina anglica), een trage kolonisator. Beide gebieden vertonen sterke overeenkomsten in getijdenwerking en bodemgesteldheid, maar de vormen in het landschap lopen sterk uiteen. Het blijkt dus dat het kolonisatiegedrag van de pioniersoorten hierin een cruciale rol speelt. Vergelijkbare verschillen hebben de onderzoekers ook elders in de wereld aangetoond.
Het onderzoek van Schwarz en zijn collega’s sluit aan bij het bredere wetenschappelijke debat over de relatie tussen landschapsvorming en plantengroei. De praktische toepassing is gelegen binnen het concept van ‘Bouwen met de Natuur’. Daarbij helpt de natuur een handje bij het tegengaan van de negatieve gevolgen van klimaatverandering. ‘Bouwen met de Natuur’ vindt ook zijn toepassing in talrijke menselijke ingrepen in de kustomgeving. Een bekend voorbeeld is de zandmotor voor de kust van Zuid-Holland. Zeker met het oog op een stijgende zeespiegel is het zaak om meer duurzame, natuurgerichte oplossingen te vinden voor het kustbeheer. Onontbeerlijk daarbij is dus een goed begrip van de rol die planten spelen in veranderingen van het kustlandschap.
De studie naar de interactie tussen kolonisatiegedrag en landschapsvorming staat beschreven in Christian Schwarz et al., ‘Self-organization of a bio-geomorphic landscape controlled by plant life history traits’, Nature Geoscience 2018.
Niet alleen de fysieke eigenschappen van planten (worteldichtheid, dikte van de stengel, grootte van de plant etc.) zijn belangrijk, maar meer nog de manier waarop planten zich vestigen en uitbreiden (hun kolonisatiegedrag) bepaalt hoe een landschap eruit gaat zien. Het onderzoek is niet alleen interessant voor biologen en fysisch geografen; het heeft ook veel waarde voor kustmanagers en waterbouwkundig ingenieurs die de natuur als kustverdediging willen gebruiken.
De onderzoekers keken naar het kolonisatiegedrag van de vegetatie in kustgebieden, met name bij pioniersoorten, en concludeerden dat het tempo waarin pioniersoorten zich vestigen, een grote rol speelt in de landschapsvorming. Dat is niet alleen interessant vanuit een puur wetenschappelijk oogpunt. Onderzoeksleider Christian Schwarz (Universiteit Utrecht, Departement Fysische Geografie) vertelt: “Klimaatverandering leidt tot verandering in plantengroei, en met deze kennis weten we dat dit leidt tot een ander soort kustvorming. In het Middellandse Zeegebied zie je nu al een verschuiving in de kustvegetatie. Wanneer je begrijpt hoe organismen en hun omgeving op elkaar inwerken, dan snap je ook beter hoe onze huidige kusten er nu uit zien, en hoe ze zich onder toekomstige klimaatverandering gaan ontwikkelen.”
Kustbeheer en -bescherming zijn met andere woorden enorm gebaat bij een goed begrip van de rol die planten spelen in de verandering van het landschap.
De veranderende processen hoeven niet altijd negatief te zijn, benadrukt Schwarz. Het gaat hem er ook om een bijdrage te leveren aan een beter begrip van landschapsveranderingen aan de kust, en de rol die het kolonisatiegedrag daarin speelt. ”Het kolonisatiegedrag van pioniers loopt namelijk sterk uiteen. We maken onderscheid tussen trage en snelle kolonisatoren. Bij snelle kolonisatoren zie je een gelijkmatig groeipatroon, terwijl bij de trage kolonisatoren de bodem veel onregelmatiger bedekt wordt. In het eerste geval leidt dat tot het vastleggen van de bestaande landschapsvormen. Trage kolonisatoren daarentegen bevorderen het ontstaan van allerlei nieuwe vormen en patronen in het landschap. Je ziet dan bijvoorbeeld meer en diepere geulen dan daar waar de pioniersvegetatie bestaat uit snelle kolonisatoren. En geulen zijn van grote invloed, ondermeer op de mate waarin een kustgebied zich kan handhaven bij zeespiegelstijging.”
Uit ander onderzoek was al bekend dat je bij snellere kolonisatoren een grotere kans hebt op verlies van een kustsysteem. ”We wisten ook al dat vorm en omvang van geulen invloed hebben op de aanvoer van sediment en voedingsstoffen, en zo op het vermogen van kustmoerassen om mee te groeien met de zeespiegelstijging. Uit ons onderzoek blijkt nu dat snelle en langzame kolonisatoren ieder hun eigen rol spelen in de vorming van geulen. En uiteindelijk dus een belangrijke bijdrage leveren aan de vorming van al dan niet klimaatbestendige kustlandschappen.’
Voor hun studie maakten de onderzoekers gebruik van modellen. Die toetsten ze vervolgens aan de bestaande situatie in twee schor- of kweldergebieden in de Westerschelde: de Hooge Platen en de Platen van Walsoorden. Daarbij gebruikten ze remote sensing-technieken, zoals luchtfoto’s. De modellen zijn wereldwijd toepasbaar.
In het eerste gebied domineert de kortarige zeekraal (Salicornea europaea), een snelle kolonisator, in het tweede het Engels slijkgras (Spartina anglica), een trage kolonisator. Beide gebieden vertonen sterke overeenkomsten in getijdenwerking en bodemgesteldheid, maar de vormen in het landschap lopen sterk uiteen. Het blijkt dus dat het kolonisatiegedrag van de pioniersoorten hierin een cruciale rol speelt. Vergelijkbare verschillen hebben de onderzoekers ook elders in de wereld aangetoond.
Het onderzoek van Schwarz en zijn collega’s sluit aan bij het bredere wetenschappelijke debat over de relatie tussen landschapsvorming en plantengroei. De praktische toepassing is gelegen binnen het concept van ‘Bouwen met de Natuur’. Daarbij helpt de natuur een handje bij het tegengaan van de negatieve gevolgen van klimaatverandering. ‘Bouwen met de Natuur’ vindt ook zijn toepassing in talrijke menselijke ingrepen in de kustomgeving. Een bekend voorbeeld is de zandmotor voor de kust van Zuid-Holland. Zeker met het oog op een stijgende zeespiegel is het zaak om meer duurzame, natuurgerichte oplossingen te vinden voor het kustbeheer. Onontbeerlijk daarbij is dus een goed begrip van de rol die planten spelen in veranderingen van het kustlandschap.
De studie naar de interactie tussen kolonisatiegedrag en landschapsvorming staat beschreven in Christian Schwarz et al., ‘Self-organization of a bio-geomorphic landscape controlled by plant life history traits’, Nature Geoscience 2018.