Op 9 december heeft de stuurgroep Gebiedsontwikkeling Oostelijk Langstraat (GOL) enkele knopen doorgehakt over de verdere aanpak van de gebiedsontwikkeling. Kijk hier voor meer informatie .
Binnen deze gebiedsontwikkeling werken de provincie Noord-Brabant, de gemeenten Waalwijk, Heusden en ’s-Hertogenbosch en waterschap Aa en Maas aan verbetering van de regionale infrastructuur rondom de A59 in combinatie met onder meer natuurontwikkeling en bescherming tegen wateroverlast.
Eerder is binnen de GOL al afgesproken dat een ecotunnel onder de A59 en een compartimenteringskade zullen worden gerealiseerd. Hiermee wordt de bescherming van ’s-Hertogenbosch en omgeving tegen wateroverlast verder uitgevoerd (HoWaBo). Ook heeft Rijkswaterstaat bij de recente renovatie van de brug over het Drongelens Kanaal al gezorgd dat deze wat langer is geworden, zodat ook hier een ecopassage ontstaat.
Een aantal andere natuuronderdelen zat al wel in de GOL-ambities (fase 2), maar het ontbrak nog aan geld om deze uit te voeren. Het gaat dan onder meer om de ecologische verbindingszones (EVZ’s) bij de Baardwijkse Overlaat en de Voordijk. De stuurgroep heeft nu besloten dat deze ontwikkelingen tegelijk met de andere maatregelen worden opgepakt. Hiermee zorgen we er voor dat de ecotunnel en ecopassage ook echt gebruikt kunnen gaan worden voor migratie van planten en dieren tussen bijvoorbeeld de Maas, Hooibroeken, Sompen en Zooislagen en de Loonse en Drunense Duinen en het Vlijmen Ven / Moerputten. Een belangrijke mijlpaal voor het Brabantse Natuurnetwerk.
Een bijkomend voordeel van deze EVZ’s is dat ze zorgen dat het watersysteem robuuster wordt en de extremen door klimaatveranderingen beter kunnen opvangen.
Ten westen van Drunen is er extra aandacht voor het verleden van het gebied. Het heet niet voor niets de Baardwijkse Overlaat. Bij hoogwater op de Maas, werd het water omgeleid via de Baardwijkse Overlaat en stond dat gebied regelmatig onder water. Zo hielden de dorpelingen en stedelingen in Drunen, Vlijmen en ’s-Hertogenbosch droge voeten. Met het weer open maken van de bestaande spoordijk in het gebied krijgt dit deel van de Zuiderwaterlinie een nieuw gezicht.
De nu afgesproken maatregelen worden het komend jaar uitgewerkt in 2 provinciale inpassingsplannen (pip’s). Als die zijn goedgekeurd kunnen we uiterlijk in 2020 aan de slag.
vrijdag 30 december 2016
donderdag 29 december 2016
‘Aanpak van vervuiling door ballastwater schiet tekort’
Het ballastwater dat grote zeeschepen stabiliseert, veroorzaakt vervuiling van zeeën wereldwijd. In dit ballastwater van schepen zitten niet-inheemse diersoorten en andere organismen, die in een vreemde haven terechtkomen en zo het ecosysteem compleet kunnen verstoren. Per september 2017 geldt dan ook een wereldwijd verbod op het onbehandeld lozen van ballastwater, waarbij het om miljarden liters vervuild water per jaar gaat. Maar deze internationale conventie van de International Maritime Organization (IMO) schiet nog tekort om het probleem daadwerkelijk aan te pakken. Dat schrijft onderzoeker Abdel El Makhloufi van de Hogeschool van Amsterdam samen met een groep internationale onderzoekers in het wetenschappelijke tijdschrift Nature.
De recente publicatie in Nature, het meest gelezen wetenschappelijke tijdschrift wereldwijd, komt op een cruciaal moment. De International Maritime Organization (IMO) vergaderde begin deze maand namelijk in Londen over de regels om de vervuiling door de scheepvaart aan te pakken. Met dit artikel willen de onderzoekers de urgente kwestie van de vervuiling van de zeeën door het ballastwater internationaal over het voetlicht brengen, en zorgen dat dit hoger op de agenda van de IMO terechtkomt.
De onderzoekers onderstrepen onder andere dat de handhaving en wetgeving door organisaties als de IMO nog moet worden versneld en aangescherpt. Er zijn meer drastische maatregelen nodig om de vervuiling en het teruglopen van de biodiversiteit daadwerkelijk aan te pakken, aldus de onderzoekers.
Vervuiling door ballastwater is een mondiaal probleem. Schepen vervoeren zo'n 90% van de internationale handel, maar nemen in hun ballastwater ook ongewenste passagiers mee, zoals algen, zeedieren en schadelijke bacteriën. Een schip vult de ballasttanks met water in de haven van herkomst, en loost deze miljoenen liters inclusief ‘exotische’ organismen in een totaal ander ecosysteem. Zo ontstaat een invasie van exotische soorten en raken ecosystemen wereldwijd verstoord.
Op deze manier heeft bijvoorbeeld de Chinese wolhandkrab Europa bereikt, en inmiddels de Nederlandse en Vlaamse kustgebieden gekoloniseerd. Daarnaast kunnen algen zeedieren besmetten en drinkwater vervuilen, en vatten exotische bacteriën gemakkelijk elders kiem. Nu de scheepvaart ook de opwarmende poolgebieden bereikt, zullen dit soort ‘bio-invasies’ ook plaatsvinden in gebieden die voorheen nog niet bereikbaar waren voor uitheemse soorten.
De IMO-conventie die per september 2017 van kracht wordt, schrijft onder meer voor dat ballastwater niet ongezuiverd mag worden geloosd. Dit is een stap voorwaarts, maar ‘too little, too late’, schrijven de onderzoekers in Nature. Het heeft 27 jaar geduurd om deze conventie erdoor te krijgen. De welvarende landen, tevens de grootste vervuilers, hebben namelijk een zwaardere stem binnen de IMO, waardoor zij de besluitvorming zo lang mogelijk tegenhouden. Zij hebben nu meer zeggenschap omdat zij een grotere vloot hebben. Ontwikkelingslanden ervaren juist de overlast van de vervuiling, maar hun stem telt minder zwaar. Hierdoor kan het jaren kan duren voor een conventie erdoor is. De onderzoekers pleiten daarom voor een eerlijkere en snellere manier van besluitvorming binnen de IMO.
De conventie schiet daarnaast tekort, omdat op dit moment de eisen voor het zuiveren en lozen van ballastwater nog per regio verschillen. Er moet een duidelijke internationale standaard komen. Ook moet data verzameld worden over welke havens en wateren het meest kwetsbaar zijn voor exotische invasies, schrijven de onderzoekers. Zolang hierover weinig bekend is, weet de scheepvaart nog niet in welke apparatuur zij het beste kunnen investeren. De apparatuur om het ballastwater voortaan te zuiveren, onder andere met UV-technieken, is erg kostbaar. Bijkomend probleem is dan ook dat ontwikkelingslanden noch over deze technologie, noch over de financiële middelen hiervoor beschikken als de conventie van kracht wordt.
Onderzoeker Abdel El Makhloufi, senior econoom en onderzoeker bij het onderzoeksprogramma Urban Technology van de HvA, noemt in het artikel vier actiepunten om deze vorm van vervuiling wereldwijd effectiever aan te pakken. Ten eerste moeten dit soort internationale conventies dus sneller en eerlijker tot stand komen. Ten tweede moeten regionale afspraken beter worden gecoördineerd. Zo werkt de EU inmiddels aan gezamenlijke monitoring van vervuiling door de scheepvaart.
Ten derde, schrijft El Makhloufi, moeten marktprikkels als subsidies worden ingevoerd, zodat iniatieven vanuit de markt de ruimte krijgen om het probleem rond ballastwater aan te pakken.
Tot slot moet het monitoren en de analyse van data naar een hoger plan. ‘Je ontsnapt niet aan de ontwikkelingen’, zegt El Makhloufi, ‘Zo zijn er sensoren, die precies kunnen detecteren wat een schip uitstoot of loost, en die defecten in de zuiveringssystemen kunnen gedetecteren.’ Overheden moeten de vervuiling daadwerkelijk gaan monitoren door deze data real time te analyseren. Dat gebeurt nu nog nauwelijks.
‘De technologische innovaties zijn er‘, zegt El Makhloufi hoopvol. ‘Maar de weg ernaartoe is een lastige. Het is ontzettend ingewikkeld om deze veranderingen door te voeren, in verband met alle verschillende governance- structuren, sterke lobby’s en de verschillende agenda’s van de belanghebbenden.’
De recente publicatie in Nature, het meest gelezen wetenschappelijke tijdschrift wereldwijd, komt op een cruciaal moment. De International Maritime Organization (IMO) vergaderde begin deze maand namelijk in Londen over de regels om de vervuiling door de scheepvaart aan te pakken. Met dit artikel willen de onderzoekers de urgente kwestie van de vervuiling van de zeeën door het ballastwater internationaal over het voetlicht brengen, en zorgen dat dit hoger op de agenda van de IMO terechtkomt.
De onderzoekers onderstrepen onder andere dat de handhaving en wetgeving door organisaties als de IMO nog moet worden versneld en aangescherpt. Er zijn meer drastische maatregelen nodig om de vervuiling en het teruglopen van de biodiversiteit daadwerkelijk aan te pakken, aldus de onderzoekers.
Vervuiling door ballastwater is een mondiaal probleem. Schepen vervoeren zo'n 90% van de internationale handel, maar nemen in hun ballastwater ook ongewenste passagiers mee, zoals algen, zeedieren en schadelijke bacteriën. Een schip vult de ballasttanks met water in de haven van herkomst, en loost deze miljoenen liters inclusief ‘exotische’ organismen in een totaal ander ecosysteem. Zo ontstaat een invasie van exotische soorten en raken ecosystemen wereldwijd verstoord.
Op deze manier heeft bijvoorbeeld de Chinese wolhandkrab Europa bereikt, en inmiddels de Nederlandse en Vlaamse kustgebieden gekoloniseerd. Daarnaast kunnen algen zeedieren besmetten en drinkwater vervuilen, en vatten exotische bacteriën gemakkelijk elders kiem. Nu de scheepvaart ook de opwarmende poolgebieden bereikt, zullen dit soort ‘bio-invasies’ ook plaatsvinden in gebieden die voorheen nog niet bereikbaar waren voor uitheemse soorten.
De IMO-conventie die per september 2017 van kracht wordt, schrijft onder meer voor dat ballastwater niet ongezuiverd mag worden geloosd. Dit is een stap voorwaarts, maar ‘too little, too late’, schrijven de onderzoekers in Nature. Het heeft 27 jaar geduurd om deze conventie erdoor te krijgen. De welvarende landen, tevens de grootste vervuilers, hebben namelijk een zwaardere stem binnen de IMO, waardoor zij de besluitvorming zo lang mogelijk tegenhouden. Zij hebben nu meer zeggenschap omdat zij een grotere vloot hebben. Ontwikkelingslanden ervaren juist de overlast van de vervuiling, maar hun stem telt minder zwaar. Hierdoor kan het jaren kan duren voor een conventie erdoor is. De onderzoekers pleiten daarom voor een eerlijkere en snellere manier van besluitvorming binnen de IMO.
De conventie schiet daarnaast tekort, omdat op dit moment de eisen voor het zuiveren en lozen van ballastwater nog per regio verschillen. Er moet een duidelijke internationale standaard komen. Ook moet data verzameld worden over welke havens en wateren het meest kwetsbaar zijn voor exotische invasies, schrijven de onderzoekers. Zolang hierover weinig bekend is, weet de scheepvaart nog niet in welke apparatuur zij het beste kunnen investeren. De apparatuur om het ballastwater voortaan te zuiveren, onder andere met UV-technieken, is erg kostbaar. Bijkomend probleem is dan ook dat ontwikkelingslanden noch over deze technologie, noch over de financiële middelen hiervoor beschikken als de conventie van kracht wordt.
Onderzoeker Abdel El Makhloufi, senior econoom en onderzoeker bij het onderzoeksprogramma Urban Technology van de HvA, noemt in het artikel vier actiepunten om deze vorm van vervuiling wereldwijd effectiever aan te pakken. Ten eerste moeten dit soort internationale conventies dus sneller en eerlijker tot stand komen. Ten tweede moeten regionale afspraken beter worden gecoördineerd. Zo werkt de EU inmiddels aan gezamenlijke monitoring van vervuiling door de scheepvaart.
Ten derde, schrijft El Makhloufi, moeten marktprikkels als subsidies worden ingevoerd, zodat iniatieven vanuit de markt de ruimte krijgen om het probleem rond ballastwater aan te pakken.
Tot slot moet het monitoren en de analyse van data naar een hoger plan. ‘Je ontsnapt niet aan de ontwikkelingen’, zegt El Makhloufi, ‘Zo zijn er sensoren, die precies kunnen detecteren wat een schip uitstoot of loost, en die defecten in de zuiveringssystemen kunnen gedetecteren.’ Overheden moeten de vervuiling daadwerkelijk gaan monitoren door deze data real time te analyseren. Dat gebeurt nu nog nauwelijks.
‘De technologische innovaties zijn er‘, zegt El Makhloufi hoopvol. ‘Maar de weg ernaartoe is een lastige. Het is ontzettend ingewikkeld om deze veranderingen door te voeren, in verband met alle verschillende governance- structuren, sterke lobby’s en de verschillende agenda’s van de belanghebbenden.’
woensdag 28 december 2016
Limburgs kraanwater voor een gezond en vitaal Limburg
Meer aandacht voor kraanwater als gezonde dorstlesser, kraanwater op meer evenementen, meer watertappunten in Limburgse gemeenten, samenwerking in educatie over water, gezondheid en duurzaamheid: de Provincie Limburg en drinkwaterbedrijf WML gaan vanaf 2017 samen acties uitvoeren om het drinken van gezond en duurzaam kraanwater in de provincie te stimuleren. Als startsein overhandigden de gedeputeerden Van Rijnsbergen en Prevoo en WML-directeur Doedel vandaag een watertap aan bewoners van de wijk De Donderberg en de Roermondse wethouder IJff.
In het onlangs getekende convenant spreken de Provincie en WML af dat ze zich samen sterk maken voor het duurzaam inzetten van kraanwater en dat ze het drinken van kraanwater in de provincie Limburg zullen stimuleren. Uitgangspunt is dat beide organisaties een bijdrage willen leveren aan gezonde en vitale Limburgers. De Provincie Limburg heeft zijn ambities hierover neergelegd in de Sociale Agenda Limburg 2025.
Het convenant krijgt concrete invulling door een gezamenlijk jaarlijks actieprogramma. Zo zullen in 2017 tien nieuwe watertappunten in Limburg worden geplaatst. Het plaatsen van watertaps gebeurt op locaties met een sociaal-maatschappelijk karakter. “De eerste watertap stellen we beschikbaar aan de bewoners van De Donderberg in Roermond als onderdeel van een pakket maatregelen om de wijk te versterken”, zegt gedeputeerde Marleen van Rijnsbergen.
De Provincie gaat komend jaar ook bijdragen aan het bestaande les- en excursieprogramma van WML over Limburgs water voor de basisscholen, waarbij het drinken van kraanwater in de klas verder gestimuleerd wordt. Komend jaar zullen Provincie en WML bovendien zorgen voor een drinkwatervoorziening (‘waterwand’) op maximaal 50 provinciale evenementen. De gezamenlijke initiatieven komen bovenop reeds bestaande activiteiten, zoals de ‘waterontzorging’ door WML op evenementen als Pinkpop, Limburgse Mooiste, OLS en andere activiteiten waarmee het drinkwaterbedrijf het drinken van Limburgs water stimuleert.
Op basis van opgedane ervaringen zullen de Provincie en WML het gezamenlijke actieprogramma elk jaar bijstellen. De samenwerking tussen de beide organisaties loopt in elk geval tot en met 2019.
In het onlangs getekende convenant spreken de Provincie en WML af dat ze zich samen sterk maken voor het duurzaam inzetten van kraanwater en dat ze het drinken van kraanwater in de provincie Limburg zullen stimuleren. Uitgangspunt is dat beide organisaties een bijdrage willen leveren aan gezonde en vitale Limburgers. De Provincie Limburg heeft zijn ambities hierover neergelegd in de Sociale Agenda Limburg 2025.
Het convenant krijgt concrete invulling door een gezamenlijk jaarlijks actieprogramma. Zo zullen in 2017 tien nieuwe watertappunten in Limburg worden geplaatst. Het plaatsen van watertaps gebeurt op locaties met een sociaal-maatschappelijk karakter. “De eerste watertap stellen we beschikbaar aan de bewoners van De Donderberg in Roermond als onderdeel van een pakket maatregelen om de wijk te versterken”, zegt gedeputeerde Marleen van Rijnsbergen.
De Provincie gaat komend jaar ook bijdragen aan het bestaande les- en excursieprogramma van WML over Limburgs water voor de basisscholen, waarbij het drinken van kraanwater in de klas verder gestimuleerd wordt. Komend jaar zullen Provincie en WML bovendien zorgen voor een drinkwatervoorziening (‘waterwand’) op maximaal 50 provinciale evenementen. De gezamenlijke initiatieven komen bovenop reeds bestaande activiteiten, zoals de ‘waterontzorging’ door WML op evenementen als Pinkpop, Limburgse Mooiste, OLS en andere activiteiten waarmee het drinkwaterbedrijf het drinken van Limburgs water stimuleert.
Op basis van opgedane ervaringen zullen de Provincie en WML het gezamenlijke actieprogramma elk jaar bijstellen. De samenwerking tussen de beide organisaties loopt in elk geval tot en met 2019.
dinsdag 27 december 2016
Agenda IJsselmeergebied 2050
Om het toekomstige beleid voor het IJsselmeergebied integraal vorm te geven en partijen vroegtijdig te betrekken in de ideeënvorming, wordt een gebiedsagenda voor 2050 opgesteld.
In opdracht van en samen met het ministerie van Infrastructuur en milieu startte Witteveen+Bos in 2016 met een proces om partijen die betrokken zijn bij het IJsselmeergebied samen te brengen. Het adviesrapport dat daaruit voortvloeit is in november 2016 opgeleverd.
Het IJsselmeergebied is het grootste aaneengesloten zoetwatergebied van West-Europa; het biedt Nederland een strategische zoetwaterbuffer voor drinkwater, landbouw en natuur. Het Rijk heeft een aantal opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwater, klimaatadaptatie, natuurontwikkeling, waterkwaliteit, energieproductie, visserij, toerisme, recreatie en verstedelijking.
De ambitie is om vanuit een integrale blik op het IJsselmeergebied het beleid van de verschillende overheden beter op elkaar af te stemmen en de beschikbare middelen optimaal in te zetten.
In opdracht van en samen met het ministerie van Infrastructuur en milieu startte Witteveen+Bos in 2016 met een proces om partijen die betrokken zijn bij het IJsselmeergebied samen te brengen. Het adviesrapport dat daaruit voortvloeit is in november 2016 opgeleverd.
Het IJsselmeergebied is het grootste aaneengesloten zoetwatergebied van West-Europa; het biedt Nederland een strategische zoetwaterbuffer voor drinkwater, landbouw en natuur. Het Rijk heeft een aantal opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwater, klimaatadaptatie, natuurontwikkeling, waterkwaliteit, energieproductie, visserij, toerisme, recreatie en verstedelijking.
De ambitie is om vanuit een integrale blik op het IJsselmeergebied het beleid van de verschillende overheden beter op elkaar af te stemmen en de beschikbare middelen optimaal in te zetten.
vrijdag 23 december 2016
Pontveer Westeinde tussen Anna Paulowna/Breezand en Julianadorp ruim vier weken uit de vaart
De provincie Noord-Holland voert herstel- en onderhoudswerkzaamheden uit aan het pontveer Westeinde over het Noordhollandsch Kanaal tussen Anna Paulowna/Breezand en Julianadorp (gemeente Hollands Kroon).
Om de werkzaamheden uit te kunnen voeren is het pontveer van zaterdag 24 december 2016 tot en met woensdag 25 januari 2017 uit de vaart. Jaarlijks krijgt het pontveer Westeinde onderhoud in de schoolvakantie rondom Kerst, zodat scholieren en ander dagelijks verkeer die het pontveer gebruiken minimale overlast hebben. Dit jaar is het pontveer toe aan groot onderhoud. Voor die werkzaamheden is meer tijd nodig.
Van zaterdag 24 december 2016 tot en met zondag 8 januari 2017 geldt voor al het verkeer een omleiding. Verkeer volgt een omleidingsroute via vlotbrug ’t Zand of de Kooybrug (N99). Van maandag 9 januari tot woensdag 25 januari 2017 blijft deze omleidingsroute voor autoverkeer van toepassing. Fietsers en voetgangers kunnen in deze periode gebruik maken van een vervangende pont, die op enkele meters van het ponthuisje komt te liggen. De vervangende pontveer vaart van maandag tot vrijdag van 06.30 tot 18.30 uur en op zaterdag van 06.30 tot 18.00 uur.
Het pontveer Westeinde wordt onder andere van binnen en buiten geschilderd en krijgt een nieuwe slijtlaag. Tegelijkertijd laat de provincie Noord-Holland op de vaarlocatie de oostelijke aanlanding van het pontveer in zijn geheel vervangen. De werkzaamheden worden uitgevoerd door WaakSaam. WaakSaam voert het beheer en onderhoud van vaarwegen, wegen, groen, gebouwen en terreinen in de Kop van Noord-Holland uit in opdracht van de provincie Noord-Holland.
Om de werkzaamheden uit te kunnen voeren is het pontveer van zaterdag 24 december 2016 tot en met woensdag 25 januari 2017 uit de vaart. Jaarlijks krijgt het pontveer Westeinde onderhoud in de schoolvakantie rondom Kerst, zodat scholieren en ander dagelijks verkeer die het pontveer gebruiken minimale overlast hebben. Dit jaar is het pontveer toe aan groot onderhoud. Voor die werkzaamheden is meer tijd nodig.
Van zaterdag 24 december 2016 tot en met zondag 8 januari 2017 geldt voor al het verkeer een omleiding. Verkeer volgt een omleidingsroute via vlotbrug ’t Zand of de Kooybrug (N99). Van maandag 9 januari tot woensdag 25 januari 2017 blijft deze omleidingsroute voor autoverkeer van toepassing. Fietsers en voetgangers kunnen in deze periode gebruik maken van een vervangende pont, die op enkele meters van het ponthuisje komt te liggen. De vervangende pontveer vaart van maandag tot vrijdag van 06.30 tot 18.30 uur en op zaterdag van 06.30 tot 18.00 uur.
Het pontveer Westeinde wordt onder andere van binnen en buiten geschilderd en krijgt een nieuwe slijtlaag. Tegelijkertijd laat de provincie Noord-Holland op de vaarlocatie de oostelijke aanlanding van het pontveer in zijn geheel vervangen. De werkzaamheden worden uitgevoerd door WaakSaam. WaakSaam voert het beheer en onderhoud van vaarwegen, wegen, groen, gebouwen en terreinen in de Kop van Noord-Holland uit in opdracht van de provincie Noord-Holland.
donderdag 22 december 2016
CDA wil meer geld voor wegwerken achterstallig onderhoud dammen en stuwen
Het CDA is naar eigen zeggen geschrokken van het rapport van de Algemene Rekenkamer, waaruit blijkt dat de overheid voor de komende jaren te weinig geld heeft uitgetrokken voor het onderhoud en de renovatie van dammen, dijken, stuwen en stormvloedkeringen.
Geurts: “Uit de conclusies van de Rekenkamer blijkt dat onze dammen en stuwen op klappen staan. Dit kabinet heeft geen enkel idee wat de werkelijke staat van onderhoud is en dat is gevaarlijk. Onderhoud van wegen en bruggen is onder de maat en nu ook onze dijken en stormvloedkeringen. Dit is zeer zorgelijk, zeker voor de veiligheid van Nederland, dat voor een groot deel onder de waterspiegel ligt.”
Voor het zogenoemde hoofdwatersysteem, dat de hoeveelheid en kwaliteit van het water in goede banen leidt, is tot en met 2020 132 miljoen euro extra nodig, stelt de Rekenkamer, maar hiervan is een kwart niet gedekt. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu had al vastgesteld dat er extra geld nodig was; dat is ook (deels) beschikbaar. Maar dat bedrag is volgens de onderzoekers niet voldoende. Er staat nog altijd een bedrag van 32 miljoen open.
Volgens de Rekenkamer heeft Rijkswaterstaat ook niet genoeg inzicht in wat alles kost. De dienst, die het onderhoud moet doen, heeft geen actuele lijst met zaken die nog moeten worden gedaan. Omdat die lijst niet elk jaar wordt geanalyseerd, kan de minister de Kamer weer niet goed informeren.
Geurts wilde hierover in debat met verantwoordelijk minister Melanie Schultz (Infrastructuur), maar daar was geen meerderheid voor in de Tweede Kamer.
Geurts: “Uit de conclusies van de Rekenkamer blijkt dat onze dammen en stuwen op klappen staan. Dit kabinet heeft geen enkel idee wat de werkelijke staat van onderhoud is en dat is gevaarlijk. Onderhoud van wegen en bruggen is onder de maat en nu ook onze dijken en stormvloedkeringen. Dit is zeer zorgelijk, zeker voor de veiligheid van Nederland, dat voor een groot deel onder de waterspiegel ligt.”
Voor het zogenoemde hoofdwatersysteem, dat de hoeveelheid en kwaliteit van het water in goede banen leidt, is tot en met 2020 132 miljoen euro extra nodig, stelt de Rekenkamer, maar hiervan is een kwart niet gedekt. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu had al vastgesteld dat er extra geld nodig was; dat is ook (deels) beschikbaar. Maar dat bedrag is volgens de onderzoekers niet voldoende. Er staat nog altijd een bedrag van 32 miljoen open.
Volgens de Rekenkamer heeft Rijkswaterstaat ook niet genoeg inzicht in wat alles kost. De dienst, die het onderhoud moet doen, heeft geen actuele lijst met zaken die nog moeten worden gedaan. Omdat die lijst niet elk jaar wordt geanalyseerd, kan de minister de Kamer weer niet goed informeren.
Geurts wilde hierover in debat met verantwoordelijk minister Melanie Schultz (Infrastructuur), maar daar was geen meerderheid voor in de Tweede Kamer.
woensdag 21 december 2016
Ruimte voor de Rivier IJsseldelta gereed in 2022
Met de ondertekening op 14 december van een akkoord tussen het Rijk, de provincies Overijssel en Flevoland en waterschap Zuiderzeeland, gaat het Ruimte voor de Rivier-project IJsseldelta een nieuwe fase in. Door de overeenkomst worden de plannen in de IJsseldelta versneld uitgevoerd: niet in 2025 maar in 2022 zijn de maatregelen gerealiseerd die bij hoogwater leiden tot een waterstanddaling op de IJssel van ruim 50 centimeter bij Zwolle, tot één meter ten zuiden van Kampen.
Naast de ondertekening van deze versnelling leverde minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) de Ruimte voor de Rivier-projecten bij Zwolle op, na vier jaar van werkzaamheden.
Het was nog spannend toen de Eerste Kamer tien jaar geleden, op 19 december 2006, zou besluiten over het programma Ruimte voor de Rivier. Melanie Schultz van Haegen was als staatssecretaris speciaal van zwangerschapsverlof teruggekomen voor het debat, zo vertelde ze de aanwezigen in Zwolle. “Ik heb daardoor een speciale band met dit programma. En ik kijk met respect naar de veerkracht van de bewoners die betrokken zijn bij de projecten, want hun leven wordt er zeer door beïnvloed”.
In Kampen ondertekende minister Schultz van Haegen met de gedeputeerden Bert Boerman (Overijssel), Jaap Lodders (Flevoland) en heemraad Jan Nieuwenhuis van waterschap Zuiderzeeland de bestuursovereenkomst fase 2 van het project IJsseldelta. Een aantal tijdelijke maatregelen is door dit akkoord niet meer nodig, zoals het aanbrengen van kokers in de dijk bij de Roggebotkering voor extra waterdoorvoer en verbeteringen aan de sluis bij Roggebot. “Hiermee zetten we opnieuw een belangrijke stap in het verbeteren van de waterveiligheid van de regio Kampen-Zwolle. Want als de capaciteit volledig op orde is, kan een kwart van het hoogwater op de IJssel door het Reevediep worden afgevoerd”, zegt gedeputeerde Bert Boerman van de provincie Overijssel.
Omdat bij de uitvoering van fase 2 de Roggebotsluis wordt verwijderd, komt op deze plek een nieuwe zeven meter hoge brug in de N307. Deze brug hoeft minder vaak open, waardoor de doorstroming van het autoverkeer tussen Overijssel en Flevoland verbetert. Gedeputeerde Jaap Lodders van Flevoland: “De geplande werkzaamheden aan de N307 stellen we iets uit, maar door het werk slim te combineren met de aanleg van de brug is de uiteindelijke oplossing sneller bereikt. Bovendien wordt de overlast voor de omgeving en automobilisten beperkt.”
In het project Ruimte voor de Rivier IJsseldelta wordt nu gewerkt aan de aanleg van het Reevediep, een hoogwatergeul tussen de IJssel en het Drontermeer. Het baggeren van de IJssel (zomerbedverlaging) is al klaar. In de tweede fase gaat het om het verwijderen van de Roggebotsluis, het versterken van de Drontermeerdijk en de bescherming van het recreatiegebied Roggebot tegen hoog water. Daarnaast wordt in de toekomstige Reevedam direct een schutsluis aangelegd (in plaats van eerst een keersluis) en wordt de waterinlaat in de IJsseldijk aangepast.
Ruimte voor de Rivier Zwolle bestaat uit de dijkverlegging bij Westenholte en de aanleg van geulen in de uiterwaarden van de Scheller en Oldeneler Buitenwaarden. Bij Westenholte is een nieuwe dijk van 2200 meter aangelegd. Blikvanger hier is de ranke overstroombare brug in de Vreugderijkerwaard die toegang geeft tot het natuurgebied en een aantal woningen. Bijzonder zijn ook de dijkwoningen die hier gebouwd zijn zodat de bewoners in het gebied kunnen blijven wonen. Deze werden eerst gebouwd, waarna de nieuwe dijk er tegenaan is gelegd.
Ter hoogte van Westenholte wordt door de ingreep 14 centimeter waterstandsdaling bereikt in tijden van extreem hoog water en bij Schelle 8 centimeter. Deze waterstandsdaling werkt stroomopwaarts door, tot aan Deventer. Daarnaast zijn er nu meer mogelijkheden voor recreatie in het gebied en krijgt natuurontwikkeling een impuls.
De Nederlandse rivieren hebben steeds vaker te maken met hoge waterstanden. Ze krijgen meer regen- en smeltwater te verwerken, terwijl ze tussen de dijken maar weinig ruimte hebben. Hierdoor neemt de kans op overstromingen toe. Samen met waterschappen, gemeenten en provincies werkt Rijkswaterstaat daarom aan het landelijke waterveiligheidsprogramma Ruimte voor de Rivier; maatregelen die onze rivieren op meer dan 30 plaatsen meer ruimte geven in combinatie met natuur. Dit doen we door bijvoorbeeld dijken te verleggen of geulen te graven in de uiterwaarden. Zo zorgen we voor meer veiligheid van vier miljoen inwoners in het rivierengebied en bovendien voor een omgeving met kansen voor natuur, recreatie en bedrijfsleven.
dinsdag 20 december 2016
Visquota 2017: meer tong, minder zeebaars
Het gaat goed met de tong in de Noordzee. Nederlandse vissers mogen daarom volgend jaar 15 procent meer tong vangen. Ook mag er in 2017 meer tarbot, griet, kabeljauw, rog en makreel worden gevangen. Het quotum voor onder andere schol blijft op het niveau van 2016 en voor zeebaars worden de vangstmogelijkheden drastisch beperkt.
Dat zijn de belangrijkste resultaten van de onderhandelingen over de visquota voor 2017, waarover de EU-lidstaten en de Europese Commissie in Brussel een akkoord hebben bereikt.
Dat zijn de belangrijkste resultaten van de onderhandelingen over de visquota voor 2017, waarover de EU-lidstaten en de Europese Commissie in Brussel een akkoord hebben bereikt.
Afhankelijk van de uitkomst van nader wetenschappelijk onderzoek naar de populatie van tarbot en griet volgt voor deze soorten in de loop van 2017 mogelijk een verdere, tussentijdse ophoging van de vangstmogelijkheden.
Naast de genoemde wijzigingen geldt er voor diverse vissoorten een aanvullende ophoging van het quotum. Deze ‘uplift’ in de vorm van een nationale reserve vloeit voort uit het verplicht aanlanden van ondermaatse vis.
De regels voor de vangst van zeebaars worden per 2017 verder aangescherpt, zodat deze soort zich kan herstellen. Voor zeebaars gelden specifieke regels, er is geen algemeen quotum. De Europese visserijministers hebben afgesproken dat trawlers volgend jaar maximaal 400 kilo (in plaats van 1.000 kilo in 2016) zeebaars per maand mogen vangen, gemaximeerd op 3% van het gewicht van alle vangsten aan boord.
maandag 19 december 2016
Idee 'waterreservoir onder buitendijkse woningen' wint pitch Rijkswaterstaat
Voor het vak Onderzoek & Ontwerpen presenteerden leerlingen van het Technasium Helen Parkhurst uit Almere onlangs ideeën over de effecten van flexibel peilbeheer aan Rijkswaterstaat.
De presentatie was het resultaat van 3 maanden hard werken. Het begon in september met een bezoek van de projectmanager Nieuw peilbesluit, Eras Wijkhuizen. Wijkhuizen vroeg de leerlingen oplossingen te bedenken voor de effecten van flexibel peilbeheer. En dat is enthousiast opgepakt. De leerlingen belichtten het onderwerp vanuit diverse invalshoeken. Zo is gekeken naar de effecten van flexibel peilbeheer op wonen, recreatie, natuur, scheepvaart, landbouw en watersport.
'Verrassend en origineel', noemt Wijkhuizen de oplossingen van de leerlingen. Als lid van de jury beoordeelde Wijkhuizen de presentaties op inhoud en onderbouwing van het verhaal. Jurylid Sylvia Bos, communicatieadviseur bij Rijkswaterstaat, lette op de opbouw van de presentatie en de verbale en non-verbale communicatie. Ook juf Maaike had een stem in het kapittel.
Na ampele overwegingen koos de jury voor de presentatie van Lynn van Latum, Jordy Huigen en Bram Venema met het idee 'waterreservoir onder buitendijkse woningen'. Naast een krachtige Prezi-presentatie, gaven de leerlingen een demonstratie met behulp van een door hen vervaardigde maquette. Het idee is dat overtollig water via een afvoerkanaal in de tuin, tijdelijk opgeslagen wordt in een ondergronds waterreservoir. Het water kan in droge tijden niet gebruikt worden als drinkwater maar wel voor huishoudelijke doeleinden en als bewatering van de tuin. 'Origineel en toepasbaar idee', vond jurylid Wijkhuizen. 'De argumentatie is goed, er is een plan van aanpak en het is duidelijk dat de leerlingen veel tijd aan de presentatie hebben besteed. Proficiat Lynn, Jordy en Bram.'
Om het waterpeil in het IJsselmeergebied flexibel te kunnen beheren, bereidt Rijkswaterstaat een nieuwe peilbesluit voor. Waterbeheerders kunnen met flexibel peilbeheer, als de omstandigheden hierom vragen, het waterpeil verhogen of verlagen. Daarmee kan in droge tijden een zoetwatervoorraad worden aangelegd en in natte periode overtollig water worden afgevoerd via spuisluizen of pompen in de Afsluitdijk. Voorwaarde is dat de afwijking binnen de bandbreedte ligt die in het peilbesluit is vastgelegd. De verwachting is dat dit nieuwe peilbesluit eind 2017 is vastgelegd.
Het technasium is bestemd voor havo- en vwo-leerlingen met interesse voor de toepassing van exacte en creatieve vakken in de praktijk. De leerlingen krijgen bij het vak Onderzoek & Ontwerpen opdrachten, waarin ze in kleine projectgroepen problemen onderzoeken en oplossingen bedenken en ontwerpen. Deze projecten worden vrijwel altijd voor een externe opdrachtgever uitgevoerd. Per schooljaar krijgen de technasiumleerlingen vier van deze projecten van elk 8 weken.
De presentatie was het resultaat van 3 maanden hard werken. Het begon in september met een bezoek van de projectmanager Nieuw peilbesluit, Eras Wijkhuizen. Wijkhuizen vroeg de leerlingen oplossingen te bedenken voor de effecten van flexibel peilbeheer. En dat is enthousiast opgepakt. De leerlingen belichtten het onderwerp vanuit diverse invalshoeken. Zo is gekeken naar de effecten van flexibel peilbeheer op wonen, recreatie, natuur, scheepvaart, landbouw en watersport.
'Verrassend en origineel', noemt Wijkhuizen de oplossingen van de leerlingen. Als lid van de jury beoordeelde Wijkhuizen de presentaties op inhoud en onderbouwing van het verhaal. Jurylid Sylvia Bos, communicatieadviseur bij Rijkswaterstaat, lette op de opbouw van de presentatie en de verbale en non-verbale communicatie. Ook juf Maaike had een stem in het kapittel.
Na ampele overwegingen koos de jury voor de presentatie van Lynn van Latum, Jordy Huigen en Bram Venema met het idee 'waterreservoir onder buitendijkse woningen'. Naast een krachtige Prezi-presentatie, gaven de leerlingen een demonstratie met behulp van een door hen vervaardigde maquette. Het idee is dat overtollig water via een afvoerkanaal in de tuin, tijdelijk opgeslagen wordt in een ondergronds waterreservoir. Het water kan in droge tijden niet gebruikt worden als drinkwater maar wel voor huishoudelijke doeleinden en als bewatering van de tuin. 'Origineel en toepasbaar idee', vond jurylid Wijkhuizen. 'De argumentatie is goed, er is een plan van aanpak en het is duidelijk dat de leerlingen veel tijd aan de presentatie hebben besteed. Proficiat Lynn, Jordy en Bram.'
Om het waterpeil in het IJsselmeergebied flexibel te kunnen beheren, bereidt Rijkswaterstaat een nieuwe peilbesluit voor. Waterbeheerders kunnen met flexibel peilbeheer, als de omstandigheden hierom vragen, het waterpeil verhogen of verlagen. Daarmee kan in droge tijden een zoetwatervoorraad worden aangelegd en in natte periode overtollig water worden afgevoerd via spuisluizen of pompen in de Afsluitdijk. Voorwaarde is dat de afwijking binnen de bandbreedte ligt die in het peilbesluit is vastgelegd. De verwachting is dat dit nieuwe peilbesluit eind 2017 is vastgelegd.
Het technasium is bestemd voor havo- en vwo-leerlingen met interesse voor de toepassing van exacte en creatieve vakken in de praktijk. De leerlingen krijgen bij het vak Onderzoek & Ontwerpen opdrachten, waarin ze in kleine projectgroepen problemen onderzoeken en oplossingen bedenken en ontwerpen. Deze projecten worden vrijwel altijd voor een externe opdrachtgever uitgevoerd. Per schooljaar krijgen de technasiumleerlingen vier van deze projecten van elk 8 weken.
vrijdag 16 december 2016
Rioolwater verwarmt én koelt school in IJmuiden
Het Vellesan College uit IJmuiden is de eerste school in Nederland die riothermie gaat toepassen om het schoolgebouw op duurzame wijze te verwarmen én te koelen. Een initiatief van de gemeente Velsen, waarvoor Tauw de voorbereiding heeft verzorgd en de uitvoering begeleidt.
Met de aanleg van de eerste buis van het riothermiesysteem op 9 december 2016 is de uitvoeringsfase officieel van start gegaan. Wethouder duurzaamheid van de gemeente Velsen, Floor Bal en de rector van het Vellesan College, Marc Boelsma, waren samen met leerlingen van de school getuige bij dit bijzondere moment. Het riothermiesysteem wordt aangesloten op het bestaande klimaatsysteem van de nieuwbouw van de school en zal in april 2017 gereed zijn.
Riothermie hergebruikt warmte in het riool die grotendeels afkomstig is van huishoudelijk afvalwater (waaronder de douche en de was). Hierdoor kan het schoolgebouw gasloos worden verwarmd. Het systeem kan ook koude winnen uit het riool, waardoor de klaslokalen ook bij warme zomers een aangenaam binnenklimaat krijgen. Dit sluit aan bij de wens van het Vellesan College om de klimaatomstandigheden in de klassen te verbeteren. Daarnaast verbruikt de school zo minder energie en neemt ze verantwoordelijkheid voor het terugdringen van de CO2-uitstoot. De besparing zal ruim 23 ton zijn, vergelijkbaar met het rendement van 220 zonnepanelen of het gasverbruik van bijna negen huishoudens.
Met de aanleg van de eerste buis van het riothermiesysteem op 9 december 2016 is de uitvoeringsfase officieel van start gegaan. Wethouder duurzaamheid van de gemeente Velsen, Floor Bal en de rector van het Vellesan College, Marc Boelsma, waren samen met leerlingen van de school getuige bij dit bijzondere moment. Het riothermiesysteem wordt aangesloten op het bestaande klimaatsysteem van de nieuwbouw van de school en zal in april 2017 gereed zijn.
Riothermie hergebruikt warmte in het riool die grotendeels afkomstig is van huishoudelijk afvalwater (waaronder de douche en de was). Hierdoor kan het schoolgebouw gasloos worden verwarmd. Het systeem kan ook koude winnen uit het riool, waardoor de klaslokalen ook bij warme zomers een aangenaam binnenklimaat krijgen. Dit sluit aan bij de wens van het Vellesan College om de klimaatomstandigheden in de klassen te verbeteren. Daarnaast verbruikt de school zo minder energie en neemt ze verantwoordelijkheid voor het terugdringen van de CO2-uitstoot. De besparing zal ruim 23 ton zijn, vergelijkbaar met het rendement van 220 zonnepanelen of het gasverbruik van bijna negen huishoudens.
donderdag 15 december 2016
Nieuws 40.000 golven verbeteren zandtransportmodellen
UT-promovendus Joep van der Zanden creëerde de afgelopen jaren 40.000 keer exact dezelfde golf in een grote ‘golfgoot’ in Barcelona. Met geavanceerde metingen onderzocht hij het effect van deze golven op het zand dat zich op de bodem van de goot bevond.
Hij bracht onder meer tot in detail in beeld wat het effect van brekende golven is op de waterbeweging en op de verplaatsing van het zand op de bodem. Dit levert essentiële kennis op, waarmee je bestaande modellen kunt verbeteren en op termijn zandsuppleties voor de kust efficiënter kunt maken. Van der Zanden promoveert op 9 december aan de Universiteit Twente op zijn onderzoek.
Van de stranden langs de Nederlandse kust spoelt meer zand weg dan dat er bij komt. Rijkswaterstaat spuit daarom jaarlijks zo’n 12 miljoen kubieke meter zand op voor de kust dat vervolgens op het strand aanspoelt en zodoende de kust versterkt. De bestaande zandtransportmodellen zijn niet nauwkeurig genoeg om goed te bepalen op welke plek je welke hoeveelheid zand moet opspuiten voor een optimale kustbescherming; deze keuzes worden voornamelijk gemaakt op basis van ervaringskennis. Een belangrijke beperking van de huidige modellen is dat ze onvoldoende rekening houden met het complexe transportgedrag van zand in de branding, de plek waar golven breken, en in de golfoploopzone, de plek waar golven het strand op en af lopen. De hoeveelheid zand die in de praktijk wordt getransporteerd, kan hierdoor lokaal wel met een factor twee verschillen van de voorspelde waarden. Met zijn promotieonderzoek wilde Joep van der Zanden de fysische processen van zandtransport in de branding en de golfoploopzone beter begrijpen, om zo de bestaande zandtransportmodellen te kunnen verbeteren en daarmee zandsuppleties efficiënter te maken.
woensdag 14 december 2016
Minister Schultz: nauwere samenwerking Nederlandse zeehavens succesvol
Het werkprogramma zeehavens is een goed middel voor de versterking van de concurrentiepositie van de zeehavens. Dat blijkt uit de brief van minister Schultz die vandaag naar de Tweede Kamer is gestuurd. Schultz wil met het gezamenlijke werkprogramma zorgen dat de Nederlandse havens ook in de toekomst de concurrentie aankunnen en ruimte behouden voor nieuwe ontwikkelingen. Dit doet de rijksoverheid in een intensieve samenwerking met het havenbedrijfsleven en de havenbeheerders. Door gezamenlijk op te treden kunnen de uitdagingen in de mondiale maritieme wereld aangegaan worden.
Een van de belangrijkste resultaten is cofinanciering van een aantal TEN-T-projecten voor de versterking van onze infrastructuur. Voor zeehavens is het belangrijk om gebruik te maken van elkaars kennis en ervaringen. Daarom is er geïnvesteerd in de uitwisseling en vergroting van deze kennis. Zo zijn bedrijven via een speciaal ingesteld maritiem overheidsloket geïnformeerd over infrastructuurtenders, subsidies en mogelijkheden voor cofinanciering op Europees niveau, zijn concrete cases aangedragen over belemmeringen in regelgeving, en zijn bedrijven gemobiliseerd om samen te werken aan versterking van clusters. Er is onderzoek gedaan naar (regionale) logistieke knelpunten en er is verkend wat energietransitie en digitalisering voor de volle breedte van de zeehavens betekenen.
Er zijn dus naast bestuurlijke contactpunten ook inhoudelijke platforms voor uitwisseling ontstaan. De partners in het werkprogramma werken daarbij constructief samen ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid. Samenwerking gaat verder dan de Nederlandse grenzen. De op 7 november jl intentieverklaring over een fusie tussen Zeeland Seaports en de Haven van Gent gesloten laat zien dat ook havensamenwerking over de grenzen duidelijke meerwaarde kan hebben voor beide partijen.
De Nederlandse zeehavens hebben volgens de minister een goede uitgangspositie. De haveninfrastructuur is de beste ter wereld. Met de Betuweroute en Maasvlakte 2 is daarin de afgelopen jaren fors geïnvesteerd. Ook de komende jaren worden de achterlandverbindingen verbeterd en worden bijvoorbeeld de sluizen bij IJmuiden en Terneuzen vervangen. Eind 2019 is het mogelijk voor grote schepen om de haven van Amsterdam in te varen. De nieuwe grotere zeesluis in IJmuiden moet ruimte gaan bieden aan de steeds groter wordende zeeschepen. Hierdoor verbetert de bereikbaarheid van de haven van Amsterdam en wordt de economie in de regio gestimuleerd. Op 7 december vindt de opening van het verbreedde Breeddiep in de Rotterdamse haven plaats waardoor de binnenvaart eenvoudiger en veiliger goederen vanuit de Tweede Maasvlakte naar het achterland kan vervoeren.
Begin 2017 wordt in een maritieme werkconferentie samen met alle maritieme partners gewerkt aan een uitwerkingsprogramma onder de maritieme strategie, als follow-up van dit werkprogramma zeehavens.
dinsdag 13 december 2016
Vaarwegstremmingen Meppelerdiep december, januari, februari
Rijkswaterstaat stremt van maandag 12 december 00.00 uur tot zondag 18 december 00.00 uur de Meppelerdiepsluis. Dan wordt het oude sluishoofd gesloopt. Dit geeft overdag geluidshinder voor de omgeving. Om de werkzaamheden veilig uit te voeren wordt het scheepvaartverkeer gestremd.
In januari en februari zal de sluis wederom steeds voor een week worden gestremd.
In december 2016 en in januari 2017 wordt het resterende deel van het oude sluishoofd gesloopt. De brug wordt vervolgens in februari 2017 naar de definitieve locatie verplaatst. De vaarweg wordt voor al het scheepvaartverkeer gestremd, omdat een groot deel van deze werkzaamheden vanaf het water wordt uitgevoerd.
De werkzaamheden zijn nodig om de huidige keersluis om te bouwen tot schutsluis. Met de nieuwe schutsluis worden stremmingen vanwege te hoge of te lage waterstanden voorkomen. De sluis wordt breder en dieper dan de huidige, waardoor grotere schepen vlotter en veiliger kunnen passeren. Het project is eind 2017 gereed.
In januari en februari zal de sluis wederom steeds voor een week worden gestremd.
In december 2016 en in januari 2017 wordt het resterende deel van het oude sluishoofd gesloopt. De brug wordt vervolgens in februari 2017 naar de definitieve locatie verplaatst. De vaarweg wordt voor al het scheepvaartverkeer gestremd, omdat een groot deel van deze werkzaamheden vanaf het water wordt uitgevoerd.
De werkzaamheden zijn nodig om de huidige keersluis om te bouwen tot schutsluis. Met de nieuwe schutsluis worden stremmingen vanwege te hoge of te lage waterstanden voorkomen. De sluis wordt breder en dieper dan de huidige, waardoor grotere schepen vlotter en veiliger kunnen passeren. Het project is eind 2017 gereed.
maandag 12 december 2016
Autonoom varen mogelijk antwoord op dreigend personeelstekort in de scheepvaart
Autonoom varen is hot maar ook zeer ingrijpend. We hebben over schepen niet meer zo fundamenteel hoeven nadenken sinds we overgingen van houten zeilschepen naar stalen stoomschepen, stellen onderzoekers van de TU Delft. Van 12 t/m 14 december is er aan de universiteit extra aandacht voor dit onderwerp, met twee promoties, een colloquium en een demonstratie van autonoom varen.
De kapitein zit aan de wal in plaats van op zijn schip. Vanuit zijn uit de kluiten gewassen stuurhut, die vergelijkbaar is met de inrichting van een luchtverkeerstoren, kan hij alle schepen bekijken die de haven van Rotterdam willen binnenvaren. Met de logistiek hoeft hij zich niet meer te bemoeien, want de schepen stemmen zelf hun planning af met containerterminals, sluizen en bruggen. Aan het roer hoeft een kapitein dus niet meer te staan, net zo min als er matrozen aan boord nodig zijn. Wel leggen de vaartuigen contact met hun gezagvoerder aan wal als er bijvoorbeeld een onderdeel stuk is.
Dit is het vergezicht dat autonoom varen biedt. Het zou een antwoord kunnen zijn op het dreigende personeelstekort in de scheepvaart, dat mede ontstaat doordat de hoeveelheid vervoerde vracht op het water wereldwijd op termijn enorm sterk stijgt.
‘Een groot voordeel van onbemand varen is verder dat het goederenvervoer aanzienlijk goedkoper kan. Daardoor zal vracht vaker over het water dan over land vervoerd gaan worden’, zegt universitair hoofddocent Rudy Negenborn. ‘De kosten worden ook nog op een andere manier verlaagd: doordat schepen, containerterminals, bruggen, sluizen en andere partijen in de haven automatisch informatie met elkaar uitwisselen, kunnen ze optimaal met elkaar afstemmen hoe snel ze waar naartoe op welke manier varen om hun cargo op te halen en af te leveren.’
Autonoom varen is ook nog eens veiliger, denken de wetenschappers van de TU Delft. ‘Op dit moment wordt 75 tot 95 procent van alle ongevallen op zee mede veroorzaakt door de mens’, zegt Robert Hekkenberg, onderzoeker bij Maritieme Techniek.
Natuurlijk is het allemaal nog lang niet zo ver en zijn er talrijke obstakels, technisch maar ook bijvoorbeeld juridisch. Hekkenberg denkt dat het juridische kader rond 2030 wel aangepast zal zijn. ‘Op technisch gebied is er nog heel veel te doen maar het onderwerp heeft nu wel echt de wind mee. Een belangrijke speler in de scheepvaart als Rolls-Royce, heeft bijvoorbeeld rotsvast vertrouwen uitgesproken in de toekomst van autonoom varen. We verwachten binnenkort de eerste pilot-projecten.’
‘Belangrijk is daarbij dat het niet een kwestie van alles-of-niets is’, zegt Hekkenberg. ‘We kunnen namelijk stapsgewijs, net als bij auto’s, delen van het proces automatiseren. Een belangrijke tussenstap naar werkelijk autonoom varen is bijvoorbeeld onbemand varen; dus geen bemanning meer aan boord maar nog wel met menselijke besturing, vanaf de wal.’
Hekkenberg vindt het een grote uitdaging om schepen volledig te herontwerpen, omdat bestaande schepen nu eenmaal zijn bedacht om te functioneren met behulp van bemanning. ‘’Aan boord kunnen mensen tussen de complexe machine-installatie door lopen, hun hand er tegenaan leggen, luisteren wat er gebeurt, een filter vervangen of andere kleine dingen bijstellen. Als er geen mensen meer meevaren, dan zullen de huidige schepen al vrij snel stilvallen. We hebben over schepen niet meer zo fundamenteel hoeven nadenken sinds we overgingen van houten zeilschepen naar stalen stoomschepen. Door autonoom varen valt ons hele ontwerpkader weg. We zijn feitelijk bezig met een grote systeemverandering.’
De TU Delft is op het gebied van autonoom varen de onderzoeks-koploper in Nederland. De universiteit werkt daarbij nauw samen met de scheepvaartwereld. Van 12 t/m 14 december is er in Delft een aantal activiteiten op dit terrein. Zo promoveert Huarong Zheng op 12 december op de mogelijkheden van een nieuw type container-transporteur die autonoom kan varen tussen de verschillende terminals in een haven.
De kapitein zit aan de wal in plaats van op zijn schip. Vanuit zijn uit de kluiten gewassen stuurhut, die vergelijkbaar is met de inrichting van een luchtverkeerstoren, kan hij alle schepen bekijken die de haven van Rotterdam willen binnenvaren. Met de logistiek hoeft hij zich niet meer te bemoeien, want de schepen stemmen zelf hun planning af met containerterminals, sluizen en bruggen. Aan het roer hoeft een kapitein dus niet meer te staan, net zo min als er matrozen aan boord nodig zijn. Wel leggen de vaartuigen contact met hun gezagvoerder aan wal als er bijvoorbeeld een onderdeel stuk is.
Dit is het vergezicht dat autonoom varen biedt. Het zou een antwoord kunnen zijn op het dreigende personeelstekort in de scheepvaart, dat mede ontstaat doordat de hoeveelheid vervoerde vracht op het water wereldwijd op termijn enorm sterk stijgt.
‘Een groot voordeel van onbemand varen is verder dat het goederenvervoer aanzienlijk goedkoper kan. Daardoor zal vracht vaker over het water dan over land vervoerd gaan worden’, zegt universitair hoofddocent Rudy Negenborn. ‘De kosten worden ook nog op een andere manier verlaagd: doordat schepen, containerterminals, bruggen, sluizen en andere partijen in de haven automatisch informatie met elkaar uitwisselen, kunnen ze optimaal met elkaar afstemmen hoe snel ze waar naartoe op welke manier varen om hun cargo op te halen en af te leveren.’
Autonoom varen is ook nog eens veiliger, denken de wetenschappers van de TU Delft. ‘Op dit moment wordt 75 tot 95 procent van alle ongevallen op zee mede veroorzaakt door de mens’, zegt Robert Hekkenberg, onderzoeker bij Maritieme Techniek.
Natuurlijk is het allemaal nog lang niet zo ver en zijn er talrijke obstakels, technisch maar ook bijvoorbeeld juridisch. Hekkenberg denkt dat het juridische kader rond 2030 wel aangepast zal zijn. ‘Op technisch gebied is er nog heel veel te doen maar het onderwerp heeft nu wel echt de wind mee. Een belangrijke speler in de scheepvaart als Rolls-Royce, heeft bijvoorbeeld rotsvast vertrouwen uitgesproken in de toekomst van autonoom varen. We verwachten binnenkort de eerste pilot-projecten.’
‘Belangrijk is daarbij dat het niet een kwestie van alles-of-niets is’, zegt Hekkenberg. ‘We kunnen namelijk stapsgewijs, net als bij auto’s, delen van het proces automatiseren. Een belangrijke tussenstap naar werkelijk autonoom varen is bijvoorbeeld onbemand varen; dus geen bemanning meer aan boord maar nog wel met menselijke besturing, vanaf de wal.’
Hekkenberg vindt het een grote uitdaging om schepen volledig te herontwerpen, omdat bestaande schepen nu eenmaal zijn bedacht om te functioneren met behulp van bemanning. ‘’Aan boord kunnen mensen tussen de complexe machine-installatie door lopen, hun hand er tegenaan leggen, luisteren wat er gebeurt, een filter vervangen of andere kleine dingen bijstellen. Als er geen mensen meer meevaren, dan zullen de huidige schepen al vrij snel stilvallen. We hebben over schepen niet meer zo fundamenteel hoeven nadenken sinds we overgingen van houten zeilschepen naar stalen stoomschepen. Door autonoom varen valt ons hele ontwerpkader weg. We zijn feitelijk bezig met een grote systeemverandering.’
De TU Delft is op het gebied van autonoom varen de onderzoeks-koploper in Nederland. De universiteit werkt daarbij nauw samen met de scheepvaartwereld. Van 12 t/m 14 december is er in Delft een aantal activiteiten op dit terrein. Zo promoveert Huarong Zheng op 12 december op de mogelijkheden van een nieuw type container-transporteur die autonoom kan varen tussen de verschillende terminals in een haven.
vrijdag 9 december 2016
Subsidie voor verbetering Noord-Hollands water
Landbouwers en andere partijen, die maatregelen willen nemen om de waterkwaliteit of -kwantiteit in Noord-Holland te verbeteren, kunnen daarvoor subsidie aanvragen. Aanvragen kan tot en met 21 december 2016.
In eerste instantie is € 14,5 miljoen beschikbaar voor bijvoorbeeld de aanleg van natuurvriendelijke oevers, natuurlijke waterzuivering, vismigratie, of het plaatsen c.q. verwijderen van stuwen.
Vanaf 5 oktober 2016 kan via RVO.nl subsidie worden aangevraagd voor de regeling ‘niet-productieve investeringen Water’. Omdat aanvragers technische problemen blijken te ondervinden bij het aanvragen van subsidie (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) is de indieningstermijn voor subsidieaanvragen verlengd tot en met 21 december 2016.
De maatregelen moeten bovenwettelijk zijn en bijdragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast, watertekort of verzilting van grond- en oppervlaktewater of bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van het grond- of oppervlaktewater. Deze doelen zijn vastgelegd in de provinciale Watervisie 2021 en de waterbeheerplannen van de waterschappen. Daarnaast moet er een directe link zijn met landbouwactiviteiten.
De € 14,5 miljoen is onderdeel van een totaalbedrag van € 26,8 miljoen voor waterdoelen. De helft daarvan komt uit het Europese Fonds voor Plattelandsontwikkeling. De andere helft is afkomstig van de drie waterschappen die in Noord-Holland actief zijn: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Hoogheemraadschap Rijnland en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
Het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) is een Europees subsidieprogramma voor ontwikkelingen in het buitengebied met een focus op innovatie en duurzaamheid. Het bestaat uit verschillende deelregelingen. Per provincie wordt, mede op basis van landelijke kaders, bepaald waar de subsidie het best aan besteed kan worden en op welke manier. Met de openstelling van de regeling ‘niet-productieve investeringen Water’ is, door provincie en waterschappen, een belangrijke stap gezet in de realisatie van beleidsdoelen op het gebied van water en de besteding van de betreffende Europese gelden (‘POP3’).
In eerste instantie is € 14,5 miljoen beschikbaar voor bijvoorbeeld de aanleg van natuurvriendelijke oevers, natuurlijke waterzuivering, vismigratie, of het plaatsen c.q. verwijderen van stuwen.
Vanaf 5 oktober 2016 kan via RVO.nl subsidie worden aangevraagd voor de regeling ‘niet-productieve investeringen Water’. Omdat aanvragers technische problemen blijken te ondervinden bij het aanvragen van subsidie (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) is de indieningstermijn voor subsidieaanvragen verlengd tot en met 21 december 2016.
De maatregelen moeten bovenwettelijk zijn en bijdragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast, watertekort of verzilting van grond- en oppervlaktewater of bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van het grond- of oppervlaktewater. Deze doelen zijn vastgelegd in de provinciale Watervisie 2021 en de waterbeheerplannen van de waterschappen. Daarnaast moet er een directe link zijn met landbouwactiviteiten.
De € 14,5 miljoen is onderdeel van een totaalbedrag van € 26,8 miljoen voor waterdoelen. De helft daarvan komt uit het Europese Fonds voor Plattelandsontwikkeling. De andere helft is afkomstig van de drie waterschappen die in Noord-Holland actief zijn: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Hoogheemraadschap Rijnland en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
Het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) is een Europees subsidieprogramma voor ontwikkelingen in het buitengebied met een focus op innovatie en duurzaamheid. Het bestaat uit verschillende deelregelingen. Per provincie wordt, mede op basis van landelijke kaders, bepaald waar de subsidie het best aan besteed kan worden en op welke manier. Met de openstelling van de regeling ‘niet-productieve investeringen Water’ is, door provincie en waterschappen, een belangrijke stap gezet in de realisatie van beleidsdoelen op het gebied van water en de besteding van de betreffende Europese gelden (‘POP3’).
donderdag 8 december 2016
Waterschappen ondertekenen Manifest MaatschappelijkVerantwoord Inkopen
Namens de waterschappen ondertekent Toine Poppelaars, bestuurslid van de Unie van Waterschappen en dijkgraaf van waterschap Scheldestromen, vandaag het Manifest Maatschappelijk verantwoord Inkopen. Dit doet hij tijdens het congres 'Maatschappelijk Verantwoord Inkopen doe je zo!', samen met vele andere bestuurders van (rijks-)overheden in Nederland. Dit eerste MVI-congres wordt georganiseerd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu en PIANOo, Expertisecentrum Aanbesteden van het ministerie van Economische Zaken.
Afgelopen jaar hebben overheden gezamenlijke ambities uitgewerkt op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Deze ambities en afspraken zijn samengevat in een Manifest MVI. De waterschappen gaan de naleving van de afspraken uit het manifest monitoren en toetsen. Op de jaarlijkse MVI-dag worden de resultaten met de andere ondertekenaars van het manifest gedeeld.
Op het gebied van maatschappelijk verantwoord of duurzaam inkopen ontwikkelden overheden de afgelopen vijftien jaar al veel initiatieven. De gezamenlijke ambities op dit vlak legden overheden ook vast. Tot 2010 met de Deelnameverklaring Duurzaam Inkopen, waarin het 100% toepassen van minimumeisen voor duurzaamheid centraal stond. Na verkennen en vaststellen werd in 2015 het Plan van Aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen aangeboden aan de Tweede Kamer. Inmiddels lijkt de tijd rijp om deze ambities te actualiseren en in een nieuw Manifest MVI voor 2016-2020 ambitieuzere doelen te stellen.
Afgelopen jaar hebben overheden gezamenlijke ambities uitgewerkt op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Deze ambities en afspraken zijn samengevat in een Manifest MVI. De waterschappen gaan de naleving van de afspraken uit het manifest monitoren en toetsen. Op de jaarlijkse MVI-dag worden de resultaten met de andere ondertekenaars van het manifest gedeeld.
Op het gebied van maatschappelijk verantwoord of duurzaam inkopen ontwikkelden overheden de afgelopen vijftien jaar al veel initiatieven. De gezamenlijke ambities op dit vlak legden overheden ook vast. Tot 2010 met de Deelnameverklaring Duurzaam Inkopen, waarin het 100% toepassen van minimumeisen voor duurzaamheid centraal stond. Na verkennen en vaststellen werd in 2015 het Plan van Aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen aangeboden aan de Tweede Kamer. Inmiddels lijkt de tijd rijp om deze ambities te actualiseren en in een nieuw Manifest MVI voor 2016-2020 ambitieuzere doelen te stellen.
Meer samenwerking met Mazovië in watermanagement
Kennisuitwisseling is een van de pijlers van de samenwerking. Daarom waren ook Zuid-Hollandse bedrijven vertegenwoordigd die op 24 november hun kennis van watermanagement deelden met de Poolse delegatie: bijvoorbeeld over de innovatieve aanpak rondom rivierinfrastructuur (Boskalis), industrieel water (Evides) en duurzame gebiedsontwikkeling (Hofman New Business).
Zuid-Holland bestaat voor een zesde deel uit water en is daarmee een zeer waterrijke provincie. De provincie werkt samen met waterpartners (mede-overheden, kennisinstituten, bedrijven) aan duurzame innovatieve oplossingen voor te veel, te weinig, te zout en voldoende zoet water.
woensdag 7 december 2016
Definitief beheerplan voor bijzonder natuurgebied Botshol
Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht hebben het definitieve beheerplan vastgesteld van het Natura 2000 gebied Botshol. Hierin staat welke maatregelen worden genomen om de bijzondere natuurwaarden van Botshol te beschermen en welke activiteiten er de komende zes jaar in en rond het gebied mogen plaatsvinden.
Het moerasgebied Botshol in de gemeente De Ronde Venen is met zijn bijzondere plant- en diersoorten één van de meest bijzondere natuurgebieden in Utrecht. Het natuurgebied geniet dan ook internationale bescherming (Natura 2000). In het beheerplan staan de maatregelen om het gebied te beschermen en welke activiteiten er de komende zes jaar mogen plaatsvinden. Zo gaat er ’s zomers vaker gemaaid worden en er worden (pet)gaten gegraven om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van water naar land (verlanding) weer op gang komt.
De provincie Utrecht heeft het ontwerpbeheerplan opgesteld in samenwerking met het Waterschap Amstel Gooi en Vecht, Natuurmonumenten en diverse andere partijen. Op dit ontwerpbeheerplan is een beperkt aantal zienswijzen ingediend. Dit heeft geleid tot kleine wijzigingen in het definitief beheerplan.
Nadat de instandhoudingsdoelen door het Rijk (ministerie van EZ) waren vastgesteld, is de provincie Utrecht gestart met het beheerplanproces. Hierbij is ook de Programmatische Aanpak Stikstof meegenomen.
Het moerasgebied Botshol in de gemeente De Ronde Venen is met zijn bijzondere plant- en diersoorten één van de meest bijzondere natuurgebieden in Utrecht. Het natuurgebied geniet dan ook internationale bescherming (Natura 2000). In het beheerplan staan de maatregelen om het gebied te beschermen en welke activiteiten er de komende zes jaar mogen plaatsvinden. Zo gaat er ’s zomers vaker gemaaid worden en er worden (pet)gaten gegraven om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van water naar land (verlanding) weer op gang komt.
De provincie Utrecht heeft het ontwerpbeheerplan opgesteld in samenwerking met het Waterschap Amstel Gooi en Vecht, Natuurmonumenten en diverse andere partijen. Op dit ontwerpbeheerplan is een beperkt aantal zienswijzen ingediend. Dit heeft geleid tot kleine wijzigingen in het definitief beheerplan.
Nadat de instandhoudingsdoelen door het Rijk (ministerie van EZ) waren vastgesteld, is de provincie Utrecht gestart met het beheerplanproces. Hierbij is ook de Programmatische Aanpak Stikstof meegenomen.
dinsdag 6 december 2016
Meest diverse koraalriffen niet altijd best beschermd
Over de hele wereld staan koraalriffen onder druk. Zarinah Waheed onderzocht de riffen in Maleisië en komt tot de conclusie dat de bescherming van koraalriffen beter kan.
Een derde van het koraal van het Groot Barrièrerif is dood. Dat was een half jaar geleden de sombere conclusie van Australische wetenschappers. Vervuiling, scheepvaart en klimaatverandering nekken het grootste aaneengesloten rif ter wereld. Koraalriffen die elders voorkomen lijkt hetzelfde lot beschoren.
Promovenda Zarinah Waheed onderzocht de afgelopen jaren koraalriffen in haar geboorteland Maleisië. Ze keek daarbij specifiek naar de rijkdom van koraalsoorten op de riffen daar, en ook naar de onderlinge verbondenheid tussen die locaties. Wat blijkt: de gebieden met de meeste koraalsoorten zijn vaak niet goed beschermd.
Waheed turfde de afgelopen jaren hoeveel soorten van drie koraalfamilies voorkomen op verschillende riffen verspreid over het uitgestrekte Maleisië. Dat deed zij tijdens verschillende duiktrips, samen met haar copromotor en koraalonderzoeker Bert Hoeksema van Naturalis Biodiversity Center te Leiden. Vóór deze duikexcursies had zij eerst alle 94 soorten van de betreffende families bestudeerd in de uitgebreide koralencollectie van Naturalis.
‘Het oostelijke deel van Maleisisch Borneo ligt in de zogeheten Koraaldriehoek’, zegt Waheed. ‘Dat is een uitgestrekte mariene regio waar de hoogste concentratie koraalsoorten voorkomt. Wetenschappers vermoedden al langer dat de diversiteit geleidelijke afneemt naarmate de afstand tot die Koralendriehoek toeneemt. Voor Maleisië was deze hypothese echter nooit grondig onderzocht. Uit mijn onderzoek blijkt dat de wetenschappers gelijk hebben.’
Waheed ontdekte bijvoorbeeld dat het uiterst oostelijk gelegen duikersparadijs Semporna in totaal 89 koraalsoorten huisvest van de drie onderzochte families. Ga je verder naar het westen – en dus verder weg van de Koraaldriehoek – dan neemt het aantal getelde koraalsoorten af tot een schamele 33 in Payar aan de westkust van het Maleisische vasteland.
Tot slot onderzocht Waheed ook de onderlinge verbondenheid tussen populaties op de verschillende Maleisische riffen. Dat deed ze door de genetische verwantschap te bepalen voor één soort paddenstoelkoraal (Heliofungia actiniformis), de blauwe zeester (Linckia laevigata) en de doopvontschelp Tridacna crocea, een koraalborend tweekleppig weekdier.
Promovenda Zarinah Waheed onderzocht de afgelopen jaren koraalriffen in haar geboorteland Maleisië. Ze keek daarbij specifiek naar de rijkdom van koraalsoorten op de riffen daar, en ook naar de onderlinge verbondenheid tussen die locaties. Wat blijkt: de gebieden met de meeste koraalsoorten zijn vaak niet goed beschermd.
Waheed turfde de afgelopen jaren hoeveel soorten van drie koraalfamilies voorkomen op verschillende riffen verspreid over het uitgestrekte Maleisië. Dat deed zij tijdens verschillende duiktrips, samen met haar copromotor en koraalonderzoeker Bert Hoeksema van Naturalis Biodiversity Center te Leiden. Vóór deze duikexcursies had zij eerst alle 94 soorten van de betreffende families bestudeerd in de uitgebreide koralencollectie van Naturalis.
‘Het oostelijke deel van Maleisisch Borneo ligt in de zogeheten Koraaldriehoek’, zegt Waheed. ‘Dat is een uitgestrekte mariene regio waar de hoogste concentratie koraalsoorten voorkomt. Wetenschappers vermoedden al langer dat de diversiteit geleidelijke afneemt naarmate de afstand tot die Koralendriehoek toeneemt. Voor Maleisië was deze hypothese echter nooit grondig onderzocht. Uit mijn onderzoek blijkt dat de wetenschappers gelijk hebben.’
Waheed ontdekte bijvoorbeeld dat het uiterst oostelijk gelegen duikersparadijs Semporna in totaal 89 koraalsoorten huisvest van de drie onderzochte families. Ga je verder naar het westen – en dus verder weg van de Koraaldriehoek – dan neemt het aantal getelde koraalsoorten af tot een schamele 33 in Payar aan de westkust van het Maleisische vasteland.
Tot slot onderzocht Waheed ook de onderlinge verbondenheid tussen populaties op de verschillende Maleisische riffen. Dat deed ze door de genetische verwantschap te bepalen voor één soort paddenstoelkoraal (Heliofungia actiniformis), de blauwe zeester (Linckia laevigata) en de doopvontschelp Tridacna crocea, een koraalborend tweekleppig weekdier.
maandag 5 december 2016
Zuivering met UV-licht mogelijk alternatief voor chloor in zwembaden
Zwembadwater wordt meestal gedesinfecteerd met een chloorproduct, zoals hypochloriet, om alle aanwezige micro-organismen te doden. Helaas reageert hypochloriet ook met andere verontreinigingen in het water, zoals zweet en urine, waardoor er desinfectiebijproducten ontstaan. Deze desinfectiebijproducten zijn irriterend. Marjolein Peters onderzocht een alternatieve reinigingsmethode en bekeek het effect daarvan op micro-organismen. Zij promoveert op vrijdag 25 november op dit onderzoek bij de TU Delft.
Tijdens het zwemmen laten we menseigen (antropogene) stoffen achter in het water. Denk aan zweet, urine, huidschilfers, haren en huidvetten, maar ook aan micro-organismen. Actieve zwemmers verliezen met name veel zweet tijdens het zwemmen: gemiddeld 100-200 milliliter per m2 huidoppervlak per uur (tot 29 ˚C). De watertemperatuur en inspanning door de zwemmer hebben beide invloed op de mate waarin we afvalstoffen achterlaten in het zwembad.
Zwembaden gebruiken nu vaak hypochloriet om micro-organismen (o.a. bacteriën en virussen) te doden. Wanneer er geen hypochloriet meer wordt gebruikt in het zwembadwater, gaan de micro-organismen niet meer dood en kunnen ze op de wanden van het zwembad gaan groeien. Een slijmerig laagje biofilm is het gevolg. Marjolein Peters onderzocht hoe biofilmgroei in zwembaden voorkomen kan worden door slim gebruik te maken van alternatieve materialen. Peters: “Polypropeen (een polymeer) is een goed materiaal om te gebruiken, want daar groeide de minste biofilm op. Op beton en roestvast staal groeide de meeste biofilm.” Daarnaast is ook de verwijdering van biofilm onderzocht met behulp van UV-licht en borstelen.
Tijdens het zwemmen laten we menseigen (antropogene) stoffen achter in het water. Denk aan zweet, urine, huidschilfers, haren en huidvetten, maar ook aan micro-organismen. Actieve zwemmers verliezen met name veel zweet tijdens het zwemmen: gemiddeld 100-200 milliliter per m2 huidoppervlak per uur (tot 29 ˚C). De watertemperatuur en inspanning door de zwemmer hebben beide invloed op de mate waarin we afvalstoffen achterlaten in het zwembad.
Zwembaden gebruiken nu vaak hypochloriet om micro-organismen (o.a. bacteriën en virussen) te doden. Wanneer er geen hypochloriet meer wordt gebruikt in het zwembadwater, gaan de micro-organismen niet meer dood en kunnen ze op de wanden van het zwembad gaan groeien. Een slijmerig laagje biofilm is het gevolg. Marjolein Peters onderzocht hoe biofilmgroei in zwembaden voorkomen kan worden door slim gebruik te maken van alternatieve materialen. Peters: “Polypropeen (een polymeer) is een goed materiaal om te gebruiken, want daar groeide de minste biofilm op. Op beton en roestvast staal groeide de meeste biofilm.” Daarnaast is ook de verwijdering van biofilm onderzocht met behulp van UV-licht en borstelen.
vrijdag 2 december 2016
Natura-2000-beheerplan Deltawateren 2016 – 2022 vastgesteld
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft het Natura 2000-beheerplan Deltawateren 2016 - 2022 definitief vastgesteld. Hiermee is de basis gelegd voor de natuurbescherming en het gebruik van deze waardevolle natuurgebieden. Het beheerplan zal op 18 november 2016 in werking treden en heeft een looptijd van 6 jaar. Op 23 augustus 2016 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ingestemd met het deel van het natuurbeheerplan dat betrekking heeft op de provincie Zuid-Holland.
Het beheerplan gaat over zeven grote wateren in het Deltagebied waarvan 4 geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland. Dit zijn de Oude Maas, het Haringvliet, het Hollands Diep en de Grevelingen. De andere 3, het Veerse Meer, de Oosterschelde en de Westerschelde liggen in de provincie Zeeland. Deze gebieden zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en daarmee onderdeel van het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden.
Het beheerplan gaat over 7 grote wateren in het Deltagebied waarvan 4 geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland. Dit zijn de Oude Maas, het Haringvliet, het Hollands Diep en de Grevelingen. De andere 3, het Veerse Meer, de Oosterschelde en de Westerschelde liggen in de provincie Zeeland. Deze gebieden zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en daarmee onderdeel van het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden.
De Deltawateren herbergen unieke natuurwaarden die belangrijk zijn voor het behoud van de biodiversiteit op Europese schaal. Van grootschalige getijdenatuur met geulen, slikken, platen en schorren tot omvangrijke zoet- en zoutwatermeren, gras- en rietgorzen, duinen en natte graslanden achter kilometerslange dijken. Bovendien heeft het gebied een voedselrijke bodem. Dit maakt de Deltawateren tot een waar paradijs voor duizenden vogels, vissen, zeezoogdieren en soorten als bever, nauwe korfslak en noordse woelmuis. In het beheerplan is aangegeven welke extra beheer- en inrichtingsmaatregelen worden genomen om de natuurdoelen te behalen en onder welke voorwaarden menselijke activiteiten kunnen plaatsvinden zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de natuur. Hierbij staat de balans tussen natuurbescherming en activiteiten in het gebied centraal.
Het beheerplan gaat over zeven grote wateren in het Deltagebied waarvan 4 geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland. Dit zijn de Oude Maas, het Haringvliet, het Hollands Diep en de Grevelingen. De andere 3, het Veerse Meer, de Oosterschelde en de Westerschelde liggen in de provincie Zeeland. Deze gebieden zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en daarmee onderdeel van het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden.
Het beheerplan gaat over 7 grote wateren in het Deltagebied waarvan 4 geheel of gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland. Dit zijn de Oude Maas, het Haringvliet, het Hollands Diep en de Grevelingen. De andere 3, het Veerse Meer, de Oosterschelde en de Westerschelde liggen in de provincie Zeeland. Deze gebieden zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en daarmee onderdeel van het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden.
De Deltawateren herbergen unieke natuurwaarden die belangrijk zijn voor het behoud van de biodiversiteit op Europese schaal. Van grootschalige getijdenatuur met geulen, slikken, platen en schorren tot omvangrijke zoet- en zoutwatermeren, gras- en rietgorzen, duinen en natte graslanden achter kilometerslange dijken. Bovendien heeft het gebied een voedselrijke bodem. Dit maakt de Deltawateren tot een waar paradijs voor duizenden vogels, vissen, zeezoogdieren en soorten als bever, nauwe korfslak en noordse woelmuis. In het beheerplan is aangegeven welke extra beheer- en inrichtingsmaatregelen worden genomen om de natuurdoelen te behalen en onder welke voorwaarden menselijke activiteiten kunnen plaatsvinden zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de natuur. Hierbij staat de balans tussen natuurbescherming en activiteiten in het gebied centraal.
donderdag 1 december 2016
10.000 plastic plantjes in het waterlab
Er is een groeiend bewustzijn van de noodzaak om de effecten van vegetatie mee te nemen in studies van het gedrag van rivieren. Om de rol van vegetatie te bestuderen maakte Andrés Vargas - hij hoopt op 16 november te promoveren aan de TU Delft - een rivier in de grote goot van het waterlab van de TU Delft en zette deze vol met kleine groene plastic plantjes. Wel 10.000 stuks...
Promovendus Andrés Vargas heeft onderzocht hoe rivieren zich gedragen. Wat bepaalt de uiteindelijke vorm van een rivier? Als je dat weet, kun je beter beslissingen nemen over steden en grond die aan de rivier liggen. Bijvoorbeeld: waar bouwen we een brug? En wat voor effect heeft dat weer op de rivier, en het land eromheen?
Om dit te ontdekken en te modelleren, begon Vargas zijn experiment in het lab begonnen met een recht, smal en lang kanaal in de grote goot. Hij creëerde scenario’s met en zonder planten. Om de rol van vegetatie te vervullen, koos Vargas voor kleine plastic plantjes. Vargas: “We hebben er 10.000 in de goot geplaatst. Dat was erg leuk, maar ook ontzettend veel werk. We deden het in shifts, telkens een uur lang plantjes in de oevers steken. Langer hield je het niet vol, want je hing op de kop en kreeg kramp in je armen.”
De uitkomsten van dit onderzoek benadrukken het belang om rekening te houden met vegetatie in rivierbeheer en bij het ontwerpen, plannen en onderhouden van herstelprojecten.
Promovendus Andrés Vargas heeft onderzocht hoe rivieren zich gedragen. Wat bepaalt de uiteindelijke vorm van een rivier? Als je dat weet, kun je beter beslissingen nemen over steden en grond die aan de rivier liggen. Bijvoorbeeld: waar bouwen we een brug? En wat voor effect heeft dat weer op de rivier, en het land eromheen?
Om dit te ontdekken en te modelleren, begon Vargas zijn experiment in het lab begonnen met een recht, smal en lang kanaal in de grote goot. Hij creëerde scenario’s met en zonder planten. Om de rol van vegetatie te vervullen, koos Vargas voor kleine plastic plantjes. Vargas: “We hebben er 10.000 in de goot geplaatst. Dat was erg leuk, maar ook ontzettend veel werk. We deden het in shifts, telkens een uur lang plantjes in de oevers steken. Langer hield je het niet vol, want je hing op de kop en kreeg kramp in je armen.”
De uitkomsten van dit onderzoek benadrukken het belang om rekening te houden met vegetatie in rivierbeheer en bij het ontwerpen, plannen en onderhouden van herstelprojecten.