Met de officiële opening van het zwemseizoen kan er weer volop verkoeling worden gezocht in de Nederlandse zwemlocaties. Met de gratis Zwemwater-app van de waterschappen kunnen zwemmers checken welke van de 800 officiële zwemlocaties veilig zijn.
Waterschappen en Rijkswaterstaat onderzoeken de waterkwaliteit van alle zwemwaterlocaties in open water. Samen met de omgevingsdiensten bepalen de provincies of een zwemplek veilig is. Bij warm weer neemt de kans op bijvoorbeeld blauwalg of botulisme toe en dat kan zwemmers gezondheidsklachten opleveren.
De Zwemwater app geeft ook informatie over de aanwezigheid van parkeerplekken, horecagelegenheden en over de route naar de locatie. De gegevens van de Zwemwater app komen van de website www.zwemwater.nl, waar altijd de meest actuele informatie beschikbaar is. De informatie is dus ook zonder de app toegankelijk
vrijdag 29 juli 2016
donderdag 28 juli 2016
Calamiteitenplan Wateroverlast voor Gemeente Hardinxveld-Giessendam vastgesteld
De gemeente Hardinxveld-Giessendam wil toekomstige wateroverlast actief tegengaan. Samen met Waterschap Rivierenland implementeert de gemeente momenteel een ambitieus maatregelenpakket. Tauw werd ingeschakeld om, als onderdeel van het maatregelenpakket, een Calamiteitenplan Wateroverlast op te stellen.
De regio Hardinxveld-Giessendam heeft de afgelopen jaren meerdere keren te maken gehad met een enorme hoeveelheid regen. Dit resulteerde in grote schade en veel overlast. Met het Calamiteitenplan Wateroverlast wordt de kans op schade geminimaliseerd doordat er vooraf afspraken worden gemaakt over taken, verantwoordelijkheden, communicatie en uit te voeren acties.
De regio Hardinxveld-Giessendam heeft de afgelopen jaren meerdere keren te maken gehad met een enorme hoeveelheid regen. Dit resulteerde in grote schade en veel overlast. Met het Calamiteitenplan Wateroverlast wordt de kans op schade geminimaliseerd doordat er vooraf afspraken worden gemaakt over taken, verantwoordelijkheden, communicatie en uit te voeren acties.
woensdag 27 juli 2016
Wetterskip Fryslân past sliblijn rioolwaterzuivering Drachten aan
Wetterskip Fryslân past in 2016 de sliblijn van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) in Drachten aan. Hiermee verbetert het waterschap de slibverwerking en wordt een extra elektriciteitsproductie van 1,1 miljoen kWH per jaar gerealiseerd. Eliquo Water & Energy B.V. uit Barneveld voert het werk in opdracht van het waterschap uit. De aanpassing van de sliblijn kost 1,75 miljoen euro. De voorbereiding is inmiddels begonnen, de werkzaamheden starten in september.
De rwzi Drachten zuivert het rioolwater van circa 100.000 inwoners van Drachten en omgeving. Bij het zuiveren van rioolwater wordt zuiveringsslib geproduceerd, dat tegen hoge kosten afgevoerd moet worden naar speciale verwerkingsinstallaties. Op de rioolwaterzuivering van Drachten wordt de bestaande installatie zodanig aangepast dat al het geproduceerde zuiveringsslib eerst vergist wordt, voor het naar de centrale ontwateringsinstallatie in Heerenveen wordt afgevoerd. De prestaties van de bestaande installaties verbeteren door de bouw van een nieuwe indikvoorziening voor slib en de realisatie van een nieuwe warmtekrachtkoppeling (WKK).
Met de aanpassing aan de sliblijn neemt ook de productie van biogas toe. De rwzi Drachten wekt straks met dit biogas circa 1,1 miljoen kWh elektriciteit per jaar op en dekt hiermee meer dan 50 procent van de eigen energiebehoefte af.
De rwzi Drachten zuivert het rioolwater van circa 100.000 inwoners van Drachten en omgeving. Bij het zuiveren van rioolwater wordt zuiveringsslib geproduceerd, dat tegen hoge kosten afgevoerd moet worden naar speciale verwerkingsinstallaties. Op de rioolwaterzuivering van Drachten wordt de bestaande installatie zodanig aangepast dat al het geproduceerde zuiveringsslib eerst vergist wordt, voor het naar de centrale ontwateringsinstallatie in Heerenveen wordt afgevoerd. De prestaties van de bestaande installaties verbeteren door de bouw van een nieuwe indikvoorziening voor slib en de realisatie van een nieuwe warmtekrachtkoppeling (WKK).
Met de aanpassing aan de sliblijn neemt ook de productie van biogas toe. De rwzi Drachten wekt straks met dit biogas circa 1,1 miljoen kWh elektriciteit per jaar op en dekt hiermee meer dan 50 procent van de eigen energiebehoefte af.
dinsdag 26 juli 2016
Cruiseterminal biedt kansen voor Stavoren
Met de opening van de Cruiseterminal is een lang gekoesterde wens van Stavoren in vervulling gegaan. Het oudste stadje van Fryslân ligt gunstig voor grotere schepen. Dit geeft Stavoren de kans om een belangrijke aanlegplaats voor cruiseschepen te worden. Samen met de verbrede sluis is de Hanzestad een belangrijke waterpoort voor toeristen.
“Stavoren is een stad van verbinding. Tussen de Friese Meren en het IJsselmeer, tussen Fryslân en Holland, tussen IJsselmeer en Waddenzee. En met alle ontwikkelingen op en rondom de Afsluitdijk kan er voor Stavoren weer een bloeiperiode aankomen. Ditmaal niet met visserij en handel, maar met toerisme en recreatie. Nu al een belangrijke sector voor de stad”, aldus Maarten Offinga.
Gedeputeerde Klaas Kielstra: “Met deze cruiseterminal maken we het mogelijk dat een nieuwe doelgroep toeristen naar onze provincie komt. Dit biedt kansen voor ondernemers in Stavoren en omgeving en betekent een impuls voor de economie en de werkgelegenheid. Hiermee geven we verder invulling aan de doelstellingen van het Friese Merenproject.”
Dit project is onderdeel van het Masterplan Stavoren Hanzestad: zien - benutten – beleven en het voormalige Friese Merenproject. Vijftien jaar werkte de provincie Fryslân samen met gemeenten en andere partijen aan het aantrekkelijker maken van de watersport in Fryslân. In 2016 en 2017 worden de laatste projecten opgeleverd
“Stavoren is een stad van verbinding. Tussen de Friese Meren en het IJsselmeer, tussen Fryslân en Holland, tussen IJsselmeer en Waddenzee. En met alle ontwikkelingen op en rondom de Afsluitdijk kan er voor Stavoren weer een bloeiperiode aankomen. Ditmaal niet met visserij en handel, maar met toerisme en recreatie. Nu al een belangrijke sector voor de stad”, aldus Maarten Offinga.
Gedeputeerde Klaas Kielstra: “Met deze cruiseterminal maken we het mogelijk dat een nieuwe doelgroep toeristen naar onze provincie komt. Dit biedt kansen voor ondernemers in Stavoren en omgeving en betekent een impuls voor de economie en de werkgelegenheid. Hiermee geven we verder invulling aan de doelstellingen van het Friese Merenproject.”
Dit project is onderdeel van het Masterplan Stavoren Hanzestad: zien - benutten – beleven en het voormalige Friese Merenproject. Vijftien jaar werkte de provincie Fryslân samen met gemeenten en andere partijen aan het aantrekkelijker maken van de watersport in Fryslân. In 2016 en 2017 worden de laatste projecten opgeleverd
maandag 25 juli 2016
Zalmstand daalde dramatisch door watermolens
De zalm is grotendeels uit onze wateren verdwenen door de komst van watermolens. Dat blijkt onderzoek van ecologen van de Radboud Universiteit (Scientific reports, 20 juli). Door watermolens verdwenen de grindbedden in de beken, waardoor ze ongeschikt zijn voor de zalmen om in te paaien. Eerder werd altijd gedacht dat watervervuiling de belangrijkste verklaring was, maar archiefonderzoek laat zien dat de zalmstand al flink achteruit ging vóór de komst van de stoommachine.
Zalm is altijd geliefd geweest als vissoort; tegenwoordig is het een doelsoort voor natuurherstel. Rob Lenders van de Radboud Universiteit deed met zijn team archiefonderzoek en bekeek alle bronnen vanaf 1260 over aantallen en prijzen die ze konden vinden in Noordwest-Europa: pachtovereenkomsten, vergunningen, visveilingverslagen, het Domesday Book. Ook verbonden ze allerlei bestaande, kleine datasets.
‘Van ecoloog ben ik een halve historicus geworden. Voor deze studie heb ik meer in archieven gezeten dan in het veld. We bekeken overal alleen maar achteruitgang en nooit, in geen enkele periode een stijging.Ik schat dat begin 1900 99 procent van de aantallen uit het midden van de dertiende eeuw verdwenen was.
'Ook is er een verhaal dat sinds de zeventiende eeuw steeds weer opduikt. Dienstboden zouden in hun contracten lieten opnemen dat ze niet te vaak zalm voorgezet wensten te krijgen. Een verhaal om illustreren dat er vroeger zoveel meer zalm was. Bewijs daarvoor heb ik overigens niet gevonden Ik zet een goede fles wijn klaar voor wie mij als eerste een dergelijk contract kan laten zien.’
Roel Lauwerier van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed bevestigde Lenders archiefvondsten met data over archeologische vindplaatsen van visbotjes. ‘In de middeleeuwen zie je die verhouding ineens veranderen, dan neemt het aantal vindplaatsen van snoekrestanten toe ten opzichte van het aantal vindplaatsen van zalm.’
Maar wat heeft ervoor gezorgd dat de zalm verdween? Overbevissing door bevolkingsgroei kan het niet zijn, zegt Lenders. ‘In Schotland, waar net zo veel gevist werd als elders bleef de zalmstand op peil – vanaf het jaar 1311 zijn daar data van. We zijn toen gaan kijken naar wat er veranderde in de watersystemen. Vanaf het jaar 1000 zie je dat er overal watermolens gebouwd worden. Het moeten er uiteindelijk tienduizenden zijn geweest. In Schotland werden ook wel watermolens gebouwd maar veel minder en van een ander type dat veel minder impact had op die watersystemen.’
Lenders vond een keurige correlatie tussen de bouw van watermolens en de teruggang van de zalm. Voor watermolens worden dammen aangelegd, een hindernis voor zalm die stroomopwaarts zwemt om eitjes te gaan leggen. Zalm kan goed springen, waardoor een aantal dieren de zware tocht naar de paaigronden wel succesvol kan afleggen. Om dan te ontdekken dat hun paaiplaats ongeschikt is geworden…
‘Omdat de watermolens, met hun dammen en vijvers, de vaart uit de stroom halen, bezinkt er bovenstrooms veel meer sediment. De grindbedden die de zalm nodig heeft om de eieren in te leggen zijn verdwenen onder een dikke laag zand en slik.’
Zalm is altijd geliefd geweest als vissoort; tegenwoordig is het een doelsoort voor natuurherstel. Rob Lenders van de Radboud Universiteit deed met zijn team archiefonderzoek en bekeek alle bronnen vanaf 1260 over aantallen en prijzen die ze konden vinden in Noordwest-Europa: pachtovereenkomsten, vergunningen, visveilingverslagen, het Domesday Book. Ook verbonden ze allerlei bestaande, kleine datasets.
‘Van ecoloog ben ik een halve historicus geworden. Voor deze studie heb ik meer in archieven gezeten dan in het veld. We bekeken overal alleen maar achteruitgang en nooit, in geen enkele periode een stijging.Ik schat dat begin 1900 99 procent van de aantallen uit het midden van de dertiende eeuw verdwenen was.
'Ook is er een verhaal dat sinds de zeventiende eeuw steeds weer opduikt. Dienstboden zouden in hun contracten lieten opnemen dat ze niet te vaak zalm voorgezet wensten te krijgen. Een verhaal om illustreren dat er vroeger zoveel meer zalm was. Bewijs daarvoor heb ik overigens niet gevonden Ik zet een goede fles wijn klaar voor wie mij als eerste een dergelijk contract kan laten zien.’
Roel Lauwerier van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed bevestigde Lenders archiefvondsten met data over archeologische vindplaatsen van visbotjes. ‘In de middeleeuwen zie je die verhouding ineens veranderen, dan neemt het aantal vindplaatsen van snoekrestanten toe ten opzichte van het aantal vindplaatsen van zalm.’
Maar wat heeft ervoor gezorgd dat de zalm verdween? Overbevissing door bevolkingsgroei kan het niet zijn, zegt Lenders. ‘In Schotland, waar net zo veel gevist werd als elders bleef de zalmstand op peil – vanaf het jaar 1311 zijn daar data van. We zijn toen gaan kijken naar wat er veranderde in de watersystemen. Vanaf het jaar 1000 zie je dat er overal watermolens gebouwd worden. Het moeten er uiteindelijk tienduizenden zijn geweest. In Schotland werden ook wel watermolens gebouwd maar veel minder en van een ander type dat veel minder impact had op die watersystemen.’
Lenders vond een keurige correlatie tussen de bouw van watermolens en de teruggang van de zalm. Voor watermolens worden dammen aangelegd, een hindernis voor zalm die stroomopwaarts zwemt om eitjes te gaan leggen. Zalm kan goed springen, waardoor een aantal dieren de zware tocht naar de paaigronden wel succesvol kan afleggen. Om dan te ontdekken dat hun paaiplaats ongeschikt is geworden…
‘Omdat de watermolens, met hun dammen en vijvers, de vaart uit de stroom halen, bezinkt er bovenstrooms veel meer sediment. De grindbedden die de zalm nodig heeft om de eieren in te leggen zijn verdwenen onder een dikke laag zand en slik.’
vrijdag 22 juli 2016
Voldoende drinkwater van goede kwaliteit voor Utrecht
Vitens kan ook op de lange termijn goed drinkwater aan de inwoners van Utrecht blijven leveren. Provincie Utrecht en drinkwaterbedrijf Vitens hebben hiertoe vandaag een overeenkomst getekend. Gedeputeerde Mariëtte Pennarts en directievoorzitter van Vitens Lieve Declercq willen zorgen voor voldoende drinkwater en ook de grondwaterkwaliteit beter beschermen.
Provincie en Vitens zoeken de komende jaren tijdig naar locaties voor aanvullende wincapaciteit van grondwater. Mariëtte Pennarts: “Door de bevolkingsgroei neemt de vraag naar drinkwater in de provincie Utrecht tot 2040 toe. We werken nu samen aan de opgave om in onze drukke provincie voldoende grondwater van goede kwaliteit te borgen voor de toekomst.”
De overeenkomst richt zich echter niet alleen op de toekomst. Momenteel loopt de kwaliteit van het grondwater bij een aantal winningen terug. Bestaande waterwinningen hebben steeds meer last van verontreinigingen uit stedelijk gebied, zoals historische verontreinigingen door vroegere industrie. Maar ook medicijnresten, afkomstig uit rivieren en riolen, vormen een steeds grotere zorg voor de drinkwaterwinningen. Provincie Utrecht en Vitens werken samen om deze problemen aan te pakken.
Lieve Declercq, directievoorzitter van Vitens: “De kwaliteit van ons drinkwater behoort tot de beste van de wereld, en dat willen we graag zo houden.” De centrale ambitie van de overeenkomst is het behouden en beschermen van schone bronnen. Dat is volgens beide partijen onmogelijk zonder de hulp van diverse gebiedspartners zoals waterschappen, gemeenten, natuur- en milieuorganisaties. Zo wordt onderzocht waar grondwaterbescherming rond een winning kan worden verbeterd en waar in deze gebieden tegelijkertijd natuur kan worden versterkt. De overeenkomst beschrijft welke onderzoeken nodig zijn om in 2018 de juiste keuzes te kunnen maken om de drinkwatervoorziening voor langere tijd veilig te stellen voor de mensen in Utrecht.
Provincie en Vitens zoeken de komende jaren tijdig naar locaties voor aanvullende wincapaciteit van grondwater. Mariëtte Pennarts: “Door de bevolkingsgroei neemt de vraag naar drinkwater in de provincie Utrecht tot 2040 toe. We werken nu samen aan de opgave om in onze drukke provincie voldoende grondwater van goede kwaliteit te borgen voor de toekomst.”
De overeenkomst richt zich echter niet alleen op de toekomst. Momenteel loopt de kwaliteit van het grondwater bij een aantal winningen terug. Bestaande waterwinningen hebben steeds meer last van verontreinigingen uit stedelijk gebied, zoals historische verontreinigingen door vroegere industrie. Maar ook medicijnresten, afkomstig uit rivieren en riolen, vormen een steeds grotere zorg voor de drinkwaterwinningen. Provincie Utrecht en Vitens werken samen om deze problemen aan te pakken.
Lieve Declercq, directievoorzitter van Vitens: “De kwaliteit van ons drinkwater behoort tot de beste van de wereld, en dat willen we graag zo houden.” De centrale ambitie van de overeenkomst is het behouden en beschermen van schone bronnen. Dat is volgens beide partijen onmogelijk zonder de hulp van diverse gebiedspartners zoals waterschappen, gemeenten, natuur- en milieuorganisaties. Zo wordt onderzocht waar grondwaterbescherming rond een winning kan worden verbeterd en waar in deze gebieden tegelijkertijd natuur kan worden versterkt. De overeenkomst beschrijft welke onderzoeken nodig zijn om in 2018 de juiste keuzes te kunnen maken om de drinkwatervoorziening voor langere tijd veilig te stellen voor de mensen in Utrecht.
donderdag 21 juli 2016
Delfland realiseert gedeeltelijke peilscheiding in Dorppolder
In Schipluiden staat aan de Dorppolderweg al lange tijd een mobiele pomp voor de afvoer van regenwater uit het glastuinbouwgedeelte van de Dorppolder. Aan deze tijdelijke situatie komt een einde door de bouw van een nieuw gemaal. Bij de bouw van het gemaal wordt ook een gedeeltelijke peilscheiding gerealiseerd. Dit moet het mengen van water uit de sloten uit het glastuinbouwgedeelte met dat van de weilanden beperken.
De Dorppolder in Schipluiden bestaat namelijk uit twee delen. Het noorden van de polder bestaat uit glastuinbouw en het zuidelijk deel is in gebruik als grasland. Het water uit beide delen wordt via hetzelfde slootsysteem afgevoerd. Daardoor kan het water uit het ene deel van de polder zich mengen met het andere deel. Dit gaat veranderen door het nieuwe gemaal en een aantal dammen. Naast het nieuwe gemaal blijft het poldergemaal aan de Gaagweg ook in gebruik.
De sloot naar het bestaande gemaal wordt ten zuiden van de Dorppolderweg afgedamd. Zo komt het water uit het glastuinbouwgebied niet in aanraking met de weilanden rondom deze sloot. Het afgedamde water wordt afgevoerd met het poldergemaal aan de Gaagweg. Daar waar geen scheiding wordt gerealiseerd is de menging op het einde van de dwarssloten in het grasland beperkt. Dit komt door de kracht van de pompen van het nieuw te bouwen gemaal. Dit gemaal zorgt voor een betere afvoer van het water uit de polder.
Naast de maatregelen om menging van water te beperken, monitort Delfland de kwaliteit van het water. Er komen extra meetpunten, zodat wij direct kunnen inspelen op veranderingen in de waterkwaliteit.
De Dorppolder in Schipluiden bestaat namelijk uit twee delen. Het noorden van de polder bestaat uit glastuinbouw en het zuidelijk deel is in gebruik als grasland. Het water uit beide delen wordt via hetzelfde slootsysteem afgevoerd. Daardoor kan het water uit het ene deel van de polder zich mengen met het andere deel. Dit gaat veranderen door het nieuwe gemaal en een aantal dammen. Naast het nieuwe gemaal blijft het poldergemaal aan de Gaagweg ook in gebruik.
De sloot naar het bestaande gemaal wordt ten zuiden van de Dorppolderweg afgedamd. Zo komt het water uit het glastuinbouwgebied niet in aanraking met de weilanden rondom deze sloot. Het afgedamde water wordt afgevoerd met het poldergemaal aan de Gaagweg. Daar waar geen scheiding wordt gerealiseerd is de menging op het einde van de dwarssloten in het grasland beperkt. Dit komt door de kracht van de pompen van het nieuw te bouwen gemaal. Dit gemaal zorgt voor een betere afvoer van het water uit de polder.
Naast de maatregelen om menging van water te beperken, monitort Delfland de kwaliteit van het water. Er komen extra meetpunten, zodat wij direct kunnen inspelen op veranderingen in de waterkwaliteit.
woensdag 20 juli 2016
Slimmer omgaan met water, grondstoffen en energie
Samen met waterbedrijven, waterschappen, gemeenten, onderzoeksinstellingen en bedrijven verkent Evides nieuwe, efficiënte mogelijkheden voor drinkwater maken, zuiveren van afvalwater, schoner grond- en oppervlaktewater en beheer van leidingen.
Het meeste drinkwater dat Evides levert, wordt gemaakt van rivierwater uit de Maas. En deze rivier kan schoner. Wat er niet in zit, hoeft er namelijk ook niet uitgehaald te worden. Evides nam het initiatief tot het project Schone Maaswaterketen. Samen met alle waterschappen en Nederlandse drinkwaterbedrijven langs de Maas onderzoeken we mogelijkheden om de afvalwaterzuivering zo te verbeteren dat geneesmiddelenresten en andere nieuwe stoffen niet in de Maas terechtkomen. Zo is een proef gestart om met de toepassing van een nieuwe techniek op rioolwaterzuiveringen.
Evides neemt actief deel aan het project Schoon Water Zeeland. Een project met waterschap, provincie, gemeenten en agrariërs om vervuiling van grond- en oppervlaktewater met chemische middelen tegen te gaan. Samen met de aangesloten landbouwbedrijven zoeken we naar innovatieve oplossingen die ertoe leiden dat minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden. Het belangrijkste doel voor Evides is om de bronnen te beschermen waaruit wij water winnen.
In 2015 tekende men officieel de samenwerkingsovereenkomst met het Zeeuwse Waterschap Scheldestromen en de dertien Zeeuwse gemeenten: de Samenwerking Afvalwaterketen Zeeland Plus (SAZ+). Doel is om het beheer van de gehele afvalwaterketen - van riolering, zuivering tot en met drinkwaterdistributie – nog efficiënter in te richten. Zo wordt slib van een afvalwaterzuivering van Evides voortgaan vergist tot biogas dat gebruikt wordt voor het opwekken van elektriciteit.
Elke dag verdwijnen er – via het afvalwater – veel bruikbare stoffen zoals papiervezels, fosfaat, goud en zink het riool in. In RINEW onderzoeken we hoe we op innovatieve en duurzame wijze grondstoffen, energie en water afkomstig uit afvalwater kunnen terugwinnen en veilig weer kunnen hergebruiken. De combinatie van het terugwinnen van meerdere stoffen en de innovatieve zuiveringstechniek maken het project uniek. In RINEW werken de gemeente Rotterdam, waterschap Hollandse Delta, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Rotterdam samen.
Het meeste drinkwater dat Evides levert, wordt gemaakt van rivierwater uit de Maas. En deze rivier kan schoner. Wat er niet in zit, hoeft er namelijk ook niet uitgehaald te worden. Evides nam het initiatief tot het project Schone Maaswaterketen. Samen met alle waterschappen en Nederlandse drinkwaterbedrijven langs de Maas onderzoeken we mogelijkheden om de afvalwaterzuivering zo te verbeteren dat geneesmiddelenresten en andere nieuwe stoffen niet in de Maas terechtkomen. Zo is een proef gestart om met de toepassing van een nieuwe techniek op rioolwaterzuiveringen.
Evides neemt actief deel aan het project Schoon Water Zeeland. Een project met waterschap, provincie, gemeenten en agrariërs om vervuiling van grond- en oppervlaktewater met chemische middelen tegen te gaan. Samen met de aangesloten landbouwbedrijven zoeken we naar innovatieve oplossingen die ertoe leiden dat minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden. Het belangrijkste doel voor Evides is om de bronnen te beschermen waaruit wij water winnen.
In 2015 tekende men officieel de samenwerkingsovereenkomst met het Zeeuwse Waterschap Scheldestromen en de dertien Zeeuwse gemeenten: de Samenwerking Afvalwaterketen Zeeland Plus (SAZ+). Doel is om het beheer van de gehele afvalwaterketen - van riolering, zuivering tot en met drinkwaterdistributie – nog efficiënter in te richten. Zo wordt slib van een afvalwaterzuivering van Evides voortgaan vergist tot biogas dat gebruikt wordt voor het opwekken van elektriciteit.
Elke dag verdwijnen er – via het afvalwater – veel bruikbare stoffen zoals papiervezels, fosfaat, goud en zink het riool in. In RINEW onderzoeken we hoe we op innovatieve en duurzame wijze grondstoffen, energie en water afkomstig uit afvalwater kunnen terugwinnen en veilig weer kunnen hergebruiken. De combinatie van het terugwinnen van meerdere stoffen en de innovatieve zuiveringstechniek maken het project uniek. In RINEW werken de gemeente Rotterdam, waterschap Hollandse Delta, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Rotterdam samen.
dinsdag 19 juli 2016
Nederland adviseert Chili over watermanagement en havens
Nederland en Chili gaan intensief samenwerken om zowel wateroverlast als watertekort tegen te gaan. Ook trekken de landen voor een deel samen op bij de uitbreiding van de Chileense havens en verbetering van de logistiek. Dat is de uitkomst van het bezoek van minister Koenders van Buitenlandse Zaken aan zijn Chileense collega Muñoz.
De Nederlandse watergezant Henk Ovink bezoekt Chili in augustus om een actieplan uit te werken. Nederland en Chili hebben allebei een lange kustlijn en een vergelijkbare relatie met water. ‘Nederlandse bedrijven behoren tot de wereldwijde top op het gebied van water, havenbouw en logistiek. Nederland denkt daarom graag met Chili mee’, aldus de minister in Santiago de Chile.
Chili heeft een druk en groeiend havenverkeer, maar het land kampt ook met overstromingen door
noodweer en met tekorten voor de landbouw. Nederland heeft van de strijd tegen water geleerd en dit omgezet in kennis. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen weten als geen ander hoe je water in je voordeel kunt gebruiken. ‘Hier liggen dus volop kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen’, aldus Koenders. Nederland en Chili hebben daarom afspraken gemaakt om samen te werken op deze gebieden.
Ook in de zomer museumgemaal Caners en Van Sasse open
Zondag 31 juli is het weer zover. Gemaal Van Sasse en museumgemaal Caners zijn weer geopend voor het publiek. Iedere laatste zondag van de maand kunnen bezoekers van 13.00-17.00 uur een kijkje nemen in de gemalen en bij de vispassage. Rondleiders nemen hen mee terug in de tijd en kijken in de toekomst.
Gemaal Caners werd in 1933 gebouwd en was tot 1979 in bedrijf. Met het gemaal werd overtollig water uit de polders gepompt. Vanaf 1979 heeft het moderne gemaal Gewande deze belangrijke functie overgenomen. Voldoende water betekent: groei en leven. Maar soms zijn gebieden te nat of te droog. Waterschap Aa en Maas grijpt dan in. Ons werkgebied belichaamt 160.000 hectare. Om overal een zo optimaal mogelijk waterpeil te realiseren kunnen we gemalen inzetten. Zoals het moderne Gemaal Gewande.
Het oude gemaal Caners is nu een expositieruimte en staat al sinds 2001 op de monumentenlijst. Er zijn foto's, kaarten en oude werktuigen van het waterschap te bezichtigen. Ook de ‘schatten van Caners’ zijn te bewonderen. De originele oude dieselmotor wordt tijdens openingsuren regelmatig gestart en er zijn diverse films over heden en verleden te zien.
Gemaal Van Sasse is het eerste elektrische gemaal dat gerealiseerd is door voormalig waterschap De Maaskant. Het gemaal werd gebouwd rond 1928 voor het waterbeheer in het Land van Cuijk en ligt aan het eind van het riviertje de Raam. Vanaf de oprichting in 1921 werkte waterschap De Maaskant aan de waterbeheersing. Vooral de Raam veroorzaakte problemen. Niet alleen was de uitmonding in de Maas, bij de oude haven in Grave, te krap, ook voerde de Raam zuur Peelwater aan. In diezelfde tijd werd er bij Grave een stuw (en sluis) in de Maas gebouwd om het Maaswater te reguleren. In 1927 ging het bestuur van De Maaskant akkoord met de plannen tot bemaling. Een nieuw gemaal in een nieuw te graven monding van de Raam ten westen van Grave zou deze taak moeten kunnen vervullen. In 1929 werd het gemaal in gebruik genomen. Rond 1950 en nog eens in 1981 is een deel van de apparatuur gemoderniseerd. Het gemaal is genoemd naar Jhr. Mr. A.F.O. van Sasse van Ysselt, de eerste voorzitter van waterschap de Maaskant.
Gemaal Caners werd in 1933 gebouwd en was tot 1979 in bedrijf. Met het gemaal werd overtollig water uit de polders gepompt. Vanaf 1979 heeft het moderne gemaal Gewande deze belangrijke functie overgenomen. Voldoende water betekent: groei en leven. Maar soms zijn gebieden te nat of te droog. Waterschap Aa en Maas grijpt dan in. Ons werkgebied belichaamt 160.000 hectare. Om overal een zo optimaal mogelijk waterpeil te realiseren kunnen we gemalen inzetten. Zoals het moderne Gemaal Gewande.
Het oude gemaal Caners is nu een expositieruimte en staat al sinds 2001 op de monumentenlijst. Er zijn foto's, kaarten en oude werktuigen van het waterschap te bezichtigen. Ook de ‘schatten van Caners’ zijn te bewonderen. De originele oude dieselmotor wordt tijdens openingsuren regelmatig gestart en er zijn diverse films over heden en verleden te zien.
Gemaal Van Sasse is het eerste elektrische gemaal dat gerealiseerd is door voormalig waterschap De Maaskant. Het gemaal werd gebouwd rond 1928 voor het waterbeheer in het Land van Cuijk en ligt aan het eind van het riviertje de Raam. Vanaf de oprichting in 1921 werkte waterschap De Maaskant aan de waterbeheersing. Vooral de Raam veroorzaakte problemen. Niet alleen was de uitmonding in de Maas, bij de oude haven in Grave, te krap, ook voerde de Raam zuur Peelwater aan. In diezelfde tijd werd er bij Grave een stuw (en sluis) in de Maas gebouwd om het Maaswater te reguleren. In 1927 ging het bestuur van De Maaskant akkoord met de plannen tot bemaling. Een nieuw gemaal in een nieuw te graven monding van de Raam ten westen van Grave zou deze taak moeten kunnen vervullen. In 1929 werd het gemaal in gebruik genomen. Rond 1950 en nog eens in 1981 is een deel van de apparatuur gemoderniseerd. Het gemaal is genoemd naar Jhr. Mr. A.F.O. van Sasse van Ysselt, de eerste voorzitter van waterschap de Maaskant.
maandag 18 juli 2016
Onderhoud aan rijksmonument in Waddenzee
Archeologen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verrichten van 11 t/m 22 juli onderwater-werkzaamheden aan de scheepswrakken van rijksmonument Burgzand Noord bij Texel.Het wrak waar recentelijk een unieke 17de-eeuwse japon uit tevoorschijn kwam, de Burgzand Noord 17, dekt men voorlopig af om het in zo goed mogelijke staat te houden.
Op die manier is er tijd om in de komende maanden samen met de provincie Noord-Holland, gemeente Texel, Duikclub Texel en Kaap Skil te verkennen welke mogelijkheden er zijn om het wrak verder te onderzoeken en in kaart te brengen.
Het verhaal van de Burgzand Noord 17, ook wel het Palmhoutwrak genoemd, houdt de gemoederen bezig en heeft nationaal en internationaal veel aandacht gekregen. Op basis van de huidige vondsten uit het wrak is een internationale onderzoeksgroep bezig de historische situatie te achterhalen. Het is ook van groot belang om het wrak en de lading zoals dat er nu ligt zo goed mogelijk te beschermen tegen steeds veranderende omstandigheden in de Waddenzee, natuurlijke erosie en minder welwillende duikers. Het wrak wordt daarom tijdelijk afgedekt. Dit geeft ook meer tijd om in een later stadium uitgebreider archeologisch onderzoek te doen.
Het afdekken van scheepswrakken is een beproefde methode die al langer door maritiem archeologen van de Rijksdienst wordt toegepast. Sinds de jaren 90 gebruikt men voor het afdekken steigergaas. Dit zorgt ervoor dat het onderliggende zand niet meer weg kan spoelen. Daarnaast vangt het gaas zand in, waardoor in korte tijd een groot deel van het wrak bedekt wordt. Het onderliggende erfgoed is dan beter beschermd tegen fysieke, chemische en organische achteruitgang.
De wrakken bij Burgzand Noord worden regelmatig bezocht en gemonitord door sportduikers en amateurarcheologen. Zij maken zich zorgen over de staat waarin de wrakken verkeren. Vorig jaar startte daarom de pilot onderwaterarcheologie waarin de Duikclub Texel nauw samenwerkt met de provincie Noord-Holland, de gemeente Texel, het ministerie van OCW (waar de Rijksdienst onderdeel van is) en museum Kaap Skil. Het doel is om het onderwatererfgoed bij Texel in kaart te brengen en mogelijkheden te onderzoeken voor samenwerking tussen de duikers en archeologen, zodat het erfgoed beter wordt beheerd en waar mogelijk gepresenteerd aan het publiek. Tijdens het veldwerk in juli wisselen de duikers en de archeologen kennis uit over het wrak zelf en over de methode van afdekken. Met deze informatie kan vervolgens een plan worden opgesteld voor het beheer van deze vindplaatsen.
zaterdag 16 juli 2016
Heropenen haven Zevenbergen gaat gewoon door
De plannen om de Roode Vaart in Zevenbergen te heropenen worden gewoon uitgevoerd. Dat heeft het college van B en W laten weten in antwoord op vragen van raadslid F. Wozniak (OM). Die had zijn twijfels geuit over de haalbaarheid van het voornemen om de haven van Zevenbergen open te graven. Volgens hem zou een deel van de benodigde toegezegde financiën onzeker zijn. Volgens het college is daar absoluut geen sprake van.
Ook de huidige discussie over het wel of niet doorgaan van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer en het terugbrengen van het getij in de Grevelingen heeft geen gevolgen voor het dempen van de haven.
De rijksbijdrage staat, net als de bijdragen van de overige collega-overheden, los van de besluitvorming over het verziltingsproject. Het opengraven van de Zevenbergse haven is sowieso nodig om West-Brabant te voorzien van een robuuster, beter zoetwatersysteem en is daarmee een altijd goede maatregel. Er is dus geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de gemaakte afspraken.
Ook de huidige discussie over het wel of niet doorgaan van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer en het terugbrengen van het getij in de Grevelingen heeft geen gevolgen voor het dempen van de haven.
De rijksbijdrage staat, net als de bijdragen van de overige collega-overheden, los van de besluitvorming over het verziltingsproject. Het opengraven van de Zevenbergse haven is sowieso nodig om West-Brabant te voorzien van een robuuster, beter zoetwatersysteem en is daarmee een altijd goede maatregel. Er is dus geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de gemaakte afspraken.
vrijdag 15 juli 2016
Marken komende 50 jaar veilig met buitenwaarts versterkte dijk
De dijkversterking die het eiland Marken de komende 50 jaar moet beschermen tegen overstromingen, komt buitenwaarts aan de Zuidkade te liggen. De dijk wordt aan de buitenkant van de huidige dijk versterkt, zodat geen grond hoeft te worden aangekocht en het unieke karakter van Marken behouden blijft. De dijk aan de Westkade wordt binnen het huidige profiel verbeterd.
Met het voorkeursbesluit dat minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu heeft genomen, voldoet Marken straks weer aan de waterveiligheidsnormen. De eilandraad van Marken is nauw betrokken geweest bij het ontwerpproces dat tot deze oplossing heeft geleid. Schultz: “De oplossing moet aansluiten bij het DNA van Marken. De nieuwe dijk moet niet alleen veilig zijn en aan de nieuwste normen voldoen, hij moet ook passen in het landschap en bij de specifieke historie van Marken. Dat vraagt maatwerk. Deze oplossing heeft draagvlak onder de bewoners. Ik ben blij dat we een alternatief hebben gevonden waar alle partners in dit project achter staan.”
Die partners zijn de gemeente Waterland, het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de provincie Noord-Holland en de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Twee punten worden de komende tijd nog verder uitgewerkt:
- de overslagbestendigheid van de dijk (hoeveel water mag er overheen komen?)
- de beste oplossing voor de zetting van de dijk.
Natuuroever Buitenhuizen feestelijk ‘geopend’
De herstelde natuuroever Buitenhuizen in Assendelft is deze week door Nancy Scheijven-Westra, directeur Netwerkmanagement bij Rijkswaterstaat West-Nederland Noord, samen met bestuursleden van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Hoogheemraadschap van Rijnland en schoolkinderen van de basisschool ‘De Dorpsakker’ feestelijk ‘geopend’.
Afgelopen winter zijn de natuuroevers Spaarnwoude en Buitenhuizen langs het Noordzeekanaal hersteld. Met dit herstel is de start van de tweede set maatregelen uit de Kaderrichtlijn Water een feit. ‘Het Noordzeekanaal kun je zien als een Highway for Fish and Ships. Met het herstel van de natuuroevers is er voor vissen als het ware een parkeerplaats gecreëerd waar ze kunnen uitrusten. Ook vogels kunnen hier foerageren,’ aldus Scheijven.
De werkzaamheden bestonden onder andere uit het verwijderen van riet en dichte bebossing om de bijzondere flora en fauna in dit gebied volop de kans te geven om te groeien. Daarnaast zijn er, bij natuuroever Buitenhuizen, broedwanden geplaatst voor ijsvogels en oeverzwaluwen. Omdat de natuuroevers deel uitmaken van een wandelroute, zijn er nieuwe informatieborden geplaatst. Zo faciliteren wij wandelaars en passanten die willen weten welke bijzondere Flora en Fauna hier te vinden zijn. ‘Dit gebied is enorm verbeterd. Wij zijn erg blij dat de oeverzwaluwen en ijsvogels hun weg naar de broedwanden al gevonden hebben,’ aldus de heer Staats van de Vogelbeschermingswacht Zaanstreek.
Dit herstel is de eerste in de reeks met maatregelen die Rijkswaterstaat samen met partners neemt om de waterkwaliteit op peil te houden. Scheijven liet samen met de bestuursleden een lint vallen, waarna schoolkinderen een barrière van hooibalen omgooiden om met de excursie door de natuuroever te starten.
Afgelopen winter zijn de natuuroevers Spaarnwoude en Buitenhuizen langs het Noordzeekanaal hersteld. Met dit herstel is de start van de tweede set maatregelen uit de Kaderrichtlijn Water een feit. ‘Het Noordzeekanaal kun je zien als een Highway for Fish and Ships. Met het herstel van de natuuroevers is er voor vissen als het ware een parkeerplaats gecreëerd waar ze kunnen uitrusten. Ook vogels kunnen hier foerageren,’ aldus Scheijven.
De werkzaamheden bestonden onder andere uit het verwijderen van riet en dichte bebossing om de bijzondere flora en fauna in dit gebied volop de kans te geven om te groeien. Daarnaast zijn er, bij natuuroever Buitenhuizen, broedwanden geplaatst voor ijsvogels en oeverzwaluwen. Omdat de natuuroevers deel uitmaken van een wandelroute, zijn er nieuwe informatieborden geplaatst. Zo faciliteren wij wandelaars en passanten die willen weten welke bijzondere Flora en Fauna hier te vinden zijn. ‘Dit gebied is enorm verbeterd. Wij zijn erg blij dat de oeverzwaluwen en ijsvogels hun weg naar de broedwanden al gevonden hebben,’ aldus de heer Staats van de Vogelbeschermingswacht Zaanstreek.
Dit herstel is de eerste in de reeks met maatregelen die Rijkswaterstaat samen met partners neemt om de waterkwaliteit op peil te houden. Scheijven liet samen met de bestuursleden een lint vallen, waarna schoolkinderen een barrière van hooibalen omgooiden om met de excursie door de natuuroever te starten.
donderdag 14 juli 2016
I-Real ontwikkelt LoRa datalogger
Technologiebedrijf I-Real uit Terborg heeft een datalogger ontwikkeld dat communiceert via LoRa. De RealSense 1 is specifiek geschikt voor grondwatermetingen voor met name gemeenten, waterschappen en de industrie. De datalogger is nog in het derde kwartaal van dit jaar beschikbaar voor de markt. Door gebruik te maken van LoRa hebben gebruikers lagere communicatiekosten in vergelijking met traditionele communicatieverbindingen. Ook is het met LoRa mogelijk telemetrische loggers in te zetten op plekken waar onvoldoende of geen GSM dekking is.
Voordelig in gebruik
LoRaWAN, wat staat voor Long Range Wide Area Network, is een specificatie voor een telecommunicatienetwerk. LoRa maakt gebruik van lage frequentie golven, wat het geschikt maakt voor langeafstandscommunicatie met weinig vermogen. Door het toepassen van LoRa is de RealSense 1 datalogger erg voordelig in gebruik. Bouke Siebenga, algemeen directeur van I-Real legt uit waarom: “Door de technologie van LoRa kan de batterij van de RealSense 1 veel langer mee. Hierdoor is minder onderhoud nodig en vindt er minder vaak een batterijwissel plaats. Door het toevoegen van LoRa op de reeds bestaande communicatiemogelijkheden van de logger, blijft de gebruiker de zekerheid houden van betrouwbare data over de grondwaterstanden in zijn gebied.”
Winnaar Award
De RealSense 1 is ontwikkeld met behulp van onder andere ITalks componenten van MCS. De datalogger heeft onlangs een prijs gewonnen in het Sensoring Success programma van MCS. John van Nijnatten, Algemeen Directeur van MCS: “De jury was onder de indruk van deze concrete, werkende case. Zeker in ons land, in combinatie met de verwachte klimaat problematiek, is het continu, betrouwbaar meten van (grond)water standen van groot belang.”
De RealSense 1 datalogger is geschikt voor private LoRa netwerken, alsmede het publieke LoRa netwerk. Komende periode wordt er een pilot ingericht bij een gemeente en een waterschap die gebruik maken van zowel het private als publieke netwerk.
Voordelig in gebruik
LoRaWAN, wat staat voor Long Range Wide Area Network, is een specificatie voor een telecommunicatienetwerk. LoRa maakt gebruik van lage frequentie golven, wat het geschikt maakt voor langeafstandscommunicatie met weinig vermogen. Door het toepassen van LoRa is de RealSense 1 datalogger erg voordelig in gebruik. Bouke Siebenga, algemeen directeur van I-Real legt uit waarom: “Door de technologie van LoRa kan de batterij van de RealSense 1 veel langer mee. Hierdoor is minder onderhoud nodig en vindt er minder vaak een batterijwissel plaats. Door het toevoegen van LoRa op de reeds bestaande communicatiemogelijkheden van de logger, blijft de gebruiker de zekerheid houden van betrouwbare data over de grondwaterstanden in zijn gebied.”
Winnaar Award
De RealSense 1 is ontwikkeld met behulp van onder andere ITalks componenten van MCS. De datalogger heeft onlangs een prijs gewonnen in het Sensoring Success programma van MCS. John van Nijnatten, Algemeen Directeur van MCS: “De jury was onder de indruk van deze concrete, werkende case. Zeker in ons land, in combinatie met de verwachte klimaat problematiek, is het continu, betrouwbaar meten van (grond)water standen van groot belang.”
De RealSense 1 datalogger is geschikt voor private LoRa netwerken, alsmede het publieke LoRa netwerk. Komende periode wordt er een pilot ingericht bij een gemeente en een waterschap die gebruik maken van zowel het private als publieke netwerk.
woensdag 13 juli 2016
Blauwalgen succesvol bestreden met waterstofperoxide
Het aantal blauwalgen in het Oosterduinse Meer in de provincie Zuid-Holland is spectaculair afgenomen na een proef met waterstofperoxide. Er kan nu weer veilig worden gezwommen in de plas. De proef is uitgevoerd door onderzoekers van het UvA Institute for Biodiversity and Ecosystem Dynamics.
De onderzoekers voerden op 16 juni samen met Arcadis de behandeling uit in opdracht van het Hoogheemraadschap Rijnland. Sterk verdunde waterstofperoxide werd aan het water van het Oosterduinse Meer toegevoegd om blauwalg tegen te gaan. En met succes. De blauwalgen zijn bijna geheel verdwenen. ‘Het ging hier om Aphanizomenon, een blauwalgsoort die we nog niet eerder met waterstofperoxide bestreden hebben’, aldus UvA onderzoeker Petra Visser. ‘Samen met eerdere resultaten die wij hebben behaald met de behandeling van andere zoetwatermeren, blijkt dat we een grote diversiteit aan blauwalgsoorten met deze methode effectief kunnen bestrijden.’
Blauwalgen zijn bacteriën die van nature thuishoren in oppervlaktewater. Bij grote hoeveelheden kunnen ze een drijflaag vormen en giftige stoffen produceren. De hoeveelheid blauwalg in de plas is op dit moment zo klein, dat het niet schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier.
De verwachting is dat het effect van de behandeling vijf tot zes weken aanhoudt. Rijnland blijft de waterkwaliteit nauwlettend in de gaten houden. Mogelijk is later in het zwemseizoen een tweede behandeling nodig. De proef maakt deel uit van een vierjarig onderzoek. Een belangrijk aspect in het onderzoek is om het effect van de behandeling langer te laten aanhouden. In de Klinkenbergerplas staat eenzelfde behandeling later dit jaar gepland.
De concentratie waterstofperoxide die aan de plas is toegevoegd, is zo laag dat er geen risico bestaat voor de gezondheid van mens, dier en plant. Alleen blauwalgen zijn er gevoelig voor en sterven af. Waterstofperoxide breekt binnen ongeveer één tot twee dagen volledig af tot water en zuurstof. Dus ook in het milieu blijft niets van de stof over.
De proef in is een samenwerking tussen Hoogheemraadschap Rijnland en Universiteit van Amsterdam, Arcadis, Kemira, Waternet, STOWA, gemeenten Noordwijkerhout en Oegstgeest en de provincie Zuid-Holland. Financiering komt van Stichting Toegepaste Wetenschap. De aanpak is afgestemd met Omgevingsdienst Midden-Holland, die in de plas de zwemwatertaak uitvoert voor provincie Zuid-Holland.
Blauwalgen zorgen jaarlijks voor veel overlast voor zwemmers en recreanten. Bij grote hoeveelheden en de juiste omstandigheden (zoals hoge temperaturen en weinig stroming in het water) kunnen ze stinkende drijflagen vormen en giftige stoffen produceren. Zwemmers en watersporters kunnen ziek worden wanneer ze met zo’n drijflaag in aanraking komen. Ook honden zijn er gevoelig voor.
De onderzoekers voerden op 16 juni samen met Arcadis de behandeling uit in opdracht van het Hoogheemraadschap Rijnland. Sterk verdunde waterstofperoxide werd aan het water van het Oosterduinse Meer toegevoegd om blauwalg tegen te gaan. En met succes. De blauwalgen zijn bijna geheel verdwenen. ‘Het ging hier om Aphanizomenon, een blauwalgsoort die we nog niet eerder met waterstofperoxide bestreden hebben’, aldus UvA onderzoeker Petra Visser. ‘Samen met eerdere resultaten die wij hebben behaald met de behandeling van andere zoetwatermeren, blijkt dat we een grote diversiteit aan blauwalgsoorten met deze methode effectief kunnen bestrijden.’
Blauwalgen zijn bacteriën die van nature thuishoren in oppervlaktewater. Bij grote hoeveelheden kunnen ze een drijflaag vormen en giftige stoffen produceren. De hoeveelheid blauwalg in de plas is op dit moment zo klein, dat het niet schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier.
De verwachting is dat het effect van de behandeling vijf tot zes weken aanhoudt. Rijnland blijft de waterkwaliteit nauwlettend in de gaten houden. Mogelijk is later in het zwemseizoen een tweede behandeling nodig. De proef maakt deel uit van een vierjarig onderzoek. Een belangrijk aspect in het onderzoek is om het effect van de behandeling langer te laten aanhouden. In de Klinkenbergerplas staat eenzelfde behandeling later dit jaar gepland.
De concentratie waterstofperoxide die aan de plas is toegevoegd, is zo laag dat er geen risico bestaat voor de gezondheid van mens, dier en plant. Alleen blauwalgen zijn er gevoelig voor en sterven af. Waterstofperoxide breekt binnen ongeveer één tot twee dagen volledig af tot water en zuurstof. Dus ook in het milieu blijft niets van de stof over.
De proef in is een samenwerking tussen Hoogheemraadschap Rijnland en Universiteit van Amsterdam, Arcadis, Kemira, Waternet, STOWA, gemeenten Noordwijkerhout en Oegstgeest en de provincie Zuid-Holland. Financiering komt van Stichting Toegepaste Wetenschap. De aanpak is afgestemd met Omgevingsdienst Midden-Holland, die in de plas de zwemwatertaak uitvoert voor provincie Zuid-Holland.
Blauwalgen zorgen jaarlijks voor veel overlast voor zwemmers en recreanten. Bij grote hoeveelheden en de juiste omstandigheden (zoals hoge temperaturen en weinig stroming in het water) kunnen ze stinkende drijflagen vormen en giftige stoffen produceren. Zwemmers en watersporters kunnen ziek worden wanneer ze met zo’n drijflaag in aanraking komen. Ook honden zijn er gevoelig voor.
dinsdag 12 juli 2016
Spelen en ontdekken in nieuwe waterspeelplaats Park Lingezegen
Een enorm rad vol waterplezier: maak kennis met de nieuwe waterspeelplaats ‘Raddraaier’ van Park Lingezegen. De Raddraaier achter Landerij De Park in Elst nodigt uit om te komen spelen, ontdekken én samenwerken. Vanaf vrijdagmiddag 15 juli kan iedereen komen spelen.
De Raddraaier is een enorm waterrad van 3,5 meter doorsnede. Kinderen kunnen met een handpomp water in het rad pompen. Door het rad te draaien komt het water in een goot. Van daaruit kan het water allerlei kanten op: meteen naar beneden, vasthouden, links of rechtsom laten stromen? Spierkracht, samenwerking en nieuwsgierigheid gevraagd!
De waterspeelplaats is een spannende speelplek voor kinderen van 4 t/m 12 jaar. Op vrijdagmiddag 15 juli wordt de Raddraaier geopend. En dan is hij klaar voor gebruik!
De Raddraaier is een enorm waterrad van 3,5 meter doorsnede. Kinderen kunnen met een handpomp water in het rad pompen. Door het rad te draaien komt het water in een goot. Van daaruit kan het water allerlei kanten op: meteen naar beneden, vasthouden, links of rechtsom laten stromen? Spierkracht, samenwerking en nieuwsgierigheid gevraagd!
De waterspeelplaats is een spannende speelplek voor kinderen van 4 t/m 12 jaar. Op vrijdagmiddag 15 juli wordt de Raddraaier geopend. En dan is hij klaar voor gebruik!
maandag 11 juli 2016
Gemeenten en Rijnland werken samen met drinkwaterbedrijven in waterketen
Op maandag 4 juli hebben gemeenten en het hoogheemraadschap van Rijnland opnieuw een overeenkomst ondertekend voor de samenwerking in de waterketen, deze keer met drinkwaterbedrijven, zodat de keten nu volledig is. De ondertekening vond plaats in Gemaal De Cruquius.
Met de ondertekening bevestigen de partijen hun samenwerking in de waterketen: van afval- tot drinkwater. Doel is het bereiken van de zogeheten 3k’s: kostenreductie door gezamenlijk investeren, verlaging van de kwetsbaarheid van de watersector door kennisuitwisseling en het waarborgen van de kwaliteit van de dienstverlening. De samenwerking is in navolging van het landelijke Bestuursakkoord Water in 2011. Het hoogheemraadschap van Rijnland, de inliggende gemeenten en drinkwaterbedrijven hebben zich verenigd in vier sub-regio’s: Leidse Regio, Bollenstreek, Kennemerland en Groene Hart.
Een belangrijk onderwerp binnen de samenwerking is het veranderende klimaat en de effecten, die nu merkbaar zijn. Pieken in droogte en regen wisselen elkaar vaker af, de zeespiegel stijgt, de bodem zakt. Dat vraagt om een duurzaam en toekomstbestendig waterbeheer. Iets dat niet alleen bereikt kan worden door samenwerking tussen overheden en drinkwaterbedrijven, maar ook door medewerking van burgers en bedrijven.
Diverse publiekscampagnes laten zien wat mensen zelf kunnen doen bij droogte en wateroverlast, zoals: “Tegel eruit, plant erin”, “Huisje-Boompje-Beter” en “Actie Regenton”. Hoogheemraad Jeroen Haan: ‘Inwoners dragen bij aan een duurzame waterhuishouding door een regenton te plaatsen. Op elk balkon past wel een ton. Het regenwater is prima voor de planten, hiervoor hoeven we geen drinkwater te gebruiken.’
Wethouder Hoekstra van Alphen aan den Rijn vult aan: ‘Bij de inrichting van de openbare ruimte kijken we of, en waar, stenen vervangen kunnen worden door beplanting. Het zou goed zijn als ook inwoners minder stenen in hun tuin aanbrengen en meer beplanting. Zo maken we onze leefomgeving prettiger én helpen we de riolering een handje bij het voorkomen van wateroverlast als gevolg van stortbuien.’
Met de ondertekening bevestigen de partijen hun samenwerking in de waterketen: van afval- tot drinkwater. Doel is het bereiken van de zogeheten 3k’s: kostenreductie door gezamenlijk investeren, verlaging van de kwetsbaarheid van de watersector door kennisuitwisseling en het waarborgen van de kwaliteit van de dienstverlening. De samenwerking is in navolging van het landelijke Bestuursakkoord Water in 2011. Het hoogheemraadschap van Rijnland, de inliggende gemeenten en drinkwaterbedrijven hebben zich verenigd in vier sub-regio’s: Leidse Regio, Bollenstreek, Kennemerland en Groene Hart.
Een belangrijk onderwerp binnen de samenwerking is het veranderende klimaat en de effecten, die nu merkbaar zijn. Pieken in droogte en regen wisselen elkaar vaker af, de zeespiegel stijgt, de bodem zakt. Dat vraagt om een duurzaam en toekomstbestendig waterbeheer. Iets dat niet alleen bereikt kan worden door samenwerking tussen overheden en drinkwaterbedrijven, maar ook door medewerking van burgers en bedrijven.
Diverse publiekscampagnes laten zien wat mensen zelf kunnen doen bij droogte en wateroverlast, zoals: “Tegel eruit, plant erin”, “Huisje-Boompje-Beter” en “Actie Regenton”. Hoogheemraad Jeroen Haan: ‘Inwoners dragen bij aan een duurzame waterhuishouding door een regenton te plaatsen. Op elk balkon past wel een ton. Het regenwater is prima voor de planten, hiervoor hoeven we geen drinkwater te gebruiken.’
Wethouder Hoekstra van Alphen aan den Rijn vult aan: ‘Bij de inrichting van de openbare ruimte kijken we of, en waar, stenen vervangen kunnen worden door beplanting. Het zou goed zijn als ook inwoners minder stenen in hun tuin aanbrengen en meer beplanting. Zo maken we onze leefomgeving prettiger én helpen we de riolering een handje bij het voorkomen van wateroverlast als gevolg van stortbuien.’
zaterdag 9 juli 2016
Experiment met planten die ademen onder water
Kun je planten leren hun adem in te houden als ze onder water staan? Dat zoeken de ecofysiologen van professor Voesenek van de Universiteit van Utrecht uit. De effecten van droogte en hitte wordt al veel onderzocht, maar de gevolgen van nattigheid blijven hierin achter, zegt Voesenek.
Het team van professor Voesenek gebruikt oude veredelingsmethoden om nieuwe waterbestendige planten te ontwikkelen. Als hij een relevant gen voor een plant heeft gevonden, kruist hij die plant met een andere.
Dit gebeurt net zo lang totdat er een nieuwe verbeterde versie uitkomt. Deze techniek is niet te verwarren met genetische manipulatie waar zogenaamde GMO’s uitkomen: genetisch gemanipuleerde organismen. Bij deze techniek wordt een goed gen van de ene in de andere plant gezet. Maar: genetisch manipuleren om GMO’s te creëeren is verboden in Europa.
Het team van professor Voesenek gebruikt oude veredelingsmethoden om nieuwe waterbestendige planten te ontwikkelen. Als hij een relevant gen voor een plant heeft gevonden, kruist hij die plant met een andere.
Dit gebeurt net zo lang totdat er een nieuwe verbeterde versie uitkomt. Deze techniek is niet te verwarren met genetische manipulatie waar zogenaamde GMO’s uitkomen: genetisch gemanipuleerde organismen. Bij deze techniek wordt een goed gen van de ene in de andere plant gezet. Maar: genetisch manipuleren om GMO’s te creëeren is verboden in Europa.
vrijdag 8 juli 2016
TFI biedt duurzame en milieuvriendelijke oplossing voor wateroverlast
Juni 2016 is officieel de natste juni ooit en dat heeft voor veel wateroverlast gezorgd. Opnieuw is duidelijk geworden dat de afwatering in veel gemeenten niet bestand is tegen hevige regenval. Terwijl veel gemeenten momenteel onderzoek doen naar ondergrondse waterbuffers of aanpassingen van het riool, presenteert TFI uit De Bilt een veel minder ingrijpende én veel effectievere oplossing. TFI gebruikt speciale luchtdrukapparatuur om scheuren en poriën in de grond te maken. Zo ontstaat een open bodemstructuur waardoor regenwater gemakkelijker kan afvloeien naar het grondwater.
Bij hevige regenval raken riolen overbelast, omdat het water geen kant uit kan.
Als oorzaak wordt vaak gewezen naar het groen dat uit binnensteden verdwijnt; waar bestrating ligt, kan het water niet de bodem in. Maar er is nog een belangrijk aandachtspunt en dat is de slechte afwatering van het groen dat wel nog in de binnenstad aanwezig is. De bodem in veel parken en plantsoenen is zó verdicht dat het water ook hier onvoldoende wegzakt met als gevolg: ook dit regenwater stroomt over de oppervlakte naar de dichtstbijzijnde watergang van het toch al overbelaste afwaterstelsel.
De makkelijkste weg om wateroverlast aan te pakken is de bodemverdichting van binnenstedelijk groen opheffen door middel van de TFI-methode. Eén behandeling volstaat, daarna zakt het water direct de bodem in en neemt de opnamecapaciteit van de bodem met tientallen procenten toe. Vervolgens verbetert ook de kwaliteit van de beplanting, waardoor overtollig water in de bodem beter wordt opgenomen en verdampt. Een volwassen vitale boom kan wel tot 1000 liter per dag verdampen.
De TFI-methode is een techniek die door het bedrijf in De Bilt zelf is ontwikkeld. TFI gebruikt speciale luchtdrukapparatuur om scheuren en poriën in de grond te maken en onderling met elkaar te verbinden. Zo ontstaat een optimale dooradering en een blijvend open bodemstructuur. Water dat eerder bleef staan, vloeit nu veel makkelijker af naar het grondwater. Er is geen overlast en de grasmat wordt niet aangetast, alle werkzaamheden vinden ondergronds plaats. Het is bovendien een milieuvriendelijke oplossing, omdat uitsluitend natuurlijke substraten worden toegepast.
Bodembehandeling met de TFI-methode heeft veel positieve neveneffecten voor de binnenstedelijke omgeving. Mede dankzij de betere bodemstructuur en waterbuffering levert het namelijk ook vitaler groen op. Hierdoor valt op warme dagen de temperatuur onder en rondom bomen gemiddeld 5 graden lager uit dan de omgevingstemperatuur. Zo bieden gezonde bomen een oplossing voor nóg een binnenstedelijk probleem, namelijk urban heating. Daarnaast vangen vitale bomen veel beter fijnstof af.
Bij hevige regenval raken riolen overbelast, omdat het water geen kant uit kan.
Als oorzaak wordt vaak gewezen naar het groen dat uit binnensteden verdwijnt; waar bestrating ligt, kan het water niet de bodem in. Maar er is nog een belangrijk aandachtspunt en dat is de slechte afwatering van het groen dat wel nog in de binnenstad aanwezig is. De bodem in veel parken en plantsoenen is zó verdicht dat het water ook hier onvoldoende wegzakt met als gevolg: ook dit regenwater stroomt over de oppervlakte naar de dichtstbijzijnde watergang van het toch al overbelaste afwaterstelsel.
De makkelijkste weg om wateroverlast aan te pakken is de bodemverdichting van binnenstedelijk groen opheffen door middel van de TFI-methode. Eén behandeling volstaat, daarna zakt het water direct de bodem in en neemt de opnamecapaciteit van de bodem met tientallen procenten toe. Vervolgens verbetert ook de kwaliteit van de beplanting, waardoor overtollig water in de bodem beter wordt opgenomen en verdampt. Een volwassen vitale boom kan wel tot 1000 liter per dag verdampen.
De TFI-methode is een techniek die door het bedrijf in De Bilt zelf is ontwikkeld. TFI gebruikt speciale luchtdrukapparatuur om scheuren en poriën in de grond te maken en onderling met elkaar te verbinden. Zo ontstaat een optimale dooradering en een blijvend open bodemstructuur. Water dat eerder bleef staan, vloeit nu veel makkelijker af naar het grondwater. Er is geen overlast en de grasmat wordt niet aangetast, alle werkzaamheden vinden ondergronds plaats. Het is bovendien een milieuvriendelijke oplossing, omdat uitsluitend natuurlijke substraten worden toegepast.
Bodembehandeling met de TFI-methode heeft veel positieve neveneffecten voor de binnenstedelijke omgeving. Mede dankzij de betere bodemstructuur en waterbuffering levert het namelijk ook vitaler groen op. Hierdoor valt op warme dagen de temperatuur onder en rondom bomen gemiddeld 5 graden lager uit dan de omgevingstemperatuur. Zo bieden gezonde bomen een oplossing voor nóg een binnenstedelijk probleem, namelijk urban heating. Daarnaast vangen vitale bomen veel beter fijnstof af.
donderdag 7 juli 2016
Maatregelen voor minder bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater
Er komen strengere eisen voor de glastuinbouw zodat minder schadelijke gewasbeschermingsmiddelen in het milieu terechtkomen. De ministerraad heeft er op voorstel van staatssecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu mee ingestemd dat glastuinders vanaf 2018 tenminste 95% van alle middelen uit hun afvalwater moeten zuiveren voordat ze het mogen lozen.
Het terugdringen van de vervuiling is nodig omdat uit metingen van het water in glastuinbouwgebieden steevast blijkt dat de normen vaak fors worden overschreden.
Het terugdringen van de vervuiling is nodig omdat uit metingen van het water in glastuinbouwgebieden steevast blijkt dat de normen vaak fors worden overschreden.
De nieuwe eisen zijn tot stand gekomen in samenspraak met de tuinbouwsector, waarbij gekeken is naar kosten voor de bedrijven en de haalbaarheid. Als gevolg daarvan zijn er collectieve initiatieven opgezet om met meerdere bedrijven samen een zuiveringsinstallatie te kopen. Omdat het aanleggen van een gezamenlijke zuiveringsinstallatie meer tijd kost, kunnen bedrijven die meedoen aan zo’n collectief maximaal drie jaar uitstel krijgen om te voldoen aan de nieuwe zuiveringseisen.
Voor het bespuiten van akker- en tuinbouwgewassen en grasland zijn ook nieuwe regels vastgesteld. Vanaf 1 januari 2017 moeten de agrariërs en loonwerkers zorgen dat het verwaaien van bestrijdingsmiddelen van hun perceel wordt verminderd met minimaal 75%. Dit vraagt aanpassingen aan hun machines zodat de middelen gerichter op de gewassen worden gespoten. Ook dit voorkomt dat er middelen in het oppervlaktewater zoals sloten terechtkomen en schade toebrengen aan het milieu.
woensdag 6 juli 2016
Zuid-Holland lead partner Europees project CLINSH
De provincie Zuid Holland is 'lead partner' voor het binnenvaartproject CLean INland SHipping (CLINSH). De subsidieaanvraag bij het Europese LIFE fonds is gehonoreerd. Het project gaat van start op 1 september 2016 met een looptijd van 4 jaar. Doel van het project is om samen met partners te werken aan een schonere binnenvaart.
Ten opzichte van andere vervoersmodaliteiten is de binnenvaartsector achtergebleven bij het reduceren van uitstoot en de ontwikkeling van schone technologie. Dit komt mede doordat schepen en motoren lang mee gaan. Voor investeringen in nieuw materiaal of aanpassingen ontbreekt vaak financiële draagkracht. CLINSH benadert zowel de milieutechnische als sociaal-economische aspecten van de binnenvaart. Om de uitstoot van NOx (stikstofoxide) te verminderen worden alternatieve brandstoffen gebruikt of na-geschakelde technieken om uitlaatgassen te reinigen toegepast, zoals selectieve katalytische reductie via een SCR-katalysator.
Op uitnodiging van de Directeur Generaal Environment van de Europese Commissie is een consortium gevormd met partijen uit Nederland, België, Duitsland en Engeland. Partners zijn onder andere havens, universiteiten en brancheorganisaties. De partners werken samen en dragen financieel bij aan maatregelen ter stimulering van een schonere binnenvaart. Voor de financiering van deze transitie in de binnenvaartsector is Europese samenwerking en inzet van middelen uit Europa noodzakelijk. De binnenvaartsector is immers een sector die het nationale domein overstijgt.
Het CLINSH consortium wil door toepassing van dit soort methoden in de praktijk demonstreren dat schadelijke uitstoot kan worden teruggedrongen. Het effect wordt vervolgens continue gemonitord op 30 schepen. De data kunnen input zijn voor beleid van lokale, regionale, nationale en internationale overheden en instanties. Daarnaast brengt CLINSH de business case van de verschillende maatregelen voor schippers in kaart, om zo de vloot te stimuleren tot verdere verduurzaming.
Op 22 juni 2016 heeft de provincie de bestuurlijke bijeenkomst ‘Goederenvervoer over Water in een stroomversnelling’ georganiseerd. Samen met zo’n 30 partners en partijen (vervoerders, verladers en ondernemers) is het gesprek gevoerd over de mogelijkheden en kansen voor een slimmere logistiek, een schonere binnenvaart en een sterkere economie. Tijdens de bijeenkomst bleek dat men op verschillende niveaus - Europees, landelijk, regionaal en lokaal - op zoek is naar vernieuwing en versterking van goederenvervoer over water. Ook zijn al initiatieven ontplooid. Samen met de partners wil gedeputeerde Janssen lopende projecten in het kader van goederenvervoer over water met elkaar verbinden en in een stroomversnelling brengen, plus nieuwe projecten starten. CLINSH is 1 van de concrete stappen hierin.
Ten opzichte van andere vervoersmodaliteiten is de binnenvaartsector achtergebleven bij het reduceren van uitstoot en de ontwikkeling van schone technologie. Dit komt mede doordat schepen en motoren lang mee gaan. Voor investeringen in nieuw materiaal of aanpassingen ontbreekt vaak financiële draagkracht. CLINSH benadert zowel de milieutechnische als sociaal-economische aspecten van de binnenvaart. Om de uitstoot van NOx (stikstofoxide) te verminderen worden alternatieve brandstoffen gebruikt of na-geschakelde technieken om uitlaatgassen te reinigen toegepast, zoals selectieve katalytische reductie via een SCR-katalysator.
Op uitnodiging van de Directeur Generaal Environment van de Europese Commissie is een consortium gevormd met partijen uit Nederland, België, Duitsland en Engeland. Partners zijn onder andere havens, universiteiten en brancheorganisaties. De partners werken samen en dragen financieel bij aan maatregelen ter stimulering van een schonere binnenvaart. Voor de financiering van deze transitie in de binnenvaartsector is Europese samenwerking en inzet van middelen uit Europa noodzakelijk. De binnenvaartsector is immers een sector die het nationale domein overstijgt.
Het CLINSH consortium wil door toepassing van dit soort methoden in de praktijk demonstreren dat schadelijke uitstoot kan worden teruggedrongen. Het effect wordt vervolgens continue gemonitord op 30 schepen. De data kunnen input zijn voor beleid van lokale, regionale, nationale en internationale overheden en instanties. Daarnaast brengt CLINSH de business case van de verschillende maatregelen voor schippers in kaart, om zo de vloot te stimuleren tot verdere verduurzaming.
Op 22 juni 2016 heeft de provincie de bestuurlijke bijeenkomst ‘Goederenvervoer over Water in een stroomversnelling’ georganiseerd. Samen met zo’n 30 partners en partijen (vervoerders, verladers en ondernemers) is het gesprek gevoerd over de mogelijkheden en kansen voor een slimmere logistiek, een schonere binnenvaart en een sterkere economie. Tijdens de bijeenkomst bleek dat men op verschillende niveaus - Europees, landelijk, regionaal en lokaal - op zoek is naar vernieuwing en versterking van goederenvervoer over water. Ook zijn al initiatieven ontplooid. Samen met de partners wil gedeputeerde Janssen lopende projecten in het kader van goederenvervoer over water met elkaar verbinden en in een stroomversnelling brengen, plus nieuwe projecten starten. CLINSH is 1 van de concrete stappen hierin.
dinsdag 5 juli 2016
DNA Hollandse karper in gedrang
De kroeskarper, de enige van oorsprong Nederlandse karperachtige, kan zich kruisen met uitheemse karpersoorten. Dit ontdekte UvA masterstudent Sebastiaan Rückert tijdens zijn onderzoek voor stichting RAVON: reptielen-, amfibieën- en vissenonderzoek Nederland. Hij vond genetische veranderingen in de zeldzame vissoort die ertoe kunnen leiden dat de kroeskarper op termijn verdwijnt.
Nederland heeft de kroeskarper Carassius carassius als enige inheemse karperachtige. Door het verdwijnen van kleine wateren in moerasgebieden en uiterwaarden is de soort de afgelopen jaren in aantallen achteruit gegaan. Maar de veranderende leefomgeving is niet de enige bedreiging voor deze kwetsbare karpersoort, aldus het onderzoek van Rückert. Aanleiding voor het onderzoek waren resultaten uit omringende landen die aantoonden dat karperachtigen zich kunnen kruisen. Rückert besloot een vergelijkbaar onderzoek in Nederland te startten. Omdat de karpersoorten voor het oog gelijke kenmerken hebben werd het een aanpak op genetisch niveau. Met hengel en schepnet haalden Rückert en collega’s van RAVON exemplaren uit tien populaties om stukjes van de vin af te nemen. Het daaropvolgende labwerk op de UvA, onder begeleiding van docent Hans Breeuwer e.a., bestond uit een analyse op het mitochondriaal en ribosomale DNA.
Uit de resultaten blijkt dat vermenging met de gewone karper inderdaad plaatsvindt. Eén van de bemonsterde kroeskarperpopulaties bestond vrijwel geheel uit hybrides tussen de kroeskarper en de gewone karper. Bij de overige populaties werd dit niet gevonden, maar werden de gewone karper, goudvis en giebel wel in veelvoud aangetroffen: een indicatie dat een invasie van uitheemse karperachtigen mogelijk gaande is.
Waar de exoten vandaan komen legt Rückert uit: ‘Sportvisserij Nederland doet jaarlijks uitzettingen van gewone karper in open water, en hybrides van gewone karper met goudvis in gesloten water. Men gaat ervan uit dat de hybrides die worden uitgezet onvruchtbaar zijn, alleen wezen onderzoeken uit Australië en Groot-Brittannië anders uit.’ Dit is nu ook in Nederland gestaafd.
Nu het onderzoek is afgerond wil Rückert graag met het onderwerp verder. Sebastiaan Rückert: ‘Twee locaties waar, op basis van de analyse, duidelijk hybridisatie heeft plaatsgevonden waren Zandvoort aan Zee en Zwaag. Deze locaties zouden verder onderzocht kunnen worden; naar vruchtbaarheid van de hybride individuen, de wijze van voortplanting en de mate van genenoverdracht. Dat kan een duidelijker beeld geven van wat er nu echt gaande is in onze inheemse onderwaterwereld.'
Sebastiaan Ruckert is masterstudent Ecology & Evolution aan de Universiteit van Amsterdam. Voor zijn onderzoek werkte hij samen met Frank Spikmans, Arthur de Bruin en Martijn Schiphouwer van RAVON en Dick Roelofs van de VU. Aan de UvA werd hij begeleid door Hans Breeuwer, Peter Kuperus en Betsie Voetdijk.
Nederland heeft de kroeskarper Carassius carassius als enige inheemse karperachtige. Door het verdwijnen van kleine wateren in moerasgebieden en uiterwaarden is de soort de afgelopen jaren in aantallen achteruit gegaan. Maar de veranderende leefomgeving is niet de enige bedreiging voor deze kwetsbare karpersoort, aldus het onderzoek van Rückert. Aanleiding voor het onderzoek waren resultaten uit omringende landen die aantoonden dat karperachtigen zich kunnen kruisen. Rückert besloot een vergelijkbaar onderzoek in Nederland te startten. Omdat de karpersoorten voor het oog gelijke kenmerken hebben werd het een aanpak op genetisch niveau. Met hengel en schepnet haalden Rückert en collega’s van RAVON exemplaren uit tien populaties om stukjes van de vin af te nemen. Het daaropvolgende labwerk op de UvA, onder begeleiding van docent Hans Breeuwer e.a., bestond uit een analyse op het mitochondriaal en ribosomale DNA.
Uit de resultaten blijkt dat vermenging met de gewone karper inderdaad plaatsvindt. Eén van de bemonsterde kroeskarperpopulaties bestond vrijwel geheel uit hybrides tussen de kroeskarper en de gewone karper. Bij de overige populaties werd dit niet gevonden, maar werden de gewone karper, goudvis en giebel wel in veelvoud aangetroffen: een indicatie dat een invasie van uitheemse karperachtigen mogelijk gaande is.
Waar de exoten vandaan komen legt Rückert uit: ‘Sportvisserij Nederland doet jaarlijks uitzettingen van gewone karper in open water, en hybrides van gewone karper met goudvis in gesloten water. Men gaat ervan uit dat de hybrides die worden uitgezet onvruchtbaar zijn, alleen wezen onderzoeken uit Australië en Groot-Brittannië anders uit.’ Dit is nu ook in Nederland gestaafd.
Nu het onderzoek is afgerond wil Rückert graag met het onderwerp verder. Sebastiaan Rückert: ‘Twee locaties waar, op basis van de analyse, duidelijk hybridisatie heeft plaatsgevonden waren Zandvoort aan Zee en Zwaag. Deze locaties zouden verder onderzocht kunnen worden; naar vruchtbaarheid van de hybride individuen, de wijze van voortplanting en de mate van genenoverdracht. Dat kan een duidelijker beeld geven van wat er nu echt gaande is in onze inheemse onderwaterwereld.'
Sebastiaan Ruckert is masterstudent Ecology & Evolution aan de Universiteit van Amsterdam. Voor zijn onderzoek werkte hij samen met Frank Spikmans, Arthur de Bruin en Martijn Schiphouwer van RAVON en Dick Roelofs van de VU. Aan de UvA werd hij begeleid door Hans Breeuwer, Peter Kuperus en Betsie Voetdijk.
Wageningen UR onderzoekt gif TTX in Oosterschelde
In een aantal partijen mosselen en oesters uit het oostelijke en noordelijke deel van de Oosterschelde is het gif tetrodotoxine (TTX) aangetroffen. De schelpdieren worden op dit moment dagelijks getest door het RIKILT en IMARES onderzoekt de bron van het gif in de Oosterschelde en de mogelijkheden van het ontgiften van mosselen en oesters. Overige onderzochte schelpdiermonsters, afkomstig uit schelpdierproductiegebieden zoals bv de Waddenzee en andere delen van de Oosterschelde zijn vrij van toxines en zijn dus veilig voor consumptie.
Tetrodotoxine (TTX) is een neurotoxine die van nature voorkomt in (sub)tropische zeeën. Het gif, zeer waarschijnlijk geproduceerd door een bacterie, kan (direct of indirect) via bodem, water of algen in schelpdieren terechtkomen. Zelfs in zeer geringe hoeveelheden kan TTX het menselijk zenuwstelsel al aantasten, daarom wordt het gereguleerd door de overheid. TTX is vooral bekend doordat het in kogelvissen kan zitten. In Japan, waar ze deze vis graag eten, worden per jaar tientallen mensen ziek na het eten van kogelvis.
Het is nog onduidelijk hoe het gif in de Oosterschelde is terechtgekomen of hoe het is ontstaan. De oorzaak zou in bacteriën kunnen zitten die algemeen voorkomen in het mariene milieu en dus ook in de Oosterschelde. Het is echter een complex systeem, waarbij het samenspel tussen water, algen, sediment en organismen een belangrijke rol speelt. Op dit moment is het nog niet duidelijk of TTX ook in andere organismen voorkomt.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de schelpdierensector laten de mosselen en oesters momenteel op dagelijkse basis testen door het RIKILT. Binnen een dag is bekend of de schelpdieren besmet zijn met TTX. Als dat het geval is, mogen ze niet geoogst en verkocht worden. Analyses worden uitgevoerd met geavanceerde chemische detectiemethoden. Verder is RIKILT betrokken als Nationaal Referentie Laboratorium voor mariene biotoxines als expert richting de overheid.
De schelpdiersector heeft IMARES en het RIKILT opdracht gegeven te onderzoeken wat de bron is van het gif in de Oosterschelde. Dan kunnen er eventueel maatregelen getroffen worden door de schelpdiersector. De onderzoekers hopen binnen twee maanden te achterhalen wat de bron is van de besmetting of in ieder geval goede indicaties te verkrijgen.
Het toxine komt via de natuurlijke werking van het ecosysteem in de schelpdieren. Zodra de bron niet meer beschikbaar is zal het toxine ook via het natuurlijk systeem weer uit de schelpdieren verdwijnen. Er loopt momenteel onderzoek naar het ontgiften van schelpdieren. Hiervoor worden zuiveringsmethoden gebruikt die ook door de mosselsector in de praktijk gebruikt kunnen worden. Hiermee kan voor het ontgiften mogelijk de natuurlijke zuiveringskracht van mosselen ingezet worden.
Tetrodotoxine (TTX) is een neurotoxine die van nature voorkomt in (sub)tropische zeeën. Het gif, zeer waarschijnlijk geproduceerd door een bacterie, kan (direct of indirect) via bodem, water of algen in schelpdieren terechtkomen. Zelfs in zeer geringe hoeveelheden kan TTX het menselijk zenuwstelsel al aantasten, daarom wordt het gereguleerd door de overheid. TTX is vooral bekend doordat het in kogelvissen kan zitten. In Japan, waar ze deze vis graag eten, worden per jaar tientallen mensen ziek na het eten van kogelvis.
Het is nog onduidelijk hoe het gif in de Oosterschelde is terechtgekomen of hoe het is ontstaan. De oorzaak zou in bacteriën kunnen zitten die algemeen voorkomen in het mariene milieu en dus ook in de Oosterschelde. Het is echter een complex systeem, waarbij het samenspel tussen water, algen, sediment en organismen een belangrijke rol speelt. Op dit moment is het nog niet duidelijk of TTX ook in andere organismen voorkomt.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de schelpdierensector laten de mosselen en oesters momenteel op dagelijkse basis testen door het RIKILT. Binnen een dag is bekend of de schelpdieren besmet zijn met TTX. Als dat het geval is, mogen ze niet geoogst en verkocht worden. Analyses worden uitgevoerd met geavanceerde chemische detectiemethoden. Verder is RIKILT betrokken als Nationaal Referentie Laboratorium voor mariene biotoxines als expert richting de overheid.
De schelpdiersector heeft IMARES en het RIKILT opdracht gegeven te onderzoeken wat de bron is van het gif in de Oosterschelde. Dan kunnen er eventueel maatregelen getroffen worden door de schelpdiersector. De onderzoekers hopen binnen twee maanden te achterhalen wat de bron is van de besmetting of in ieder geval goede indicaties te verkrijgen.
Het toxine komt via de natuurlijke werking van het ecosysteem in de schelpdieren. Zodra de bron niet meer beschikbaar is zal het toxine ook via het natuurlijk systeem weer uit de schelpdieren verdwijnen. Er loopt momenteel onderzoek naar het ontgiften van schelpdieren. Hiervoor worden zuiveringsmethoden gebruikt die ook door de mosselsector in de praktijk gebruikt kunnen worden. Hiermee kan voor het ontgiften mogelijk de natuurlijke zuiveringskracht van mosselen ingezet worden.
maandag 4 juli 2016
Ook boeren hebben belang bij een beter waterbeheer
Als gebruiker van veel grond en veel watergangen, spelen boeren een grote rol bij het waterbeheer in Nederland. Een echt ‘waterbewustzijn’ is bij veel boeren echter nog lang geen vanzelfsprekendheid. Daarom moet worden gezocht naar maatregelen die zowel voor de waterkwaliteit als de bedrijfsvoering van de boeren gunstig zijn. “Het is een kwestie van zoeken naar de gemene deler,” zegt Alterra-onderzoeker Bas Breman.
Nederland staat voor urgente opgaven in het waterbeheer in het landelijk gebied, mede vanwege Europese richtlijnen, klimaatverandering en nationale natuurdoelstellingen. De agrarische sector speelt daarbij een cruciale rol, omdat veel gronden met aanliggende watergangen door boeren beheerd worden. Het ministerie van Economische Zaken gaf daarom opdracht om de kritieke succes- en faalfactoren van een meer grootschalig agrarisch waterbeheer in kaart te brengen. Het onderzoek is uitgevoerd door Bas Breman en Gert-Jan Noij van Alterra en Vincent Linderhof van het LEI.
Het idee van agrarisch waterbeheer is dat boeren actief worden betrokken bij het waterbeheer in het landelijk gebied. Niet alleen om de geldende regelgeving na te komen, maar ook om bovenwettelijke maatregelen uit te voeren om de waterkwaliteit, waterkwantiteit en biodiversiteit te verbeteren. Maar waarom zouden boeren dat willen doen? Met de Kaderrichtlijn Water als stok achter de deur, gaan projecten vaak om het verbeteren van de waterkwaliteit. “En dat was een van de eerste problemen waar we tegenaan liepen,” zegt Bas Breman. “Boeren zijn helemaal niet zo geïnteresseerd in de waterkwaliteit. Daar is weinig mis mee, voor het boerenbedrijf. Boeren hebben veel meer belang bij de waterkwantiteit, dus voldoende aanvoer van water. Dat is voor de bedrijfsvoering namelijk veel belangrijker. De directe voordelen van een betere kwaliteit zijn veel minder evident.”
Agrarisch waterbeheer kan dan ook alleen een succes worden als het wordt benaderd als een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel boeren en boerenorganisaties als van waterbeheerders en andere overheden. Beide partijen moeten daadwerkelijk bereid zijn om hun belangen, kennis, informatie en verantwoordelijkheid te delen en samen te werken. Bas Breman: “Agrarische ondernemers moeten de maatregelen weliswaar implementeren, maar ze zijn daarbij zeker niet alleen aan zet. In feite gaat het om een proces van co-creatie, waarbij partijen met uiteenlopende belangen gezamenlijk leren, experimenteren en kennis delen om uiteindelijk beide te profiteren van de bereikte resultaten.”
Het is volgens de onderzoekers belangrijk dat overheden en waterbeheerders zich realiseren dat een maatregel in technische zin nog zo effectief kan zijn voor het verbeteren van de waterkwaliteit, maar dat medewerking van boeren alleen verkregen kan worden als zo’n maatregel ook positieve effecten heeft op de bedrijfsvoering van het boerenbedrijf. Bas Breman: “Gezien de grote opgaven ligt het voor de hand om het breder in te steken, dus meer in te zetten op een benadering waarin de bodem centraal staat. Want een goede bodemgesteldheid dient meerdere doelen tegelijk. Dat is de gemene deler waar we naar zoeken. Het vergroot niet alleen de waterbergingscapaciteit en de waterkwaliteit, maar ook de gewasopbrengst. Het is dus ook voor de boeren zelf belangrijk om daarin te investeren.”
vrijdag 1 juli 2016
Tauw draagt met ‘Living lab Manila Flood Free 2016-2020’ bij aan oplossing vervuilde rivieren
Miljoenensteden hebben te kampen met problemen die het gevolg zijn van urbanisatie en klimaatontwikkeling, zoals hittestress, droogte, overstromingen, lucht- en watervervuiling en slechte hygiënische omstandigheden. Tauw adviseert bij verschillende internationale projecten over vervuilde rivieren, zoals in Beijing in China of de Ganges in India . Dit jaar is het ‘Living lab Manila Flood Free 2016-2020’ gestart.
De uitdagingen eisen een multifunctionele integrale aanpak, zoals het Wetskills- of het ‘Living lab’-principe. In april hebben tien Nederlandse en drie Filippijnse studenten zich in één week gebogen over de problematiek in de Filippijnen, onder leiding van Floris Boogaard (senior consultant bij Tauw en lector Ruimtelijke Transformaties bij de Hanzehogeschool Groningen), Marius Palsma (Waterwegen) en Rick Heikoop (Hogeschool van Rotterdam). De week is opgezet volgens het Wetskills-concept: in een ‘snelkookpan-setting’ werken studenten in een kort tijdbestek in groepen intensief en oplossingsgericht samen aan een actueel praktijkvraagstuk.
De studenten werkten intensief samen met lokale partijen aan oplossingen voor een vervuilde rivier in het district Pateros en de frequente overstromingen in Manilla. Als innovatieve oplossing bedachten de studenten de ‘Longganisa’ (worst in het Filippijns). Dit idee is onder andere geïnspireerd op de Slibremmer en kan in vele internationale projecten worden ingezet.
William van Niekerk, Executive Board Member, Tauw Group en Chairman Internationalization Topsector Water: ‘Klimaatverandering en urbanisatie vormen de komende decennia de grootste uitdagingen voor een leefbare wereld. Wereldwijd en lokaal onderzoek naar de beste vorm van duurzame oplossingen voor deze uitdagingen kunnen alleen gevonden wordt met een brede vertegenwoordiging van de stakeholders. Dit project is daar een goed voorbeeld van.’
Op 25 april heeft de slotbijeenkomst met hoogwaardigheidsbekleders uit de Filippijnen en Manilla plaatsgevonden met de eindpresentaties van de studenten. Deze week studeren de laatste studenten af op Manila Flood Free. In oktober 2016 vertrekt de volgende lichting studenten naar de Filippijnen na een nationale introductie -een tweedaagse Masterclass ‘Deltasteden - Lely in de 21ste eeuw’- in samenwerking met de Delta Talent Academy. Hier zal het innovatieve eindproduct verder uitgewerkt worden voor implementatie in de vervuilde rivieren van Pateros en in de Pasig rivier en internationale kansen worden verkend.
De uitdagingen eisen een multifunctionele integrale aanpak, zoals het Wetskills- of het ‘Living lab’-principe. In april hebben tien Nederlandse en drie Filippijnse studenten zich in één week gebogen over de problematiek in de Filippijnen, onder leiding van Floris Boogaard (senior consultant bij Tauw en lector Ruimtelijke Transformaties bij de Hanzehogeschool Groningen), Marius Palsma (Waterwegen) en Rick Heikoop (Hogeschool van Rotterdam). De week is opgezet volgens het Wetskills-concept: in een ‘snelkookpan-setting’ werken studenten in een kort tijdbestek in groepen intensief en oplossingsgericht samen aan een actueel praktijkvraagstuk.
De studenten werkten intensief samen met lokale partijen aan oplossingen voor een vervuilde rivier in het district Pateros en de frequente overstromingen in Manilla. Als innovatieve oplossing bedachten de studenten de ‘Longganisa’ (worst in het Filippijns). Dit idee is onder andere geïnspireerd op de Slibremmer en kan in vele internationale projecten worden ingezet.
William van Niekerk, Executive Board Member, Tauw Group en Chairman Internationalization Topsector Water: ‘Klimaatverandering en urbanisatie vormen de komende decennia de grootste uitdagingen voor een leefbare wereld. Wereldwijd en lokaal onderzoek naar de beste vorm van duurzame oplossingen voor deze uitdagingen kunnen alleen gevonden wordt met een brede vertegenwoordiging van de stakeholders. Dit project is daar een goed voorbeeld van.’
Op 25 april heeft de slotbijeenkomst met hoogwaardigheidsbekleders uit de Filippijnen en Manilla plaatsgevonden met de eindpresentaties van de studenten. Deze week studeren de laatste studenten af op Manila Flood Free. In oktober 2016 vertrekt de volgende lichting studenten naar de Filippijnen na een nationale introductie -een tweedaagse Masterclass ‘Deltasteden - Lely in de 21ste eeuw’- in samenwerking met de Delta Talent Academy. Hier zal het innovatieve eindproduct verder uitgewerkt worden voor implementatie in de vervuilde rivieren van Pateros en in de Pasig rivier en internationale kansen worden verkend.