vrijdag 29 april 2016

Klimaatverandering verergert toestand Urmiameer

Klimaatverandering gaat de situatie van het door droogte getroffen zoute Urmiameer in Iran verder verslechteren. Zelfs in het meest optimistische klimaatscenario en zonder verdere menselijke invloed. Dat tonen onderzoekers van Wageningen University aan in een publicatie in het Science of The Total Environment journal van 15 april.

Het Urmiameer was altijd het een na grootste zoutmeer ter wereld. Het meer in noordwest Iran vlakbij de Turkse grens, is een belangrijk en internationaal erkend natuurgebied; het is aangewezen als Ramsargebied en UNESCO biosfeerreservaat. Er kwamen onder meer unieke pekelkreeftjes voor. Het waterbekken is belangrijk voor landbouw en veeteelt.

Het meeroppervlak is met 80 procent teruggelopen naar het laagste niveau in twintig jaar. Het zoutgehalte is daardoor sterk gestegen. Dit verstoort ecosystemen, landbouw, de bestaanszekerheid en gezondheid van mensen, en toerisme. De sociale en milieueffecten zijn vergelijkbaar of zelfs groter dan de milieuramp door de uitdroging van het Aralmeer. Duizenden mensen rond het meer hebben het gebied al verlaten. Naar schatting lopen mensen binnen een gebied van 500 vierkante kilometer gevaar, wat de economische, politieke en etnische spanningen in dit al onbestendige gebied verder kan vergroten.

Het Urmiameer droogt uit door een combinatie van factoren. De afgelopen decennia is het landbouwareaal rond het meer verdrievoudigd. Dit resulteerde in een grote vraag naar irrigatiewater, veranderende stromingen en grondwaterwinning. Efficiënt watermanagement bleef daarbij achter. In dezelfde periode nam de verdamping sterk toe en liet de gemiddelde maximumtemperatuur een stijgende trend zien.

Om het meer te redden is een nieuwe watermanagementplan opgesteld, dat voorziet in op korte termijn 40 procent minder irrigatiewatergebruik. Het vervangt het vorige plan dat als inzet had de ontwikkeling van reservoirs en irrigatie. Geen van de watermanagementplannen, die grote sociaaleconomische gevolgen hebben, heeft echter de toekomstige veranderingen in klimaat en beschikbaarheid van water meegenomen in de beoordelingen, zegt Somayed Shadkam van Wageningen University. Met collega’s van de Water Systems and Global Change Group en het International Institute of Applied Systems Analysis (IIASA), onderzocht Shadkam als onderdeel van haar promotieonderzoek de impact van de plannen op de toevoer van water in het Urmiameer in de 21 eeuw.

Om te beginnen werd de hoeveelheid water gekwantificeerd die nodig is voor het behoud van het Urmiameer. Ook werd de toekomstige instroom geraamd. Hiervoor werden in een hydrologisch model uitkomsten van klimaatmodellen doorgerekend, met verschillende managementplannen en een natuurlijke situatie zonder irrigatie en reservoirs. De uitkomsten werden vergeleken met de geschatte vereiste watertoevoer.

De resultaten laten zien dat het voorgenomen irrigatieplan alleen kan bijdragen aan behoud van het meer als de klimaatverandering minimaal is. “Dit betekent dat om het meer te redden actie moet worden ondernomen op zowel regionale als wereldschaal. Regionale actie door het beperken van gebruik van water, op wereldschaal door het terugdringen van de broeikasgassen.” De uitkomsten maken ook duidelijk dat onafhankelijk van welk klimaatscenario werkelijkheid wordt, het gebied minder water tot haar beschikking krijgt. “Dat is een belangrijke boodschap voor zowel het Urmiameer als de bredere regio. De waterschaarste in dit gebied groeit en dat vraagt om adaptatie”, zegt Shadkam.

Kortgeleden presenteerde Shadkam de onderzoeksuitkomsten aan het comité dat zich bezighoudt met de redding van het Urmiameer. Het comité nodigde het Wageningse onderzoeksteam uit voor een bezoek aan Iran om haar bevindingen toe te lichten en samenwerking op dit onderwerp te bespreken.

donderdag 28 april 2016

Provincie Limburg investeert 3,3 miljoen in Actieplan Waterrecreatie

Met de Maas als snoer en de Maasplassen als parels heeft de Provincie Limburg een juweel van een waterrecreatiegebied in huis. Om dit natuurlijk juweel te laten schitteren, wil de Provincie de ontwikkelkansen die het gebied kent volop de ruimte bieden. Daarom wordt 3,3 miljoen gereserveerd voor de uitvoering van het Actieplan Waterrecreatie. Dit budget komt uit het Investeringsprogramma Toerisme en Recreatie 2016-2019 dat Provinciale Staten op 18 maart jl. hebben vastgesteld.
Eric Geurts, gedeputeerde Mobiliteit, Stedelijke Ontwikkeling en Toerisme, is enthousiast: ‘Met het Nautisch Programma van Eisen dat in 2015 afliep, hebben we de waterrecreatie in Midden-Limburg een enorme impuls gegeven.

Er zijn 35 concrete projecten uitgevoerd die gezamenlijk leidden tot een totale gebiedsinvestering in dit gebied van maar liefst 13 miljoen euro. Het multiplier effect van de 3 miljoen, die de Provincie investeerde, is dus groot geweest. Datzelfde effect willen we ook nu bereiken. Bij dit Actieplan hebben we het gebied waarin we investeren uitgebreid met Noord-Limburg, om zo de logische verbinding tussen de waterrecreatie in Midden- en Noord-Limburg te versterken’. Gedeputeerde Geurts gaat ervan uit dat deze investeringen ook een versterking betekenen voor de waterrecreatie in Zuid-Limburg.

Ondernemers, lokale overheden en verschillende organisaties hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het Actieplan Waterrecreatie. Geurts: ‘Dit Actieplan mag dus op een breed maatschappelijk draagvlak rekenen. Dat vind ik belangrijk. Het plan is immers heel resultaatgericht. Iedereen wil aan de slag.’

Duitse watersportliefhebbers weten het Limburgse water al goed te vinden. Zij zijn goed voor 60% van de waterrecreatie in Limburg. Geurts: ‘Als je bedenkt dat de watersport in Duitsland groeit, dan liggen daar kansen. Ook voor de servicesector, die schepen onderhoudt en repareert. De Nautische Boulevard in Wessem bijvoorbeeld, speelt daar op in. Om deze gasten tevreden te houden moeten we wel investeren in aanleg- en stallingsmogelijkheden en kwalitatief goede jachthavens met een goede prijs-kwaliteitsverhouding.’ Limburg richt zich volgens de gedeputeerde nog teveel op de traditionele markt. Als de waterrecreatiesector verjongt en vernieuwt ligt er een nieuwe, grote markt open. Wakeboarden, suppen , surfen en kitesurfen zijn uitdagende watersporten die het water voor jongeren aantrekkelijk maken. Kansrijk is ook het verhuren van sloepen.

Limburg zelf vormt verder een sterke dichtbijmarkt met veel potentie. Geurts: ‘Veel Limburgers moeten de waterrecreatie nog ontdekken. Als ze dat doen, blijven ze.’

Waterrecreatie in Limburg heeft een enorme potentie. Innovaties en initiatieven voor de ontwikkeling van de waterrecreatie zullen van ondernemers, watersportverenigingen en gemeentes moeten komen.  Er liggen tal van kansen op én aan het water. Geurts: ‘Je kunt crossovers met sport, natuur, cultuur en bijvoorbeeld shoppen bedenken. Riviercruises zijn booming, hun publiek verjongt en wil ook aan wal leuke dingen ondernemen. Met de ontwikkeling van riviercruiseterminals bieden we een extra toegang tot onze Limburgse natuur in het achterland en krijgt het cultuur- en kooptoerisme een impuls. Je kunt het water ook wandelend of fietsend vanaf de oevers beleven.’ Volgens de gedeputeerde bieden bereikbare oevers mogelijkheden om verbindingen te maken met de zogenaamde ‘droge’ recreatie, zoals attracties, campings en andere vormen van verblijfsrecreatie aan de wal.

Gedeputeerde Geurts sluit af: ‘Op deze manier werken we aan toekomstbestendige werkgelegenheid én aan duurzame ontwikkelingen die economie, toerisme en recreatie, sport, natuur en ruimtelijke ontwikkeling met elkaar verbinden. Dit uitvoeringsprogramma past daarom uitstekend in het coalitieakkoord ‘In Limburg bereiken we meer’.’

dinsdag 26 april 2016

Onderhoud kust Zandvoort en Bloemendaal met 2,4 miljoen kuub zand

Rijkswaterstaat start in april met het onderhoud van de kust bij Zandvoort en Bloemendaal. Over een afstand van 7,5 km wordt zo’n 2,4 miljoen kuub zand onder water aangebracht. Zo blijven beide badplaatsen goed beschermd tegen de zee.

Rijkswaterstaat herhaalt hiermee de zandsuppleties die in 2004 bij Zandvoort en in 2008 bij Bloemendaal zijn uitgevoerd. Deze suppleties hebben de afgelopen jaren bijgedragen aan een positieve ontwikkeling van de kust. Om de kustlijn op zijn plaats te houden, is aanvoer van nieuw zand nodig.



Bij een zogenaamde vooroeversuppletie wordt ongeveer 750 meter van het strand, op 5 meter diepte, een zandbank gemaakt. Wind, golven en stroming verspreiden het zand geleidelijk richting het strand. Dit zand draagt zo bij aan een sterke kust. Strandbezoekers ondervinden geen hinder van deze werkzaamheden.

De werkzaamheden voor de kust van Zandvoort en Bloemendaal maken deel uit van het programma voor kustonderhoud van Rijkswaterstaat. Samen met de waterschappen onderhoudt Rijkswaterstaat de Nederlandse kust. Doen we dat niet, dan raken we een groot deel van ons land kwijt aan de zee. En juist in dat deel wonen veel mensen en zijn veel bedrijven gevestigd. Door het opspuiten van zand op en vlak voor de kust houdt Rijkswaterstaat de kustlijn op zijn plaats. Zo blijft Nederland goed beschermd tegen de zee.

maandag 25 april 2016

Waternet introduceert Grachtwachten op Koningsdag 2016

De Amsterdamse grachten zijn het hele jaar door een bron van plezier. Maar tijdens Koningsdag gaat het pas echt los: dan veranderen de grachten in een heus oranjebad. Om dat in goede banen te leiden zet Waternet tijdens Koningsdag speciale badmeesters in: de Grachtwachten. Zij gaan ervoor zorgen dat feestgangers veilig kunnen genieten en de grachten schoon blijven.

Speciaal voor de Grachtwachten zijn Grachtwachthuisjes en -stoelen gebouwd. De huisjes bevinden zich op drie verschillende strategische punten op de Amsterdamse vaarroute: de Prinsengracht, Singel en Houtmankade. Alle locaties worden beheerd door een mannelijke en vrouwelijke Grachtwacht, die samen de hele dag paraat staan om in actie te komen.

Waternet zorgt elk jaar voor een aantal faciliteiten om van Koningsdag een gezellig en veilig feest te maken voor elke Amsterdammer. De Grachtwachten wijzen de feestgangers de weg, delen vaarkaarten uit en maken de grachten schoon door overboord gevallen vuilnis op te ruimen.

Unieke fontein zorgt voor meer vis in het water

Wethouder Boudewijn Revis heeft op 14 april de allereerste beluchtingsfontein in Den Haag in gebruik genomen aan de Vlaskamp in Mariahoeve. “Het is de eerste in zijn soort. Deze fontein zorgt voor extra zuurstof waardoor de waterkwaliteit verbetert, de planten kunnen groeien en de vissen weer kunnen zwemmen,” aldus Revis.

Het aanzetten van de fontein aan de Vlaskamp is het sluitstuk van een aantal maatregelen van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland om de waterkwaliteit in Mariahoeve te verbeteren. Vanaf de vijver kan het zuurstofrijke water zich verder verspreiden over een groot deel van de polder.

De waterkwaliteit in Mariahoeve was lange tijd een zorg. Samen met het Hoogheemraadschap van Delfland zijn er tal van maatregelen genomen om de kwaliteit van het water, nog schoner, veiliger, leuker en mooier te maken. Zo is de riolering steeds meer op orde gebracht. Zijn er natuurlijke oevers aangelegd om planten en dieren te laten floreren. Is er vorig jaar begonnen met het verwijderen van verstikkende krooslagen. En zijn de verharde waterkanten vervangen door gras en planten waardoor het regenwater direct de bodem in kan en het riool niet nodeloos wordt belast. Zo is door samenwerking van de gemeente, het Hoogheemraadschap van Delfland en met de mensen uit de wijk Mariahoeve zelf, de kwaliteit van het water verbeterd.

Tevens maakten wethouder Boudewijn Revis en Marcel Houtzager van het Hoogheemraadschap van Delfland gebruik om de Wateragenda 2016 – 2020 te ondertekenen. Deze agenda is een gezamenlijk uitvoeringsprogramma om de waterkwaliteit en de waterveiligheid te verbeteren, de aantrekkelijkheid van het water te vergroten en het waterbewustzijn bij gebruikers te verhogen. Hierdoor moet het Haagse water nu en in de toekomst nog veiliger, schoner en leuker worden.

vrijdag 22 april 2016

Inhijsen brugdek nieuwe brug Gouwe

In de vroege ochtend van zaterdag 23 april 2016 wordt het beweegbare brugdek van de nieuwe basculebrug over de Gouwe in Waddinxveen ingehesen. Het is een belangrijke mijlpaal in het project Parallelstructuur A12; de afronding van de Extra Gouwekruising komt hiermee weer een stap verder. Voor mensen die bij de brug willen kijken zijn 2 kijklocaties bepaald.

Het beweegbare brugdek is 41 meter lang, 20 meter breed en weegt bijna 400 ton. Van maandag 18 april tot vrijdag 22 april wordt het brugdek op een ponton versleept van Middelburg naar Waddinxveen (zie kaart 1). Daar wordt het brugdek zaterdag 23 april in de vroege ochtend ingehangen in de nieuwe brug. Bij het inhijsen van het brugdek wordt gebruikgemaakt van 2 bokken met vaste kranen.

Aannemer Heijmans is opdrachtnemer van het project Parallelstructuur A12. Constructiebedrijf Hilleman heeft het brugdek gebouwd en HEBO Maritiemservice B.V. verzorgt het vervoer en inhijsen van het brugdek.

Het is mogelijk om het inhijsen van het brugdek te bekijken. Er zijn 2 kijklocaties ingesteld: langs de Wilhelminakade (toegankelijk vanaf de Kouwe Hoek) en de Coenecoopbrug in Waddinxveen. Deze locaties zijn voor een beperkt aantal mensen toegankelijk en alleen bereikbaar per fiets of te voet. Parkeren van fietsen en auto’s bij de Coenecoopbrug is niet mogelijk, bij de Kouwe Hoek kunnen beperkt fietsen gestald worden. Vanwege de veiligheid is door de aannemer een werkgebied ingesteld waar geen mensen mogen komen.

donderdag 21 april 2016

MARIN presenteert plannen 'Seven Oceans Simulatorcentrum'

Deze week presenteerde MARIN plannen voor de vernieuwing van haar simulatorcentrum. Om een wereldwijd topinstituut te blijven op het vlak van schonere, slimmere en veiligere schepen, wil MARIN het nieuwe 'Seven Oceans Simulatorcentrum' bouwen. MARIN-directeur Bas Buchner: "Recente ongelukken op zee hebben de urgentie van scheepvaartveiligheid aangetoond, denk aan de Costa Concordia, Sewol en Flinterstar. Vaak waren deze ongelukken het gevolg van menselijk gedrag. Ook werd er niet altijd adequaat gereageerd op noodsituaties. Daardoor komen veel mensen om op zee, ontstaat er schade aan het milieu en bestaat de kans dat schepen zinken in belangrijke vaarroutes. Dat willen we helpen voorkomen."

Naast het voorkomen van ongelukken, zijn brugsimulatoren belangrijk bij het optimaliseren van havens en vaarwegen. Ze zijn daarom een essentiële schakel in het MARIN-onderzoek, naast berekeningen, modelproeven en praktijkmetingen. Zo trainen alle Nederlandse loodsen bij MARIN en wordt veel onderzoek gedaan voor de Rotterdamse haven. Het huidige simulatorcentrum dateert echter uit de jaren negentig. Buchner: "Door de link met onze testfaciliteiten en hydrodynamische kennis zijn onze simulatoren onderwater nog van topkwaliteit, maar de visualisatietechnieken zijn aan het verouderen. Met dit nieuwe geavanceerde simulatorcentrum willen we een stap verder gaan. We willen mensen, kennis en techniek bij elkaar brengen en een brug slaan tussen het ontwerp en het gebruik van schepen, tussen de ontwerpers en de gebruikers."

Het centrum krijgt een combinatie van flexibele grote en kleine simulatoren, een bewegende simulator voor kleine snelle schepen en een Virtual Reality-kamer met 3D-brillen. Buchner: "De unieke bolvormige simulatoren, de bewegende simulator en 3D-brillen geven een extra dimensie aan de gesimuleerde maritieme werkelijkheid." Voor de evaluatie van simulaties en de observatie van menselijk gedrag, wordt de simulator uitgerust met de laatste observatie- en beeldanalysetechnieken.

Alle simulatoren kunnen met elkaar worden gekoppeld, zodat er complexe operaties met meerdere schepen en constructies kunnen worden onderzocht. Dat is belangrijk voor het simuleren van complexe operaties op zee, zoals het installeren of weghalen van offshoreconstructies en windturbines. Op een simulator kunnen ingenieurs van kantoor en mensen van de vloot vooraf samen de hele operatie doorlopen en verbeteren. Dat vermindert risico's en kosten. Ook kunnen simulatoren een belangrijkere rol spelen bij het toekomstig scheepsontwerp, doordat scheepsbouwers en reders al kunnen ervaren hoe het schip zich gaat gedragen voordat het gebouwd is. Buchner: "Op een simulator kun je het gat tussen ontwerp en gebruik overbruggen en de maritieme toekomst letterlijk ervaren".

Daarnaast kunnen de simulatoren in de toekomst via internet worden verbonden met andere simulatoren in binnen- en buitenland, zoals die van de zeevaartscholen en de Koninklijke Marine. Hierdoor kan bijvoorbeeld de verbinding tussen het nautisch onderzoek en onderwijs worden versterkt. Tot slot heeft MARIN een belangrijke innovatieve rol in de ontwikkeling van meer geautomatiseerd en autonoom varen, waarbij de 'human factor' nog steeds belangrijk is op intelligente bruggen of in begeleidingscentra op de wal. Het 'Seven Oceans Simulatorcentrum' zal daarbij als proeftuin een belangrijke rol spelen en kan straks zelfs online worden gekoppeld aan schepen op rivieren, zeeën en oceanen.

De financiering van het nieuwe simulatorcentrum is nog niet rond. Buchner: "Dit soort grote faciliteiten kunnen we als onderzoeksinstituut niet helemaal zelf betalen. We hopen dat de overheid ons goed op weg zal helpen. Net als bij gewone wegen en bruggen, is dit soort kennisinfrastructuur nodig om als maritiem land vooruit te komen."

Innovatieve projecten voor drink- en afvalwater

Asfalt gemaakt van toiletpapiervezels uit het riool, herbruikbare cateringproducten die ook bio-afbreekbaar zijn en zelf de kwaliteit van het oppervlaktewater meten. Een paar voorbeelden van de veertien projecten die dankzij een subsidie van de provincie Fryslân in de periode 2010 – 2015 zijn ontwikkeld in het kader van Innovatie van de Waterketen.

Provinciale Staten van Fryslân hebben in 2015 bij de vaststelling van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3) € 1 miljoen beschikbaar gesteld voor innovaties op het gebied van drink- en afvalwater.

De Watercampuspartijen (Wetsus, Centre of Expertise Water Technology en Wateralliance) en het Rijk hebben zich ingezet om samen met de Friese gemeenten, Wetterskip Fryslân en Vitens de projecten tot stand te brengen. Daarvoor is in 2012 een Green Deal gesloten waarin afspraken zijn vastgelegd over de realisatie van innovatieprojecten in de Friese waterketen.

woensdag 20 april 2016

Provincie Utrecht wil ontgassen binnenvaart verbieden

De provincie Utrecht wil een verbod op ontgassen door de binnenvaart vaststellen door de Provinciale Milieuverordening aan te passen. Gedeputeerde Pennarts: “Met dit verbod voorkomen we dat schepen in onze provincie bepaalde schadelijke restladingdampen uitstoten en deze in onze lucht vrijkomen. En dat verbetert onze leefomgeving.” De Milieuverordening ligt tussen 19 april en 3 juni 2016 ter inzage bij de provincie Utrecht.

De aanpassingen in de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) moeten zorgen voor een verminderde uitstoot van benzeen en benzeenhoudende verbindingen, waardoor de luchtkwaliteit in de buurt van vaarwegen verbetert. Het gaat naar verwachting om 190 tot 650 ontgassingen in 2016.

De provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant gingen Utrecht al voor met een verbod op ontgassen. Uit onderzoek blijkt nu dat het aantal ontgassingen in Utrecht hierdoor substantieel is toegenomen. Gedeputeerde staten van Utrecht volgen nu de aanpak op van deze provincies met een verbod op ontgassen. Benzeen en benzeen houdende koolwaterstoffen zijn in de Europese wetgeving aangemerkt als kankerverwekkend, mutageen (kans op genetische schade) en daardoor dus als schadelijk voor de gezondheid. Scheepvaart kan in plaats van ontgassen gebruik maken van alternatieven als compatibel varen, waarbij de nieuwe lading overeen komt met de vorige lading en het ontgassen bij ontgassingsinstallaties.

Tussen 19 april en 3 juni 2016 kunnen de aanpassingen in de PMV digitaal of ter plaatse worden ingezien op het provinciehuis Utrecht, Archimedeslaan 6 in Utrecht op werkdagen van 09.00 tot 16.00 uur. Het indienen van zienswijzen kan schriftelijk aan Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, onder vermelding van Zienswijze Provinciale Milieuverordening.

dinsdag 19 april 2016

Tauw werkt aan realisatie overslaghaven Flevokust

De Provincie Flevoland en de gemeente Lelystad ontwikkelen samen Flevokust: een buitendijkse overslaghaven met een bijbehorend binnendijks’ industrieterrein ten noorden van Lelystad. Het is de start om Lelystad te ontwikkelen tot logistiek knooppunt en agrarische hub: een centrale plek voor transport en overslag van agrarische producten uit Flevoland. Tijdens de realisatiefase is Tauw onderdeel van het toetsteam dat namens de provincie het contractbeheer verzorgt.

De provincie Flevoland ontwikkelt zelf risicodragend de buitendijkse overslaghaven. De realisatie van de haven is door de provincie gegund aan Gebr. Van der Lee Aannemers. Om dit contract te begeleiden heeft Provincie Flevoland een contractbeheersteam benoemd waarin ook Tauw een aandeel heeft.  Pauline Alberti wordt voor de duur van 2,5 jaar ingehuurd als toetscoördinator/Lead Auditor in dit team.

Pauline: “Een prachtig uitvoeringsproject op de grens van land en water, dat wordt gerealiseerd onder SCB (Systeemgerichte Contractbeheersing). Flevokust wordt gebouwd onder een UAV-GC contract met veel verantwoordelijkheid voor de aannemer. Het contractbeheersteam van de provincie gaat daarbij risico-gestuurd toetsen of de aannemer aantoonbaar voldoet aan de eisen van de provincie. Zowel op procesniveau als productniveau. Anders dan bij traditionele uitvoeringsbegeleiding, toetsen we bij SCB veel meer op procedures en kwaliteitsborging. Gedegen kennis van de ISO 9001 is daarvoor echt noodzakelijk. Vandaar dat de provincie een Lead Auditor heeft uitgevraagd. Gelukkig hebben we die bij Tauw! Naast Lead Auditor/toetser heb ik in dit projectteam ook de rol van toetscoördinator / risicomanager.”

maandag 18 april 2016

Zeven maatregelen om de hoogwaterveiligheid te verbeteren

De gemeente Maastricht is samen met de gemeente Eijsden-Margraten, met burgers, belangengroepen en organisaties op zoek gegaan naar oplossingen om de hoogwaterveiligheid te verbeteren. En we hebben er gevonden. 7 maar liefst, 7 kansrijke maatregelen om de stad ook in de toekomst te beschermen tegen hoogwater in de Maas. Denk aan een groene rivier in Borgharen/Itteren. En de verdieping van het zomerbed van de Maas. Op 19 april staat het maatregelenpakket op de agenda van de stadsronde. Graag brainstormen we samen met jou over het pakket dat nu voorligt. Je bent van harte welkom!

In september 2015 hebben we burgers, belangengroepen en organisaties via een brede open oproep gevraagd om mee te denken over de aanpak van hoogwaterveiligheid. In oktober 2015 en februari 2016 zijn twee werksessies, mijn-Maasbijeenkomsten, gehouden waarin de deelnemers oplossingen hebben aangedragen. Deskundigen hebben deze oplossingen beoordeeld op hydraulische effecten en haalbaarheid. Met als resultaat het pakket dat nu voorligt.

Dit pakket wordt de komende jaren verder onderzocht en uitgewerkt tot een samenhangend pakket van maatregelen waarbij we ook kijken naar de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de stad (meekoppelkansen) en (eu)regio. Het pakket vormt de onderzoeksagenda van een langdurig participatief proces dat er toe moet leiden dat de stad ook in de toekomst goed is beschermd tegen hoogwater in de Maas en rond 2050 aan de veiligheidsnormen voldoet. 

Het Rijk en de provincie Limburg hebben de gemeente Maastricht gevraagd het initiatief te nemen voor een aanpak om de hoogwaterveiligheid te vergroten: Koploper Maas Maastricht. Het college heeft het plan van aanpak daarvoor op 19 mei vastgesteld. Niet alleen de klimaatverandering, maar ook de maatschappelijke behoefte aan een hoger beschermingsniveau om slachtoffers en grote (economische) schade te voorkomen en om kwetsbare gebieden en infrastructuur te beschermen, is reden geweest voor het Rijk om eind 2014 de norm voor hoogwaterveiligheid in het nationale Deltaprogramma te verhogen. De exacte opgave is nog niet bekend omdat op landelijk niveau nog wordt gewerkt aan de precieze prognose op basis van de klimaatscenario's en de gevolgen daarvan voor de Maas.

vrijdag 15 april 2016

Biobouwers bepalen sterk het voedselweb van kustgebieden

Nieuw internationaal onderzoek laat zien dat zogeheten biobouwers zoals zeegras, slijkgras en mosselen een ideale leefomgeving creëren voor zichzelf én veel andere soorten. Ze spelen daardoor een cruciale rol in het functioneren van (bedreigde) kustecosystemen, waaronder de Waddenzee. Peter de Ruiter, hoogleraar Ecologie van bodemsystemen bij het UvA instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica, werkte mee aan het onderzoek dat recentelijk gepubliceerd werd in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the Royal Society B.

Soorten die hun omgeving sterk veranderen worden ook wel biobouwers genoemd. Zo bieden zeegras, slijkgras en mosselen structuren waartussen veel andere planten en dieren zich kunnen vasthechten of verstoppen. Hierdoor neemt het aantal soorten vaak sterk toe. Naast een toename van soorten, blijken biobouwers ook de voedselrelaties tussen deze soorten te veranderen: ze beïnvloeden namelijk de gehele structuur van het voedselweb (wie eet wie). Dit hebben onderzoekers in een internationaal consortium, onder Nederlandse leiding (NIOZ, RUG, RU, UvA), aangetoond.

De onderzoekers hebben de effecten van biobouwers op het voedselweb in twee kustecosystemen onderzocht. De eerste bestond uit soortenarme kiezelstranden langs de kust van Noord-Amerika (Rhode Island) die gekoloniseerd kunnen worden door slijkgras.Op de kale kiezelstranden worden planten en dieren met hoog water kapot gemalen tussen de grote kiezels, terwijl ze bij laag water uitdrogen in de zon. Maar zodra de stengels van slijkgras de kiezels op hun plaats houden en de bladeren voor schaduw zorgen, kunnen er opeens wel allerlei soorten overleven. Als er dan ook mosselen tussen het slijkgras gaan groeien, wordt de bodem nog stabieler en neemt het aantal soorten verder toe (gemiddeld ongeveer 2,5 keer meer soorten dan op de kale kiezels of zand). Naast deze toename in soorten, neemt ook het aantal voedselrelaties tussen soorten (gemidddeld ongeveer 1,7 keer) toe en daarmee de complexiteit van het voedselweb.

De onderzoekers herhaalden hun onderzoek aan de andere kant van de Atlantische oceaan. Langs de kust van West-Afrika (Banc ‘d Arguin, Mauritanie) worden kale zandplaten gekoloniseerd door zeegras. Het zeegras vangt fijn sediment in waardoor een dikke laag slib ontstaat waar allerlei soorten van profiteren. Wanneer krabben vervolgens grote poelen graven in de sliblaag, dienen deze voor tientallen vissoorten als kraamkamer. Hierdoor neemt de biodiversiteit, en de complexiteit van het voedselweb nog verder toe.

Het voedselweb in beide gebieden wordt dus sterk beïnvloed door dit tweetraps biobouwer-effect. Verder bleek dat vrijwel geen enkele soort volledig afhankelijk was van zeegras, slijkgras, mosselen en krabben als voedsel, terwijl heel veel soorten wel afhankelijk bleken van de biobouwer-effecten van deze soorten. De opbouw van een voedselweb wordt dus niet alleen bepaald door wie-eet-wie, maar ook door biobouwer-effecten. Daarom is het belangrijk om voor een beter begrip van bedreigde kustgebieden vooral ook deze effecten in kaart te brengen.

donderdag 14 april 2016

Samen werken aan water in Zuid-Holland

Gedeputeerde Staten (GS) en de colleges van Dijkgraaf en Hoogheemraden van de Zuid-Hollandse waterschappen hebben op 12 april 2016 gesproken over diverse waterthema’s. Nadat in maart 2015 zowel de verkiezingen voor de waterschappen als de provincie zijn gehouden, was er wederzijds behoefte aan een nadere kennismaking en een inhoudelijke verdieping.
 
De provincie en de waterschappen hebben veel gezamenlijke belangen. Dat bleek ook uit de inhoudelijke presentaties van de waterschappen. Zo heeft waterveiligheid effect op de ruimtelijke kwaliteit van de provincie en heeft waterkwaliteit op zijn beurt een sterke invloed op de mogelijkheden voor de landbouw en de natuur. Waterschappen en provincie trekken ook gezamenlijk op om burgers bewust te maken van actuele vraagstukken zoals bodemdaling en waterbeschikbaarheid.

Voorzitter Jan Geluk van de Vereniging van Zuid-Hollandse waterschappen en dijkgraaf van het waterschap Hollandse Delta benadrukte tijdens de bijeenkomst het belang van een goede onderlinge afstemming: “De provincie en waterschappen zijn in 2012 gestart met de Wateragenda. Die heeft er toe heeft geleid dat we nu veel meer inzicht en begrip hebben voor elkaars rollen en taken". Gedeputeerde Rik Janssen, onder meer verantwoordelijk voor water, vult aan: “Er wordt nu hard gewerkt aan het vervolg op de Wateragenda. De goede samenwerking moeten we vasthouden én verder uitbouwen om die toonaangevende provincie te zijn, waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren.”

Rioolwater steeds beter gezuiverd

Het water dat door rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt geloosd, is steeds minder vervuild. Vergeleken met 1990 zitten er nu beduidend minder fosfor, stikstof of zware metalen in het restwater. Dat meldt CBS.

In 2014 bevatte het restwater van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) een stuk minder vervuilende stoffen dan in 1990, toen voor het eerst de totale vervuiling van het oppervlaktewater via de Emissieregistratie werd berekend. Tot de vervuilende stoffen behoren onder meer fosfor- en stikstofverbindingen en zware metalen. Van deze stoffen is de daling het grootst bij koper, daarvan bevat het restwater van rioolwaterzuiveringsinstallaties nu bijna 80 procent minder dan in 1990. Verder bevat het 65 procent minder stikstof- en fosforverbindingen, en de helft minder zink.

Ook vanuit andere bronnen dan het gezuiverde rioolwater is de verontreiniging van het oppervlaktewater aanzienlijk afgenomen.

Tot ongeveer 1970 kwam het meeste rioolwater van huishoudens nog ongezuiverd in het oppervlaktewater terecht, met een slechte waterkwaliteit als gevolg. Rioolwaterzuiveringsinstallaties hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de vermindering van watervervuiling. Daar hebben ook diverse maatregelen bij andere vervuilingsbronnen, zoals sanering van industriële lozingen, aan bijgedragen.

De rioolwaterzuiveringsinstallaties halen met geavanceerde biologische en chemische technieken bijna 85 procent van de stikstof- en fosforverbindingen en 50 tot 90 procent van de zware metalen uit het rioolwater. Organische (biologisch afbreekbare) vervuiling wordt zelfs bijna volledig (98 procent) verwijderd.

De mate waarin het gezuiverde rioolwater bijdraagt aan de totale vervuiling van het oppervlaktewater verschilt per verontreinigende stof. Bij fosfor hadden de rioolwaterzuiveringsinstallaties in 2014 met 33 procent nog een relatief groot aandeel in de totale vervuiling; voor koper was dat slechts 9 procent. Andere belangrijke vervuilingsbronnen van oppervlaktewater zijn uit- en afspoeling van landbouw- en natuurbodems, afzetting vanuit de lucht (atmosferische depositie), directe lozingen door industriële- en landbouwbedrijven en lozingen vanuit nooduitlaten of overstorten van het rioolstelsel in geval van hevige neerslag.

Eind 2014 telde Nederland 337 rioolwaterzuiveringsinstallaties, die samen ruim 1,8 miljard m3 rioolwater zuiverden; per dag is dat de inhoud van bijna 2 duizend olympische zwembaden.

De waterschappen zijn ervoor verantwoordelijk dat de rwzi’s voldoende capaciteit hebben om al het aangevoerde rioolwater te zuiveren. In 2014 was deze capaciteit geschikt voor zuivering van het rioolwater van ruim 30 miljoen personen ofwel vervuilingseenheden (VE). Dit rioolwater is afkomstig van huishoudens, bedrijven en afspoelend hemelwater. Over het algemeen hebben de waterschappen voldoende restcapaciteit om pieken in de rioolwateraanvoer, bijvoorbeeld als gevolg van overmatige neerslag of extra afvalwater door toerisme, op te vangen. In 2014 varieerde de restcapaciteit per waterschap tussen de 5 en 30 procent van de maximale capaciteit, met een gemiddelde van 16 procent. Het Waterschapsbedrijf Limburg en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben de grootste zuiveringscapaciteit in hun gebied, namelijk elk 2,1 miljoen VE.

woensdag 13 april 2016

Breda gaat voor voldoende schoon water in de toekomst

De klimaatverandering heeft forse consequenties voor de waterhuishouding in de stad. Enerzijds zorgt die voor meer neerslag in korte tijd (piekbuien), anderzijds zijn er ook steeds vaker lange, warme, droge perioden. Met een integrale aanpak wil Breda de beschikbaarheid van voldoende schoon water ook voor de toekomst veilig stellen.

Breda heeft de ambitie om de gevolgen van klimaatveranderingen integraal aan te pakken. Daarmee blijft er voldoende schoon water beschikbaar voor het behoud van natuur en voor de toekomst van industrie en scheepvaart. De hoger gelegen zandgronden in Noord-Brabant en Limburg kennen regelmatig perioden van watertekort. Om dat aan te pakken, tekent Breda samen met onder meer de provincies Noord-Brabant en Limburg, de waterschappen, Rijkswaterstaat, de drinkwaterbedrijven, ZLTO en Staatsbosbeheer de Bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Zuid-Nederland

In de bestuursovereenkomst benoemen de partners het belang van een goede zoetwatervoorziening en maken ze afspraken over het uitvoeren van maatregelen, het ondersteunen van initiatieven en het vergroten van de bewustwording in de regio.  Doel is het beter vasthouden van het beschikbare (grond)water, het optimaliseren van de wateraanvoer, water besparen en het beschikbare water slimmer benutten. Meer informatie over de zoetwaterstrategie en het bijbehorende uitvoeringsprogramma is te vnden op http://www.deltaplanhogezandgronden.nl/

Het afgelopen voorjaar was zeer droog. Bomen en ander groen krijgen het moeilijk, boeren krijgen een beregeningsverbod waardoor de oogst tegenvalt. Ook de kwaliteit van water staat onder druk. Vooral in een warme zomer, juist veel mensen willen zwemmen, neemt de kans op blauwalg toe. Er is te weinig water voor de industrie en de scheepvaart en er kan een tekort aan drinkwater ontstaan.De

Gemeente Breda gaat kansen oppakken om beter om te gaan met water en gaat de risico’s aanpakken, bijvoorbeeld door het water in het Markdal gedurende de natte perioden langer vast te houden als buffer voor droge perioden, het stimuleren van zorgvuldig gebruik van (drink)water en het infiltreren van regenwater in de bodem. Breda zet deze ambities ook op de regionale agenda.
 

dinsdag 12 april 2016

2015 goed jaar voor Nederlandse kottervisserij

Voor de visserijsector is 2015 financieel en milieutechnisch een positief jaar. Het nettoresultaat van de kottervisserij is in 2015 ten opzichte van 2014 met 73% gestegen, van 28 miljoen naar 48 miljoen euro. Daarnaast neemt de uitstoot van CO2 in deze sector al geruime tijd fors af. In 1995 was dit 985 kiloton CO2 per jaar, in 2015 is dit afgenomen tot 237 kiloton per jaar. Deze cijfers en meer zijn vandaag gepresenteerd tijdens de bijeenkomst Visserij in Cijfers van LEI Wageningen UR.

Per kilo aangevoerde vis is de CO2-uitstoot sinds 1995 afgenomen met 57%, van 7,57 kg CO2 naar 3,24 CO2 in 2014. De uitstoot van CO2 is gerelateerd aan het brandstofverbruik en de omvang van de benutte visbestanden. De afname van het brandstofverbruik heeft verschillende oorzaken, waaronder: krimp van de Nederlandse kottervloot, het verbod op motoren met meer dan 2.000 pk, innovaties in zuinigere vistuigen en schepen, verschuiving naar energiezuinigere visserijtechnieken als puls en twinrig, en veranderingen in ondernemersgedrag.

Per 1 januari 2016 wordt de aanlandplicht gefaseerd ingevoerd voor de Nederlandse kottervisserij. In 2019 moet de vloot verplicht alle discards, ondermaats gequoteerde vis en maatse vis waarvoor geen quotum beschikbaar is, aan wal brengen. De aanlandplicht kan een forse stempel gaan drukken op de economische prestaties van de sector wanneer al de discards aan de wal moeten worden gebracht. De mogelijke uitzonderingen die de sector krijgt op de aanlandplicht, de mogelijkheden om de bijvangst te verminderen door innovaties door de sector en de effecten op de staat van de visbestanden, zullen bepalend zijn voor de economische positie in de komende jaren.

maandag 11 april 2016

Viewer voor Zuid-Hollandse kustbebouwing online

De provincie heeft een viewer voor de Zuid-Hollandse kustbebouwing online gezet. Met de viewer kan de gehele 65 kilometer lange Zuid-Hollandse kustlijn in detail worden bekeken. De panoramafoto is op 8 maart van dit jaar gemaakt, officieel nog het winterseizoen voor strandrecreatie. Voor het leeuwendeel is dan ook de permanente winterbebouwing te zien, hoewel op deze dag ook al de eerste tijdelijke strandpaviljoens worden neergezet.

Binnenkort zal op dezelfde manier ook de zomerbebouwing op de Zuid-Hollandse stranden worden gefotografeerd, zodat een vergelijking kan worden gemaakt tussen permanente en tijdelijke bebouwing. De viewer is te vinden op: http://www.zuid-holland.nl/kustbebouwing. Naast de panoramafoto kunnen over filmbeelden worden bekeken van de Zuid-Hollandse kust.
De Statencommissie Ruimte en Leefomgeving debatteert woensdag 6 april 2016 over de kustbebouwing van Zuid-Holland.

vrijdag 8 april 2016

23 nieuwe bacteriën uit het afwaswater van de patatfabriek

Tien jaar na de start van een van de eerste afvalwaterzuivering met de anaërobe stikstofverwijderende bacterie anammox, is bekeken welke verstekelingen zich ophouden in de bacteriecultuur. Minstens 23 nieuwe soorten waren er, waaronder een aantal onbekende, mysterieuze micro-organismen die wellicht parasiteren op andere bacteriën. Het onderzoek van de Radboud Universiteit en BE-Basicdat op 31 maart door Nature Communications online wordt gepubliceerd, kan helpen om anammox-reactoren nog beter te laten werken.

Waterzuiveringsbedrijf Waterstromen installeerde in Olburgen, vlak bij het Gelderse Dieren, in 2006 een van de eerste afvalwaterzuiveringsinstallaties ter wereld op basis van anammoxbacteriën, om het de afvalwater van de nabijgelegen Aviko fritesfrabriek te zuiveren. In theorie zou zo’n reactor stikstofverbindingen uit afvalwater kunnen halen met minder energiegebruik en minder uitstoot van broeikasgas. In de praktijk blijkt dat te kloppen. Sterker nog: de installatie doet het nog iets beter dan verwacht en haalt ook nog het laatste restje koolstof uit de afvalstroom.

De bacteriecultuur is stabiel gebleken en werd de moeder van nieuwe reactoren: biomassa uit de anammoxreactor ging onder meer naar Engeland en zelfs naar China. Per schip mislukte dat – de bacteriën stierven onderweg, maar per speciaal ingehuurde jumbojet (wat wel aangeeft hoe waardevol de cultuur is) kwamen ze toch levend en wel aan in Binnen–Mongolië, waar de Oldenburgense bacteriën de starters werden van wat de grootste anammox-afvalwaterzuiveringsinstallatie ter wereld . Op dit moment zijn er meer dan honderd van die installaties ter wereld, en dat aantal gaat gauw omhoog.

Tijd om eens te kijken hoe het echt staat met de Aviko-culture. ‘Het is een mooi goed werkend mengsel en meer kennis daarover kan helpen om anammox-waterzuivering nog verder te verbeteren en in de nabije toekomst ook voor gewone rioolsystemen in te zetten,’ licht Mike Jetten, hoogleraar microbiologie aan de Radboud Universiteit toe.

Tot nu toe werd er alleen globaal onderzocht hoe het gesteld was met het mengsel, dat bestaat uit ammonium-etende, nitriet-producerende bacteriën die zuurstof nodig hebben, en in ‘klontjes’ samengepakte anammox, waarbinnen zuurstofloze omstandigheden heersen. Anammox eet nitriet en wat er over blijft is schoon stikstofgas. De nieuwe techniek van de meta-genomics stelde microbioloog Daan Speth in staat om te zien wat er nog meer in het mengsel tot bloei was gekomen. Speth promoveerde kort geleden aan de Radboud Universiteit, mede op dit paper.

‘Er zijn zo weinig micro-organismen bekend, echt maar een fractie, en ze lijken onder de microscoop allemaal zo veel op elkaar, dat het geen doen is om ze op het oog te identificeren. Het grootste deel van de microben heeft niet eens een naam. Daarom hebben we gekeken naar het DNA van alle microben samen en dat gesorteerd per soort [zie kader onderaan]. Doordat we specifieke kenmerken van dat DNA herkenden konden we 23 nieuwe bacteriën in de stamboom plaatsen. Niet op naam brengen, wel verbinden met wat we al kennen.’

Speth maakte aparte analyses van de zuurstofminnende bacteriën uit de biomassa – die in de vloeistof zwemmen, en de zuurstofloze die in de vaste delen verblijven. Dit hielp bij de verdere identificatie de soorten. ‘Meta-genomics wordt op deze manier nog maar net toegepast, en wij laten zien dat het ook geschikt is om complexere ecosystemen te analyseren.’

Opvallend vonden de onderzoekers dat alle gevonden soorten sterk verschilden van de bekende meest verwante soort. ‘In feite kennen wij microbiologen vooral de soorten die het goed doen op de bekende agar-agar-geleiplaatjes in het lab. Maar de meeste bacteriën willen daar helemaal niet op groeien.’

Vijf van de soorten die ze vonden horen bij de ‘microbial dark matter’, een nog grotendeels onbekende wereld van micro-micro-organismen. ‘We kunnen er weinig over vertellen, daarvoor zijn ze te onbekend,’ zegt Speth. ‘Behalve dan dat we weten dat ze een heel klein DNA hebben en dat we vermoeden dat het parasieten van bacteriën zijn.’

donderdag 7 april 2016

Eerste promotie op Campus Fryslân: nutriënten terugwinnen uit rioolwater

Kalium en ammonium zijn belangrijke voedingsstoffen in de landbouw. Rioolwater kan een interessante bron zijn voor deze nutriënten, die daar via menselijke urine in terechtkomen. Tijdens een gezamenlijk promotietraject bij Wetsus en de Rijksuniversiteit Groningen heeft Anna Casadellà een membraan ontwikkeld waarmee het mogelijk is kalium en ammonium uit verdunde urine terug te winnen. Zij verdedigt haar proefschrift op 1 april 2016 in Leeuwarden. Het is de eerste promotie op de nieuwe RUG/Campus Fryslân.

Kunstmest is belangrijk voor de landbouw, maar wanneer meststoffen in het oppervlaktewater terechtkomen, kunnen ze voor problemen als algenbloei zorgen. Omdat sommige mestingrediënten, zoals kalium en ammonium, beperkt beschikbaar zijn, zou het ideaal zijn om deze stoffen via een waterzuiveringsinstallatie terug te winnen. Bij Wetsus, het Europese topinstituut voor duurzame watertechnologie, heeft promovenda Anna Casadallà geprobeerd dit mogelijk te maken.

‘Ik heb diverse manieren getest om selectief kalium en ammonium uit afvalwater te halen’, vertelt zij. ‘In een zuiveringsinstallatie heb je daar een membraan voor nodig, met of zonder poriën, die selectief is voor kalium en ammonium.’ Ons lichaam zit vol cellen met zulke selectieve membranen maar Casadellà moest een synthetische variant maken. Daarvoor zette zij een speciaal synthetisch lab op bij Wetsus en werkte ze nauw samen met haar promotor Katja Loos, hoogleraar polymeerchemie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Casadellà bestudeerde het transport van de twee nutriënten en testte verschillende opties. Uiteindelijk bleek een zeoliet met de naam clinoptiloliet de beste. ‘Wanneer je dit mineraal mengt met een polymeer ontstaat er een membraan die 60% van alle kalium en 80% van het ammonium uit verdunde urine kan halen.' Omdat zeoliet erg goedkoop is, zouden dit soort membranen zeker een haalbare optie zijn voor gebruik in een waterzuiveringsinstallatie. ‘Mijn werk laat zien dat het principe werkt’, vertelt Casadellà. ‘De volgende stap is de techniek implementeren.’

De promotie van Casadellà is de eerste bij de RUG/Campus Fryslân. Decaan prof. Jouke de Vries vertelt dat er nog meer zullen volgen: ‘In 2011 zijn twintig promovendi gestart met een onderzoeksproject, die allemaal werken bij een Friese kennisinstelling, onder begeleiding van een Nederlandse universiteit.’ Een tweede ronde met projecten is in 2013 in gang gezet, waarin een jaar later nog eens vijftien ‘Friese’ promovendi aan de slag gingen.

Er waren dus verschillende Nederlandse universiteiten betrokken bij de beide programma’s, die zijn opgezet door – zoals het toen heette – University Campus Fryslân, een netwerkorganisatie van universiteiten en kennisinstellingen in Friesland. ‘Maar om deze campus verder te ontwikkelen hadden we een universiteit nodig die zich hiermee wilde verbinden’, zegt De Vries. Dat werd de Rijksuniversiteit Groningen. Met steun van de provincie Friesland en de gemeente Leeuwarden ging de RUG op 1 januari van dit jaar officieel van start met de RUG/Campus Fryslân.

De Vries: ‘De promotie vindt plaats in de historische Oranjezaal in het stadhuis van Leeuwarden. We hopen dat andere promovendi in het programma hun proefschriften ook hier in Leeuwarden zullen verdedigen.’ Dat vraagt wel een logistieke inspanning: ‘We moeten bijvoorbeeld de hoogleraren en de pedel vanuit Groningen naar Leeuwarden brengen.’ De promotie betekent een terugkeer van het universitaire leven in Friesland, dat in 1843 eindigde met de sluiting van de universiteit van Franeker. ‘De pedellenstaf uit Franker wordt binnenkort aan ons aangeboden door de burgemeester. Die staf is te kwetsbaar om te gebruiken, maar we willen een replica maken voor gebruik op onze campus.’

De Spaanse Anna Casadellà heeft genoten van haar tijd in Friesland. ‘Ik kom uit Catalonië, dat in Spanje een positie heeft die vergelijkbaar is met die van Friesland in Nederland’, zegt zij met een brede lach. Ze heeft zelfs wat Fries geleerd: ‘De analisten spraken mij vaak aan in het Fries. Maar verder was het lab van Wetsus een zeer internationale omgeving. Een prima plek om te werken.’

woensdag 6 april 2016

Rotterdam haalt mijlpaal 190 km rioolvervanging in vijf jaar

In 2015 heeft de gemeente in de stad ruim 42 kilometer aan riolering vervangen, een ‘tweede Rotterdamse marathon’. Daarmee is ook de totale collegeopgave over de periode 2011-2015 uit het Gemeentelijk Rioleringsplan-3 gehaald. In deze periode werd in totaal 190 kilometer riolering vervangen.

Een goed werkend rioleringsysteem is van groot belang voor het functioneren van de stad. Het draagt bij aan droge voeten voor Rotterdammers en een gezonde en leefbare stad. Het college stond de afgelopen vijf jaar voor de opgave om 190 kilometer riool te vervangen. Dankzij de gebiedsgerichte aanpak en samenwerking met externe partners en betrokken bewoners is dit gelukt.

Joost Eerdmans, wethouder  o.a. Buitenruimte: “In een stad waar bereikbaarheid ondanks alle werkzaamheden voorop staat, is het aanleggen van ‘een Rotterdamse marathon’ aan riool een ware prestatie. Dankzij goede afspraken met partners in de buitenruimte als netbeheerder Stedin en Evides Waterbedrijf worden hun werkzaamheden met die van de gemeente gecombineerd en hoeft de straat minder vaak open.” Door het vervangen van oude rioolbuizen houdt Rotterdam een goed functionerend watersysteem en een gezonde en leefbare stad. Maar Rotterdammers kunnen zelf ook een bijdrage leveren aan de wateropgave in de stad. 'De komende jaren gaan we bewoners actief hierbij betrekken.'

In Rotterdam ligt in totaal zo’n 2.500 kilometer riool. Gemiddeld gaan riolen 60 jaar mee. Veel riolen zijn in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw aangelegd. Om de stad technisch in conditie te houden, is het nodig dat de gemeente tussen 2016 en 2020 tweehonderd kilometer riolering vervangt, een gemiddelde van 40 kilometer per jaar. Dat is afgesproken in het Gemeentelijk Rioleringsplan-4 en door de gemeenteraad vastgesteld in december 2015. Andere speerpunten in het rioleringsplan zijn het aanpakken van de problemen door te hoge of te lage grondwaterstanden en het actief betrekken van bewoners omdat Rotterdammers ook zelf de nodige maatregelen kunnen treffen om wateroverlast te voorkomen. Samen met de waterschappen werkt Rotterdam aan innovaties als het terugwinnen van energie uit afvalwater.

In het grotendeels bebouwde en verharde stadscentrum voert de riolering het grootste deel van het hemelwater af. Als het heel hard regent, kunnen de singels en de riolering het water niet altijd tijdig verwerken. Dat kan leiden tot wateroverlast op straat en in kelders en souterrains. Als het riool vol is gelopen, is het mogelijk om water vanuit het riool over te storten naar rivieren en singels. Maar dit gaat ten koste van de waterkwaliteit en de leefbaarheid in de stad en moet daarom door een goed functionerend rioleringsysteem zoveel mogelijk voorkomen worden. De afspraken in het Gemeentelijk Rioleringsplan zorgen ervoor dat de stad leefbaar, gezond en aantrekkelijk blijft.

dinsdag 5 april 2016

IMARES blijft in Yerseke dankzij regionale samenwerking

IMARES blijft in Yerseke met een Regiocentrum. Op 29 maart jl. hebben o.a. Provincie Zeeland, gemeente Reimerswaal en de Producentenorganisatie (PO) Mosselcultuur samen met IMARES Wageningen UR een convenant ondertekend op het gemeentehuis van Reimerswaal. Met het convenant investeren de samenwerkingspartners in regionaal gebonden onderzoek gericht op de kottervisserijsector, de schelpdiersector en regionaal delta-onderzoek.

In totaal hebben 12 partijen uit de regio het convenant ondertekend. De regionale vissector kan met dit samenwerkingsverband rekenen op wetenschappelijk onderzoek dat in nauw contact met de sector is afgestemd en waarin kwekers en vissers zelf een actieve rol krijgen. Met deze nieuwe aanpak zal de sector beter invulling kunnen geven aan de uitdagingen waar zij voor staat. Voorbeelden zijn de inpasbaarheid van de mosselkweek binnen natuurgebieden, de bedreiging van de oesterkweek door de oesterboorder en de invoering van de aanlandplicht in de kottervisserij. 

Gedeputeerde Jo-Annes de Bat: "De Zeeuwse visserij- en aquacultuursector vormt een essentieel onderdeel van de Zeeuwse economie, één van de krachtigste regionale economieën in Europa. De sector staat voor een aantal belangrijke innovatie-opgaven. IMARES in Yerseke kan de wetenschappelijke kennis leveren om deze te beantwoorden".

“Het behoud van IMARES is van groot belang voor een duurzame toekomst van de schelpdiersector. De verbinding tussen wetenschap en praktijk is onmisbaar. IMARES en Yerseke hebben elkaar nodig,” aldus Wethouder de Kunder

maandag 4 april 2016

Nieuwe brochure Varen in de provincie Groningen is uit

Het nieuwe watersportseizoen start op 1 mei. Tot 1 oktober worden de bruggen en sluizen in de provincie Groningen weer bediend voor de recreatievaart. In de brochure Varen in de provincie Groningen  (PDF PDF-bestand, 583 KB)staat informatie voor de recreatievaart over de vaarwegen in de provincie Groningen.

Alle informatie over de bedieningstijden van de bruggen en sluizen, informatie over vaartrajecten en adressen van ophaalpunten van zelfbedieningssleutels vindt u in de brochure Varen in Groningen. De brochure is geldig van 1 mei tot 1 oktober 2016 en is verkrijgbaar bij de provincie Groningen, de VVV-kantoren, jachthavens en bij de meeste gemeentehuizen.

vrijdag 1 april 2016

Zicht op Structuur in watersystemen

Tauw is samen met het Nederlands Instituut voor Ecologie en Witteveen+Bos gestart met een project voor acht waterschappen en STOWA om de fysieke leefomgeving van watersystemen in kaart te brengen: Zicht op Structuur.

Waterbeheerders denken steeds vaker vanuit een systeembenadering: de focus ligt niet meer lokaal maar op het gehele watersysteem. Hoe een watersysteem er fysiek uitziet (bijvoorbeeld door beschoeiing, oevervorm en waterdiepte) heeft direct invloed op het ecologisch functioneren ervan. De fysieke omgeving in kaart brengen gebeurt echter niet altijd, of niet structureel. Ook is er geen duidelijkheid over de meest belangrijke structuurparameters. Data uit huidige monitoringsprogramma’s geven vaak een lokale momentopname weer en zeggen niets over het complete watersysteem.

Doel van het project ‘Zicht op Structuur’ is het ontwikkelen van een standaard methodiek om structuur in kaart te brengen op verschillende schaalniveaus: standplaats, watergang en watersysteem. De methodiek bestaat uit een meetprotocol en een handleiding om meetgegevens te verwerken en visualiseren. Het project heeft een bottum-up benadering: ervaringen van alle projectpartners worden verwerkt in de methode. “We ontwikkelen de methode samen en maken daarbij gebruik van case studies. Tijdens deze case studies wordt de methode uitgewerkt, getest en gevalideerd. Zo weten we zeker dat hij bruikbaar is,” vertelt Susan Sollie, adviseur bij Tauw.

Om de methodiek te ontwikkelen wordt gebruik gemaakt van bestaande relevante parameters als waterdiepte, maai- en baggerfrequente en slibaanwas. Maar ook nieuwe technieken zoals de inzet van drones om de structuur in te meten, worden toegepast. Susan: “Het project draagt bij aan de ESF-methodiek (Ecologische Sleutelfactoren) van STOWA. Met onze methodiek geven we namelijk invulling aan systeembegrip via de Ecologische Sleutelfactoren Habitatgeschiktheid (ESF 4), Connectiviteit (ESF 5) en Verwijdering (ESF 6).”

De deelnemende waterschappen aan het project zijn Wetterskip Fryslan, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, Waterschap Rivierenland, Waterschap Hollandse Delta, Waterschap Scheldestromen en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.